Orde van Medisch Specialisten

Terug- en vooruitblik van de algemeen voorzitter, een nadere kennismaking

Nu 'de eerste 100 dagen' goed zijn doorstaan is het tijd voor een nadere kennismaking met de 54-jarige voormalig voorzitter van de NIV, Rob Valentijn, die op 1 januari 2001 de fakkel overnam van Floris Sanders. In een interview in het Ordenieuws van april 2001 vertelt Valentijn over de weg die hij doorlopen heeft als een jonge ambitieuze dokter tot het voorzitterschap bij de Orde. Maar hij beantwoordt voor u wellicht een belangrijke vraag; hoe heeft Valentijn de afgelopen 100 dagen doorlopen en hoe ziet hij de toekomst.

Zoals zo velen weet de jonge Rob Valentijn al op de middelbare school in Voorburg wat hij later wil worden: huisdokter, in een groot wit huis op het platteland. Tijdens de studie raakt hij als student-assistent echter verzeild op de afdeling hemodialyse en de - zoals destijds niet ongebruikelijk - door de hoogleraar aangegeven richting blijft hij trouw. Valentijn start na het artsexamen zijn specialisatie Interne Geneeskunde in het aan Yale-University verbonden Hospital St. Raphaël. Na een tweejarig verblijf in de Verenigde Staten volgen nog vier jaar opleiding in het Academisch Ziekenhuis Leiden (AZL) . In 1981 rondt Valentijn zijn opleiding met succes af en wordt hij naast wetenschappelijk medewerker Chef de Policlinique Niertransplantatie in het AZL. Na een aantal leidinggevende functies waaronder hoofd van de dialyse-afdeling en het afronden van zijn proefschrift ('Circulating immune complexes in glomerulonephritis ans systemic vaculitis') wordt Valentijn in 1985 benoemd tot Universitair Hoofddocent op het vakgebied Inwendige Geneeskunde, in het bijzonder de nierziekten. Een verdere academische en wetenschappelijke carrière lijkt dan een logische volgende stap. Maar dat gebeurt niet. Na een academische carrière van 10 jaar stapt Rob Valentijn in 1988 over naar de periferie, om toe te treden tot de Maatschap Interne Geneeskunde van het Rode Kruis Ziekenhuis Den Haag. Valentijn: "Een academische loopbaan is zeker leuk, maar ik wil graag actief zijn in de dagelijkse patiëntenzorg en dat kon in die tijd slechts moeizaam. De nadruk lag vooral op onderzoek. Overigens heb ik niet zoveel activiteiten moeten inleveren bij mijn overstap naar de periferie. Ik ben actief in het onderwijs, ben opleider en daarnaast ook bestuurlijk actief. Daarnaast zijn we er in ons ziekenhuis in geslaagd om nog op zeer bescheiden schaal wetenschappelijk onderzoek te stimuleren en te financieren. Zo hebben we met het AZL een onlangs afgesloten onderzoek gedaan naar de behandeling van osteoporose; met de VU doen we onderzoek naar immunologische effecten van buikdialyse; met een subsidie van de Nierstichting doen we onderzoek naar 'dorstgevoel bij nierdialysepatiënten'. Dus, in zekere zin ben ik de wetenschap wel trouw gebleven. Dat geldt zeker ook voor het opleiden. Dat vind ik gewoon enig; daar geniet ik dagelijks van. Ja, ook nu nog, want ik heb bij mijn overstap naar de Orde bedongen dat ik vooralsnog opleider Interne Geneeskunde mag blijven. Ik weet overigens niet of dat op termijn wel te combineren is, want het betekent voor de andere mensen in het opleidersteam natuurlijk een extra belasting. We kijken daarom eerst hoe het dit jaar gaat en nemen dan pas een besluit of het haalbaar is om dit zo te blijven doen. Want je moet ook weer verder in je vak, als je periode als voorzitter van de Orde erop zit. Hoelang dat gaat duren? Dat weet je natuurlijk nooit, maar een termijn van drie jaar wordt over het algemeen als 'goed' gekwalificeerd. Daar ga ik dan maar op af."

