Ministerie van Defensie



Brieven aan de Kamer


Reactie op het jaarverslag-2000 van de Inspecteur Generaal der Krijgsmacht

29-05-2001

In mijn brief aan het parlement van 30 maart 1999 (1998-1999 26237, nr.3) concludeerde ik dat de Inspecteur Generaal der Krijgsmacht (IGK) een belangrijke rol bij de interne communicatie vervult. Ik zegde toe dat het jaarverslag van de IGK voortaan vergezeld van mijn reactie hierop, aan de Tweede Kamer wordt aangeboden. Hierbij geleid ik het IGK-jaarverslag 2000 door met daarbij mijn reactie op een aantal belangrijke punten daaruit.

De Minister van Defensie

mr. F.H.G. de Grave

REACTIE OP HET IGK-JAARVERSLAG 2000

Algemeen

Defensie beschikt met de Inspecteur-Generaal der Krijgsmacht (IGK), tevens Inspecteur der Veteranen, over een onafhankelijke vertrouwenspersoon die zich, los van functionele en hiërarchische lijnen, een beeld vormt van wat leeft binnen Defensie. In 1999 besloot ik de rol van de IGK door middel van een aantal maatregelen te versterken. Zo berichtte ik de Kamer dat de rapportages van de IGK ten behoeve van de bewindslieden altijd gepaard gaan met heldere en duidelijke aanbevelingen, dat de ervaringen en de aanbevelingen van de IGK bij de beleidsontwikkeling worden betrokken en dat de adviesrol van de IGK een meer structureel karakter krijgt.

Uit het IGK-jaarverslag 2000 leid ik af dat voornoemde beleidsvoornemens hun vruchten afwerpen. De IGK stelt dat de procedure met de kwartaalrapportages goed werkt. Verder constateert de IGK dat zijn adviezen structureel worden betrokken bij de beleidsontwikkelingen en leiden tot aanpassing in de uitvoering van dat beleid. Ook de punten waarover de IGK in zijn vorige jaarverslag adviseerde daaraan extra aandacht te besteden, hebben het afgelopen jaar bijzondere aandacht gekregen, aldus de IGK.

Kortom, met de bevindingen van de IGK wordt door Defensie werkelijk wat gedaan. Daarnaast vestigt de IGK de aandacht ook op een aantal aangelegenheden die naar zijn mening de komende periode nog nadere aandacht behoeven. Een groot deel daarvan heeft betrekking op de personele vulling van Defensie.

Personele vulling
Met instemming neem ik kennis van de constatering van de IGK dat de inzet en betrokkenheid van het personeel bij de taakuitvoering in het algemeen groot zijn. De personele bezetting baart de IGK, evenals mij, echter zorgen. Als een van de grootste Nederlandse werkgevers staat de krijgsmacht midden in de maatschappij. De krapte op de arbeidsmarkt laat Defensie dan ook niet onberoerd. De IGK constateert dat vooral als gevolg van toenemende spanning tussen personele middelen en taken, de motivatie van het personeel bij een aantal Defensie-onderdelen onder druk staat. Het afgelopen jaar is al een groot aantal maatregelen genomen om de personele vulling van krijgsmacht te verbeteren.

De verbetering van de personele bezetting van de krijgsmacht is een van de speerpunten van het beleid van de Staatssecretaris en van mij. Over het integrale verbeteringstraject bent u vooral met de brieven van 30 mei 2000 (T.K. 26.900, nr 27) en 31 oktober 2000 (T.K. 26.900, nr 32) geïnformeerd. Deze gaan per thema in op het merendeel van de maatregelen die de IGK in zijn jaarverslag-2000 noemt. Voorbeelden hiervan zijn:
de civiele scholing. Onder dit thema valt de intensivering van de instroomopleidingen (oriëntatiejaren landmacht en luchtmacht alsmede de opleiding vrede en veiligheid);
de werkzekerheid. Hieronder vallen de werkzekerheidplannen van de krijgsmachtdelen;
en het landelijk regionaal georiënteerd netwerk. Mede op basis van de resultaten van drie proefprojecten van de Koninklijke Landmacht, die ook in het IGK-verslag zijn opgenomen, wordt verdere aansluiting gezocht bij bestaande netwerken op de arbeidsmarkt en civiele opleidingscentra.

