Ministerie van Financiën
http://www.minfin.nl
MINFIN: Antwoorden over de 40 dagen-regeling
PERSBERICHTNR. 01/153 Den Haag 29 mei 2001
ANTWOORDEN VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIEN OP VRAGEN VAN DE
LEDEN DE VRIES EN TERPSTRA VAN DE TWEEDE KAMER DER STATEN GENERAAL
OVER DE 40-DAGEN-REGELING
VRAGEN
1.
Is het u bekend dat veel bedrijven en organisaties met ambulante
werknemers niet op de hoogte zijn van het feit dat het bepaalde in
art. 16, lid 2, Wet op de Loonbelasting 1964, de zogenoemde
40-dagenregeling, niet alleen van toepassing is op reizen naar de
locatie waar het bedrijf of de organisatie is gevestigd, maar ook naar
een externe plek waar het werk wordt verricht, zoals o.a. bij de
thuiszorg?
2.
Onderkent u dat dientengevolge een forse fiscale claim kan groeien in
de vorm van een onverwachte en hoge naheffingsaanslag loonbelasting
als bij een controle na enkele jaren de 40-dagenregeling door de
Belastingdienst met terugwerkende kracht wordt toegepast op de
verstrekte reiskostenvergoedingen?
3.
Bent u op de hoogte van het feit dat een correcte toepassing van de
bedoelde 40-dagenregeling voor het reizen naar ambulante werkplekken,
met name als dat veel verschillende werkplekken zijn, in veel
bedrijven en organisaties tot een zware administratieve belasting
leidt in het geval zij deze fiscale problematiek wel mochten
doorgronden?
4.
Heeft u kennisgenomen van signalen uit met name de thuiszorgsector,
dat de in vraag 1, 2 en 3 bedoelde problematiek in die sector niet
alleen tot onwerkbare situaties leidt maar ook tot een achteruitgang
in netto-inkomen in verband met de vele vaste adressen die de
thuiszorgmedewerkers moeten bezoeken (soms 8 tot 10 per dag) doordat
dergelijke zorg feitelijk alleen door een thuiszorgmedewerker met een
eigen auto kan worden verleend?
5.
Deelt u de mening dat het zogenoemde reiskostenforfait eigenlijk
slechts geschikt is om het woon-werkverkeer fiscaal te reguleren van
werknemers die op één vaste locatie werken, zoals kantoorpersoneel?
6.
Bent u bereid onderzoek te doen naar praktische oplossingen met zo
mogelijk terugwerkende kracht voor de problematiek zoals beschreven in
de vragen 1, 2, 3 en 4?
ANTWOORDEN
1, 2 en 5.
Het reiskostenforfait is van toepassing indien een werknemer
regelmatig heen en weer reist tussen de woning en de plaats(en) waar
arbeid wordt verricht. Tot en met 1996 was het reiskostenforfait van
toepassing als was voldaan aan het zogenoemde 20-dagencriterium. Het
20-dagencriterium leidde in de praktijk met grote regelmaat tot de
vraag of men al dan niet onder het reiskostenforfait viel. Met ingang
van 1 januari 1997 is daarom een vereenvoudigde regeling in de Wet op
de loonbelasting 1964 opgenomen . Deze regeling houdt in dat in ieder
geval sprake is van regelmatig heen en weer reizen als de werknemer in
het kalenderjaar op 40 of meer dagen naar de plaats(en) van arbeid
heeft gereisd of vermoedelijk zal reizen.
Voor de toepassing van het reiskostenforfait maakt het geen verschil
of de werknemer naar één of naar meerdere arbeidsplaasten reist. In de
Handleiding loonbelasting, premie volksverzekeringen en premies
werknemersverzekeringen, die jaarlijks aan de inhoudingsplichtigen
wordt toegezonden, wordt dan ook opgemerkt dat bij wisselende
arbeidsplaatsen per arbeidsplaats moet worden beoordeeld of het
40-dagencriterium van toepassing is. Daaraan is toegevoegd dat de
reiskostenregeling afzonderlijk moet worden toegepast op het reizen
naar elke arbeidsplaats waarheen de werknemer ten minste 40 maal per
jaar reist. Ik ga er daarom vanuit dat de werking van het
reiskostenforfait in de praktijk in voldoende mate bekend is. Het ligt
dan ook voor de hand dat in beginsel een naheffingsaanslag wordt
opgelegd indien ten onrechte geen loonbelasting is ingehouden over te
hoge reiskostenvergoedingen.
