Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
http://www.minlnv.nl
MIN LNV: Regeling herbevolking MKZ 2001
DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ,
Gelet op artikel 10, eerste lid, van Richtlijn 90/425/EEG van de Raad
van de Europese Gemeenschappen van 26 juni 1990 inzake veterinaire en
zoötechnische controles in het intracommunautaire handelsverkeer in
bepaalde levende dieren en produkten in het vooruitzicht van de
totstandbrenging van de interne markt (PbEG L 224);
Gelet op artikel 5, tweede lid, van Richtlijn 85/511/EG van de Raad
van de Europese Gemeenschappen van 18 november 1985 tot vaststelling
van gemeenschappelijke maatregelen ter bestrijding van mond- en
klauwzeer (PbEG L 315);
Gelet op de artikelen 17, 18, 30, eerste en vierde lid, en 31 van de
Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;
BESLUIT:
Artikel 1
In deze regeling wordt verstaan onder:
a. Minister: Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;
b. Wet: Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;
c. geruimd besmet bedrijf: bedrijf waarvan op of na 21 maart 2001
evenhoevigen zijn gedood op grond van artikel 22, eerste lid,
onderdeel f, van de Wet, vanwege besmetting met mond- en klauwzeer
danwel bedrijf waarvan evenhoevigen na afvoer besmet bleken te zijn en
ten aanzien waarvan het besluit houdende opheffing van
besmetverklaring is uitgereikt;
d. geruimd verdacht bedrijf: bedrijf waarvan op of na 21 maart 2001
evenhoevigen zijn gedood op grond van artikel 22, eerste lid,
onderdeel f, van de Wet, vanwege een verdenking van besmetting met
mond- en klauwzeer en ten aanzien waarvan het besluit houdende
opheffing van verdachtverklaring is uitgereikt;
e. A-bedrijf: A-bedrijf als bedoeld in artikel 1, onderdeel f, van de
Regeling varkensleveringen;
f. B-bedrijf: B-bedrijf als bedoeld in artikel 1, onderdeel g, van de
Regeling varkensleveringen;
g. C-bedrijf: C bedrijf als bedoeld in artikel 1, onderdeel h, van de
Regeling varkensleveringen;
h. D-bedrijf: D-bedrijf als bedoeld in artikel 1, onderdeel i, van de
Regeling varkensleveringen.
Artikel 2
1. Het is verboden evenhoevigen te vervoeren naar een geruimd besmet
bedrijf, tenzij:
a. de datum en het tijdstip van elke aanvoer voorafgaand is gemeld,
onder overlegging van het besluit houdende opheffing besmetverklaring,
aan de betreffende kringdirecteur van de Rijksdienst voor de keuring
van vee en vlees en waarvoor door de Minister, onder door hem te
stellen voorschriften of voorwaarden, toestemming is verleend;
b. de toestemmingsbrief, bedoeld in onderdeel a, tijdens het vervoer
op het voertuig aanwezig is;
c. de evenhoevigen met serologisch negatief resultaat zijn onderzocht
op de mogelijke aanwezigheid van het mond- en klauwzeervirus en worden
vervoerd binnen 8 dagen na het tijdstip van de uitslag van dat
onderzoek, hetgeen blijkt uit de toestemmingsbrief, bedoeld in
onderdeel b;
d. de evenhoevigen op het bedrijf zijn aangevoerd binnen een periode
van 14 dagen na de eerste aanvoer, en
e. wordt voldaan aan de artikelen 3 en 4, voor zover van toepassing.