Daarnaast zijn ook de financiële voorwaarden voor het werken bij Defensie verbeterd. Zo zijn in het begin 2001 gesloten arbeidsvoorwaardenakkoord afspraken gemaakt over onder andere de flexibilisering van het bezoldigingssysteem van militairen, de verbetering van salarissen voor specifieke groepen en de verruiming van bindingspremies en het beloningsbeleid. De IGK schrijft dat het nog te vroeg is de resultaten van het integrale verbetertraject in samenhang te beoordelen. Over de voortgang hiervan wordt u in juni 2001 geïnformeerd.

Op basis van de, ook in het IGK-jaarverslag genoemde, onderzoeken van Rijnconsult en de Rijksvoorlichtingsdienst wordt een aantal aandachtspunten met prioriteit voorbereid en uitgevoerd. Ook de omvorming van de Defensieorganisatie Werving en Selectie (DWS) tot een facilitair keurings- en selectiecentrum behoort hiertoe. Zoals de IGK adviseert, wordt daarbij veel aandacht besteed aan maatregelen die het draagvlak voor deze veranderingen onder het personeel moeten bevorderen. De IGK merkt verder op dat in het buitenland geplaatst personeel gebrekkig wordt geïnformeerd. Deze opmerking van de IGK wordt meegenomen bij het beleidskader verhogen internationale mobiliteit dat dit jaar wordt ontwikkeld. Een andere constatering van de IGK betreft de positie van de reservisten in de krijgsmacht. Over het reservistenbeleid wordt de Kamer op korte termijn nader geïnformeerd.

Dit jaar ging de Financiële Verantwoording van Defensie, die ook in de plaats is gekomen van de jaarlijkse brief personeelsvoorziening, in op de bereikte resultaten inzake instroom, doorstroom en uitstroom. Voor de duidelijkheid merk ik op dat de aantallen die in de verantwoording over 2000 worden genoemd soms afwijken van aantallen die de IGK in zijn jaarverslag hanteert. Dit wordt veroorzaakt door verschillende begripsdefinities. Zo stelt de IGK dat het aantal sollicitanten 18.000 bedraagt, terwijl in de Financiële Verantwoording over 2000 het aantal van 16.600 wordt genoemd. Dit kan worden verklaard door het feit dat de verantwoording zich beperkt tot sollicitanten voor de functie als BOTer of BBTer. De IGK telt daarentegen ook de kandidaten voor NATRES en voor de oriëntatiejaren mee. Defensie werkt overigens continu aan de verbetering van de eenduidigheid van het begrippenkader waaronder ook de personeelsdefinities. Zo is begin dit jaar de laatste versie van het Handboek Bestuurlijke Informatievoorziening Personeel verspreid.

Tegengaan van ongewenst gedrag
De IGK constateert in zijn jaarverslag dat bij alle schoolbataljons, met uitzondering van het Schoolbataljon Luchtmobiel, grote behoefte bestaat aan vrouwelijke instructeurs. Dit in verband met de zeer kwetsbare positie van jonge vrouwelijke leerlingen, aldus de IGK. Het moet duidelijk zijn dat Defensie ongewenst gedrag niet tolereert. Zo wordt thans een sluitend vangnet voor meldingen inzake (alle vormen) van ongewenst gedrag en vermeende misstanden ontwikkeld. Binnen elk van de beleidsterreinen wordt een netwerk van vertrouwenspersonen gevormd, laagdrempelig en direct bereikbaar. Daarnaast is eind 2000 bij de IGK een centraal meldpunt ingesteld voor degenen die hun melding niet binnen de eigen eenheid of werkplek willen doen. In dit verband verwijs ik ook naar de toezegging van de Staatssecretaris tijdens het algemeen overleg van 11 april jl. om de Kamer binnenkort een stappenplan toe te sturen over wat Defensie verder tegen ongewenst gedrag gaat doen. Bij het opstellen hiervan wordt ook een extern bureau betrokken. Over het tegengaan van ongewenst gedrag bent u eerder geïnformeerd met de brieven van 13 juli 2000 en van 24 oktober 2000.