In het verleden is meerdere keren aandacht gevraagd voor het
reiskostenforfait en de positie van ambulante werknemers. Naar
aanleiding van kamervragen over bedrijfsverzorgende diensten en
gezinshulp heeft mijn ambtsvoorganger over het per 1 januari 1997
ingegane regime opgemerkt dat met de 40-dagenregeling op praktische
wijze is tegemoetgekomen aan eerdere praktijkproblemen over de
toepassing van het reiskostenforfait . Zoals ook in die beantwoording
is gezegd, zou een bijzondere regeling voor bepaalde groepen in strijd
komen met het streven zoveel mogelijk gevallen onder de werking van
het reiskostenforfait te laten vallen. Daarbij dient te worden bedacht
dat een bijzondere regeling niet alleen voor bedrijfsverzorgende
diensten en gezinshulpen zou moeten worden getroffen, maar voor alle
ambulante werknemers.
3 en 4.
Over de reiskosten voor medewerkers in de thuiszorg zijn recent vragen
gesteld door het lid van de Tweede Kamer Dankers. In het mede namens
mij gegeven antwoord van de staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport is over de te verrichten administratieve handelingen
opgemerkt dat deze afhangen van de reiskostenvergoedingsregeling van
de instelling . Daaraan is toegevoegd dat dit niet alleen geldt voor
medewerkers in de thuiszorg, maar voor iedereen in Nederland.
6.
In het antwoord op de vragen van het kamerlid Dankers is opgemerkt dat
een vertegenwoordiging van de Belastingdienst overleg voert met de
Landelijke Vereniging voor Thuiszorg en dat uw Kamer zou worden
geïnfomeerd over het resultaat van dat overleg. Thans kan ik uw Kamer
meedelen dat ik de mogelijk-heden onderzoek van een regeling, waarbij
de ingevolge het reiskostenforfait te belasten deel van de vergoeding
in de eindheffing kan worden betrokken. Het op deze wijze te belasten
bedrag zou ten hoogste het verschil kunnen zijn tussen de voor
regelmatig woon-werkverkeer (per auto) gegeven vergoeding van 0,60/km
en het bedrag dat op grond van het reiskostenforfait onbelast kan
worden vergoed. De onder het reiskostenforfait vallende vergoeding zou
bij de inhoudingsplichtige kunnen worden bepaald aan de hand van een
represen-tatieve steekproef die voor een aantal jaren maatgevend zou
kunnen zijn.
Ik merk hierbij op dat in de huidige Wet op de loonbelasting 1964 al
is voorzien in een eindheffingsmogelijkheid voorzover achteraf blijkt
dat een werknemer in een kalenderjaar 40 keer of meer heeft gereisd
tussen zijn woning en zijn arbeids-plaats en de werkgever niet het
reiskostenforfait heeft toegepast. In dit geval is het
reiskostenforfait met terugwerkende kracht van toepassing tot de
eerste reisdag in het kalenderjaar. De loonbelasting/premie
volksverzekeringen over het achteraf bezien te hoge deel van de
reiskostenvergoedingen moet de werkgever als eindheffing afdragen.
Deze bestaande eindheffing geldt uitsluitend voor de eerste 40
reisdagen . De hiervoor genoemde eindheffingsmogelijkheid die
momenteel wordt onderzocht, zou betekenen dat over een (aanzienlijk)
hoger bedrag eindheffing kan worden toegepast. Ik zal uw Kamer
informeren zodra dit onderzoek is afgerond.
Woordvoerder: drs. P.A.W. Lamers
telnr. 070- 342 8403
29 mei 01 17:00