De eerste maanden als algemeen voorzitter
Vanaf het moment dat Valentijn de fakkel van Floris Sanders heeft overgenomen, heeft hij als algemeen voorzitter van de Orde kunnen ervaren wat het is om in alle dynamiek en hectiek van de zorgsector invulling te geven aan het algemeen voorzittersschap van de Orde. De komende drie jaar heeft Valentijn een gefaseerd beeld voor ogen. Het eerste jaar gebruikt hij om zich in te werken, het tweede jaar om nieuwe dingen op te starten en lijnen uit te zetten en het derde jaar om daarvan proberen te oogsten: "Als ik dat haal, want het voorzitterschap van de Orde is wel een heftige baan, waarin er werkelijk sprake is van roofbouw: tot 12 of 1 uur 's nachts zit ik nog allerlei rapporten en stukken te lezen om de volgende dag maar weer zo goed mogelijk voorbereid te zijn op gesprekken, vergaderingen en onderhandelingen. Een deel van het werk is structureel, maar er gebeuren ook erg veel dingen ad hoc; meer althans dan tijdens mijn periode bij de NIV. Daar heb ik als voorzitter ook wel te maken gehad met de beroepsuitoefening: welke omstandigheden hebben we daarvoor nodig en hoe faciliteren we dat. Daarnaast kwam het kwaliteitsaspect van ons vak de laatste jaren erg op de voorgrond: complicatieregistratie, nascholing et cetera; dat zie ik nu allemaal terug in mijn nieuwe functie bij de Orde. Datzelfde geldt voor producttypering. De Diagnose Behandeling Combinaties spelen ook heel sterk bij de wetenschappelijke verenigingen, dus de raakvlakken in het werk zijn vrij groot. Daarnaast zijn er natuurlijk ook heel nieuwe zaken. Je hebt hier te maken met landelijke aansturing en afspraken, politieke beïnvloeding, een convenant, andere brancheorganisaties zoals LHV, NVZ vereniging van ziekenhuizen, VAZ en ZN. Dergelijke contacten heb je niet direct bij een wetenschappelijke vereniging. Het is echt heel boeiend om bijvoorbeeld met de Minister van VWS aan tafel te zitten en te zien hoe politiek wordt gemaakt. Het is een buitengewoon strategisch gebeuren. Niet altijd even inhoudelijk, zal ik maar voorzichtig zeggen. Voor iemand die gedreven wordt vanuit de inhoud is het dus wel eens lastig manoeuvreren. Een voorbeeld? Tja, laatst spraken we naar aanleiding van het Rapport Van Rijn met 14 kopstukken uit de gezondheidszorg - waaronder de Minister en de Staatssecretaris - over de toekomstige arbeidsvoorwaarden in de gezondheidszorg. Heb ik het hele rapport zeer gedetailleerd gelezen, gaat het daar uitsluitend over de globale richting, de kaders en de afspraken die daarvoor nodig zijn en niet over de - zeer goede - inhoud. Dan heb je echt niet veel aan detailkennis. Dan kom je verder met het identificeren van, en vasthouden aan de grote lijnen. Overigens is het een leuke ervaring met mensen om te kunnen gaan die veel kennis hebben van beleid en ervaren zijn in de omgang daarmee. In dergelijke gesprekken blijkt dat ook een nieuwkomer zoals ik direct als volwaardig en gerespecteerd gesprekspartner wordt bejegend. Dat is een goed voorbeeld van het effect van drie jaar voorzitterschap van Floris Sanders. Die heeft er met veel inzet voor gezorgd dat de Orde op de beleidsmatige kaart staat en in korte tijd een factor van betekenis is geworden. Daar plukken we nu allemaal de vruchten van. De kunst is nu om tussen de stapels rapporten die vrijwel dagelijks uitkomen en de actuele issues die je worden opgedrongen, de grote lijn vast te houden. Want anders laat je je constant meeslepen door de waan van de dag en verlies je het zicht op veel belangrijker zaken en ontwikkelingen die het functioneren van medisch specialisten in de toekomst gaan bepalen. In dat perspectief is het ook zo belangrijk dat we werken aan een eigen beleidsplan, een kompas voor de koers die de Orde de komende jaren moet volgen. Dat er wat vertraging is opgetreden in de oplevering van het beleidsplan vind ik niet zo erg. Je moet niet vergeten dat we de laatste maanden geconfronteerd zijn met een aantal majeure ontwikkelingen die we graag nog een plek willen geven in ons beleid. Anders stellen we straks een beleidsplan vast dat direct verouderd is. Dat lijkt het bestuur niet verstandig. Dus nemen we iets meer tijd en verwerken meteen de consequenties van de Kabinetsnota 'Zorg Verzekerd' en het convenant, omdat beide stukken een geweldige trendbreuk betekenen ten opzichte van het eerdere beleid, met name van de overheid. We staan op de drempel van grote veranderingen zoals een omslag van aanbodsturing naar vraagsturing, zoals de introductie van een honoreringssysteem op basis van 'loon naar werken', een herziening van het verzekeringsstelsel en meer marktwerking in de zorg. Op zo'n moment wil ik graag even wat langer in eigen kring praten over de consequenties van een en ander op het toekomstig functioneren van medisch specialisten. In mei en juni zullen we het concept beleidsplan in een vijftal sessies bespreken met vele tientallen collegae uit het land. Uiteraard zal het stuk ook binnen de Orde besproken worden, in de Kamers, de Raad en het Bestuur. En natuurlijk willen we ook graag een indruk krijgen van de reacties van wetenschappelijke verenigingen, omdat in ieder geval kwaliteitsbevordering en beroepsinhoudelijke onderwerpen de komende jaren nadrukkelijker aandacht zullen krijgen in het werk van de Orde. Daarom vind ik het ook zo belangrijk dat onze werkzaamheden en verantwoordelijkheden in elkaars verlengde liggen en goed op elkaar aansluiten. Dan kun je voor elkaar meerwaarde leveren. Die kant wil ik graag op. We moeten natuurlijk niet op de stoel van de besturen van wetenschappelijke verenigingen gaan zitten, maar je hebt als Orde wel een coördinerende taak voor een deel van de werkzaamheden die daar worden verricht. Denk maar eens aan zaken als certificatie, accreditatie, toetsingsindicatoren voor kwaliteit, bij- en nascholing et cetera"