2. Het is verboden evenhoevigen te ontvangen of aanwezig te hebben op
een geruimd besmet bedrijf, tenzij:
a. de datum en het tijdstip van elke aanvoer voorafgaand is gemeld,
onder overlegging van het besluit houdende opheffing besmetverklaring,
aan de betreffende kringdirecteur van de Rijksdienst voor de keuring
van vee en vlees en waarvoor door de Minister, onder door hem te
stellen voorschriften of voorwaarden, toestemming is verleend;
b. de evenhoevigen, die met serologisch negatief resultaat zijn
onderzocht op de mogelijke aanwezigheid van het mond- en
klauwzeervirus, zijn vervoerd binnen 8 dagen na het tijdstip van de
uitslag van dat onderzoek, hetgeen blijkt uit de toestemmingsbrief,
bedoeld in onderdeel a;
c. de evenhoevigen op het bedrijf zijn aangevoerd binnen een periode
van 14 dagen na de eerste aanvoer;
d. de aangevoerde evenhoevigen ten minste 30 dagen na de laatste
aanvoer op het bedrijf verblijven;
e. de evenhoevigen in de in onderdeel d bedoelde periode ten minste
eenmaal per week klinisch worden onderzocht op besmetting met mond- en
klauwzeer;
f. de evenhoevigen ten vroegste 30 dagen en uiterlijk 60 dagen na
laatste aanvoer klinisch en steekproefsgewijs serologisch zijn
onderzocht op besmetting met mond- en klauwzeer, en
g. wordt voldaan aan de artikelen 3 en 4, voor zover van toepassing.
3. Het is verboden evenhoevigen af te voeren van een geruimd besmet
bedrijf, tenzij:
a. de aangevoerde evenhoevigen ten minste 30 dagen na de laatste
aanvoer op het bedrijf verblijven;
b. de evenhoevigen ten vroegste 30 dagen en uiterlijk 60 dagen na
laatste aanvoer klinisch en steekproefsgewijs serologisch zijn
onderzocht op besmetting met mond- en klauwzeer, en
c. de afvoer van de evenhoevigen niet eerder plaatsvindt dan nadat de
uitslag bedoeld in onderdeel b is medegedeeld en het resultaat
negatief is.
4. De onderdelen d, e en f van het tweede lid en de onderdelen a, b en
c van het derde lid zijn van overeenkomstige toepassing op
nakomelingen van de aangevoerde evenhoevigen die op het bedrijf zijn
geboren.
5. De verboden, bedoeld in het eerste, tweede en derde lid, zijn niet
van toepassing nadat evenhoevigen overeenkomstig het derde lid zijn
afgevoerd.
Artikel 3
1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, onderdeel a, van de
Regeling varkensleveringen, is het de exploitant van een geruimd
besmet of verdacht A-bedrijf, eenmalig toegestaan een of meer varkens
naar dat bedrijf te vervoeren of te doen vervoeren en op dat bedrijf
aan te voeren en te ontvangen, voorzover:
a. vrouwelijke varkens worden aangevoerd afkomstig van ten hoogste
vijf A-bedrijven, C-bedrijven of varkenshouderijbedrijven buiten
Nederland;
b. mannelijke varkens worden aangevoerd afkomstig van ten hoogste één
A-bedrijf, C-bedrijf, varkenshouderijbedrijf buiten Nederland,
spermawincentrum of afzonderingsruimte;
c. het aanvoeren van varkens plaats vindt in een periode van ten
hoogste één week, waarna ten minste zes weken geen varkens op het
A-bedrijf worden aangevoerd, en
d. binnen zes weken na aanvoer geen varkens worden afgevoerd anders
dan rechtstreeks naar een slachthuis.
2. In afwijking van artikel 10, eerste lid, onderdeel a, van de
Regeling varkensleveringen, is het de exploitant van een geruimd
besmet of verdacht B-bedrijf, eenmalig toegestaan een of meer varkens
naar dat bedrijf te vervoeren of te doen vervoeren en op dat bedrijf
aan te voeren en te ontvangen, voorzover:
a. vrouwelijke varkens worden aangevoerd afkomstig van ten hoogste
vijf A-bedrijven, C-bedrijven of varkenshouderijbedrijven buiten
Nederland;
b. mannelijke varkens worden aangevoerd afkomstig van ten hoogste één
A-bedrijf, C-bedrijf, varkenshouderijbedrijf buiten Nederland,
spermawincentrum of afzonderingsruimte;
c. de aan te voeren varkens een gewicht hebben van ten minste 25 kg
per dier, en
d. het aanvoeren van varkens plaats vindt in een periode van ten
hoogste één week, waarna ten minste zes weken geen varkens op het
B-bedrijf worden aangevoerd.