Andere belangrijke aandachtspunten
Naast de personele aspecten signaleert de IGK ook andere punten die nadere aandacht vragen, zoals

* de Operationele Gereedstelling (OGS) van de 11e Luchtmobiele brigade in 2003. De IGK meldt dat deze doelstelling onder druk staat. In de achttiende halfjaarlijkse rapportage over het project Oprichting Luchtmobiele brigade van 20 maart 2001 is hierop al nader ingegaan. Zo is daarin meegedeeld dat op 8 december 2000 een projectorganisatie is opgericht met als doel de OGS in 2003 zeker te stellen. Deze doelstelling wordt nog altijd haalbaar geacht;

* de samenvoeging van de grondgebonden luchtverdediging van de Koninklijke Landmacht met die van de Koninklijke Luchtmacht. Ik deel de mening van de IGK dat hierover spoedig meer duidelijkheid moet ontstaan. Het personeel en de Kamer worden in de loop van dit jaar nader geïnformeerd;

* de flexibilisering van de uitzendingen. De IGK steunt de visie dat besluitvorming over flexibilisering van uitzendtermijnen niet op het niveau van commandanten moet plaatsvinden, maar op dat van de Chef Defensiestaf/Bevelhebber. Ook over de flexibilisering van de uitzendingen wordt de Kamer zo spoedig mogelijk een brief gezonden.
* de ontwikkelingen in het District Koninklijke Marechaussee Schiphol. Daar oefent volgens de IGK een veelheid van spelers druk uit om het niveau van dienstverlening te verbeteren. De IGK verwacht dat deze problematiek beter kan worden beheerst als de voorgenomen instelling van een Bestuursraad wordt gerealiseerd. Deze Raad is op 10 april jl. inderdaad opgericht. De Bestuursraad bestaat uit alle relevante vertegenwoordigers van het gezag en het beheer en adviseert mij over de te stellen doelen en prioriteiten met betrekking tot het gehele werkterrein van de Koninklijke Marechaussee. Daarnaast is inmiddels ook een Regiegroep Schiphol opgericht, waarin zowel de relevante overheidspartijen als de Luchthaven Schiphol zijn vertegenwoordigd. Deze regiegroep bespreekt de knelpunten die specifiek betrekking hebben op Schiphol.

* de werkdruk van de staf van de Koninklijke Marechaussee. Thans worden de activiteiten bij de staven geïnventariseerd waarna de formatie opnieuw wordt vastgesteld. Na overleg met de medezeggenschapcommissies en de centrales voor overheidspersoneel kan begin 2002 met de vulling van de nieuwe organisatie worden aangevangen. Naar verwachting neemt daarmee de door de IGK gesignaleerde werkdruk bij de staf Koninklijke Marechaussee af.

Bedrijfsvoering
Op verzoek van de Staatssecretaris van Defensie heeft de IGK in het rapportagejaar extra aandacht besteed aan de bedrijfsvoering binnen Defensie. Zijn bevindingen op dit vlak bieden aanknopingspunten voor verdere verbetering van het Beleid Bedrijfsvoering Defensie-2000 (BBD-2000). Zoals de IGK zelf ook al stelt, worden zijn conclusies en aanbevelingen betrokken bij het bedrijfsvoeringsbeleid van de Directeur-Generaal Economie & Financiën (DGEF).

De IGK constateert dat binnen de organisatie draagvlak voor het BBD-2000 bestaat. Ik ben het eens met zijn opmerking dat het BBD-2000 een middel is en geen doel op zich. Daarom sluit het zoveel mogelijk aan bij bestaande plannings- en controlprocessen en bij lopende projecten, zoals Van Beleidsbegroting tot Beleidsverantwoording (VBTB) en de ontwikkeling van het Beleidsplan Informatievoorziening (IV-beleidsplan). Met dit IV-beleidsplan, waarover u nog separaat wordt geïnformeerd, voorziet Defensie in de ook door de IGK gesignaleerde behoefte om de informatievoorziening beter op het sturingsconcept te laten aansluiten. Ook de omvang en de eenduidigheid van de managementinformatie biedt ruimte voor verbetering, aldus de IGK. Thans wordt op basis van opgedane ervaringen nadrukkelijk gekeken naar mogelijkheden deze twee aspecten te verbeteren.