Den Haag, 29 mei 2001
VRAGEN VAN DE LEDEN REHWINKEL EM TIMMERMANS (BEIDEN PVDA) AAN DE MINISTER EN
DE STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE ZAKEN
1. Bent u op de hoogte van het overleg van uw mMinisterie met het Europees
Octrooibureau (EOB) over de status van deze in Rijswijk gevestigde
instelling en haar medewerkers?
2. Klopt het dat het voorstel van het ministerie van Buitenlandse Zaken
voor een nieuwe zetelovereenkomst met het EOB veel minder gunstig voor de
instelling en haar medewerkers is dan overeenkomsten met vergelijkbare in
Nederland gevestigde internationale organisaties? Zo ja, wat is de
verklaring voor de verschillen?
3. Zullen verschillen in behandeling er niet toe leiden dat de vestiging
van het EOB in Rijswijk zal worden ingekrompen ten gunste van vestigingen
elders in de Europese Unie, waar een betere en met andere internationale
organisaties afgestemde vestigingsovereenkomst bestaat?
4. Klopt het dat personeel van het EOB al geruime tijd grote problemen
ondervindt wanneer men tracht zich in te schrijven in de gemeentelijke
basisadministratie van de gemeente waar men woont omdat de huidige
zetelovereenkomst onduidelijkheid laat bestaan over de status van het
personeel? Zo ja, waarom zijn er dan geen voorzieningen getroffen om dit
probleem op te lossen?
5. Hoe is de gang van zaken te rijmen met het streven Nederland en met name
de regio Den Haag een aantrekkelijke vestigingsplaats te maken voor
internationale organisaties?
6. Bent u bereid ervoor te zorgen dat er een vestigingsovereenkomst wordt
gesloten die recht doet aan de status van het EOB en haar personeel, ook in
verhouding tot andere in Nederland gevestigde internationale organisaties,
mede ten einde te voorkomen dat de EOB vestiging in Rijswijk wordt opgeheven
dan wel wordt uitgehold?