De Orde over drie jaar
Hoe ziet de algemeen voorzitter de Orde over drie jaar? Wat is er dan allemaal anders dan op dit moment? Volgens Valentijn zal de representativiteit van de Orde nog groter zijn dan nu. 8.000 leden is natuurlijk een heel mooi aantal, maar volgens Valentijn het moeten er echt veel meer worden: "Het moet zo zijn dat elke medisch specialist in ons land het vanzelfsprekend vindt om aangesloten te zijn bij dé organisatie die zich bij uitstek richt op de beroepsinhoud en beroepsuitoefening en op de collectieve en individuele belangenbehartiging. Dat integrale pakket wordt door geen enkele andere organisatie aangeboden. Daar moeten we de collegae die nu nog geen lid zijn van zien te overtuigen. De Orde moet zichtbaarder, herkenbaarder en aansprekender worden, ook voor jonge mensen, die nog in de opleiding zitten of die pas geregistreerd zijn. Alle collegae - dus ook de niet-leden! - moeten weten wat de Orde nu al allemaal voor ze doet en voor de leden kán doen. Daar wil ik persoonlijk graag energie in steken. Verder zal over drie jaar het uurloon geregeld zijn, werken we op basis van DBC's, is de goodwillbetaling afgeschaft, is het dienstverband een volwaardig alternatief voor de vrije vestiging, is deeltijd-werken heel geaccepteerd en worden er vele tientallen procenten meer medisch specialisten opgeleid. De organisatie van de gezondheidszorg zal tegen die tijd zodanig zijn dat er meer ruimte is voor allerlei nieuwe initiatieven en activiteiten, ook omdat het starre budgetsysteem eindelijk op de schroothoop van het verleden ligt. Ook zal de arbeidsmarkt voor paramedici en verpleegkundigen beter zijn geworden, waardoor het mogelijk is voor medisch specialisten om zich verder te ontplooien; dat is voor deze beide beroepsgroepen overigens aantrekkelijk.
Als al die zaken over drie jaar geregeld zijn dan kan ik tegen die tijd met een gerust hart het estafettestokje overdragen aan de opvolger. Maar zover is het nog lang niet. Er zal nog heel veel gedaan moeten worden, door ontzaglijk veel mensen, alvorens het zover is. Gelukkig weet ik mij fors gesteund door mijn medebestuursleden en de medewerkers van de Orde. Met name ben ik in de afgelopen maanden onder de indruk geraakt van de professionaliteit van de bureauorganisatie. Het is werkelijk geweldig hoe je wordt voorbereid op onderwerpen en wordt ondersteund in je dagelijks functioneren. Pas als je regelmatig met zo'n organisatie te maken hebt bemerk je welke kracht er uit gaat van een goed georganiseerd, professioneel en zelfstandig functionerend bureau."

De motivatie
Waar haalt Valentijn zijn motivatie om het werk te doen als algemeen voorzitter van de Orde?: "Dat zijn precies dezelfde overwegingen die er destijds toe geleid hebben dat ik medicijnen ben gaan studeren, dat ik internist en daarna bestuurlijk actief ben geworden: waar kan ik wat doen voor mensen en in welke rol draag ik het meeste bij. In mijn geval zie ik in de dagelijkse praktijk van ons werk allerlei belemmeringen die verhinderen dat mensen de zorg krijgen die ze nodig hebben en dat dokters díe lol vinden welke in hun vak potentieel volop aanwezig is. Dat kan zijn doordat er onvoldoende dokters zijn, doordat en onvoldoende geld is, doordat er allerlei onnodige inperkende regelgeving is... Enfin, vul maar aan. Tegen dergelijke zaken lopen we allemaal regelmatig op. Ik vind het nu eenmaal leuk om daar op bestuurlijk niveau wat aan te doen. Daarom was het verzoek om voorzitter van de Orde te worden voor mij een prima kans om op mijn manier iets bij te dragen aan het plezier dat terug moet in de dagelijkse beroepsuitoefening van medisch specialisten en aan de veranderingen die nodig zijn om de medisch-specialistische gezondheidszorg weer het élan te geven dat past bij de heel bijzondere sector waarin wij allen zo graag werken. Dat lijkt me motiverend genoeg om als voorzitter van de Orde van Medisch Specialisten de komende drie jaar aan te werken!"

© copyright ORDE 2001