Actueel
Uitspraak Hof den Haag in kort geding over zwijgplicht overheid in de
zaak Mink K.
Bron: Gerechtshof 's-Gravenhage
Datum actualiteit: 23-05-2001
PERSBERICHT
GERECHTSHOF DEN HAAG
DE STAAT DER NEDERLANDEN (Ministeries van Justitie en Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties)
zetelende te 's-Gravenhage,
appellant in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
hierna te noemen: de Staat,
procureur: mr. G.J.H. Houtzagers,
tegen
MINK K.,
wonende te ,
geïntimeerde in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
procureur: mr. G.R. van der Plas.
Beslissing
Het hof, rechtdoende in het incident:
- schorst de tenuitvoerlegging van het in het bestreden vonnis gegeven
tweede bevel tot de einduitspraak in de hoofdzaak;
- verklaart dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af;
- houdt de uitspraak omtrent de kosten van het incident aan tot de
einduitspraak in de hoofdzaak;
- verwijst de zaak naar de rol van 28 juni 2001 voor memorie van
antwoord in de hoofdzaak.
Uitspraak op 23 mei 2001.
Het gerechtshof te 's-Gravenhage heeft op 23 mei 2001 in de civiele
kort-geding procedure tussen de Staat en Mink K. beslist dat het door
de president van de Haagse rechtbank gegeven bevel, dat geen
mededelingen mogen worden gedaan over de tussen het OM en Mink K.
gesloten overeenkomst, van kracht blijft totdat het hof over het door
de Staat ingestelde hoger beroep uitspraak doet. Het bevel dat de
Staat bij de BVD aanwezige of door deze vergaarde informatie moet
vernietigen heeft het hof voor die periode geschorst.
Het hof had af te wegen het belang van de Staat bij
informatieverschaffing, met name aan de Tweede Kamer, tegen het
veiligheidsbelang van Mink K., die momenteel is gedetineerd.
Het hof heeft op grond van deze afweging beslist dat het gewenst is de
status quo zoveel mogelijk te bevriezen. Daarmee wordt voorkomen dat
zich onomkeerbare ontwikkelingen voordoen, die later mogelijk in
strijd zijn met de door het hof in de hoofdzaak te geven beslissing.
Die beslissing is te verwachten kort na het pleidooi in de hoofdzaak
op 9 juli 2001. Het verzoek om schorsing van het eerste bevel is
afgewezen, omdat niet aannemelijk is gemaakt dat de in dat bevel
genoemde mededelingen niet kunnen wachten tot na de uitspraak in de
hoofdzaak. Mochten zich in de tussentijd nieuwe feiten voordoen, die
het volgens de Staat noodzakelijk maken dat het OM de minister nader
over de overeenkomst inlicht of die de minister nopen het parlement
daarover in te lichten, dan staat het de Staat vrij bij de rechter
opnieuw schorsing te vorderen van het bevel om geen inlichtingen te
verschaffen.
--------------EINDE PERSBERICHT--------------
Ga naar betreffende uitspraak met nummer: AB1789
Zie het origineel
http://www.rechtspraak.nl/act...ct_id=3378&i=&ti=
.