3. In afwijking van artikel 12 van de Regeling varkensleveringen is
het de exploitant van een geruimd besmet of verdacht D-bedrijf,
eenmalig toegestaan een of meer varkens naar dat bedrijf te vervoeren
of te doen vervoeren en op dat bedrijf aan te voeren en te ontvangen,
voorzover in een periode van de zestien weken slechts varkens worden
aangevoerd, afkomstig van ten hoogste vier A-bedrijven, B-bedrijven,
C-bedrijven of varkenshouderijbedrijven buiten Nederland.
4. De aanvoer van vrouwelijke varkens overeenkomstig het eerste lid,
onderdeel a, heeft geen gevolgen voor de bevoegdheid om een ander
aanvoeradres te kiezen overeenkomstig artikel 9, derde lid, van de
Regeling varkensleveringen.
5. De aanvoer van vrouwelijke varkens overeenkomstig het tweede lid,
onderdeel a, heeft geen gevolgen voor de bevoegdheid om een ander
aanvoeradres te kiezen overeenkomstig artikel 10, vierde lid, van de
Regeling varkensleveringen.
6. Indien de exploitant van een A-bedrijf of een B-bedrijf
overeenkomstig artikel 9, derde lid, onderscheidenlijk artikel 10,
vierde lid, van de Regeling varkensleveringen het aanvoeradres heeft
gewijzigd, omdat het bedrijf op het oorspronkelijke aanvoeradres is
geruimd in verband met mond- en klauwzeer, kan de exploitant van het
A-bedrijf of het B-bedrijf tot 1 april 2002 in afwijking van artikel
9, derde lid, onderscheidenlijk artikel 10, vierde lid, van de
Regeling varkensleveringen het gewijzigde aanvoeradres vervangen door
het oorspronkelijke aanvoeradres.
Artikel 4
De Regeling compartimentering Nederland mond- en klauwzeer 2001
III wordt gewijzigd als volgt:
A
Aan artikel 1.1 worden, onder vervanging van het leesteken punt aan
het slot van onderdeel i door een puntkomma, de volgende onderdelen
toegevoegd:
j. geruimd besmet bedrijf: geruimd besmet bedrijf bedoeld in artikel
1, onderdeel c, van de Regeling herbevolking mond- en klauwzeer
2001;
k. geruimd verdacht bedrijf: geruimd verdacht bedrijf bedoeld in
artikel 1, onderdeel d, van de Regeling herbevolking mond- en
klauwzeer 2001.
B
Aan artikel 5.2 wordt een vierde lid toegevoegd:
4. Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing
indien het vervoer plaatsvindt naar een geruimd besmet bedrijf of een
geruimd verdacht bedrijf.
C
Na artikel 5.8 wordt een nieuw artikel ingevoegd:
Artikel 5.9
Het verbod, bedoeld in artikel 5.3, is niet van toepassing op het
rechtstreeks vervoer van schapen en geiten van een bedrijf naar een
geruimd verdacht of geruimd besmet bedrijf, mits:
a. het vervoer voorafgaand wordt gemeld, onder overlegging van het
besluit houdende opheffing besmetverklaring danwel verdachtverklaring,
met gebruikmaking van een daartoe door de Minister ter beschikking
gesteld formulier, dat door het verzendende en ontvangende bedrijf
wordt ondertekend, waarop in elk geval wordt gemeld de krachtens het
Besluit identificatie en registratie van dieren vastgestelde
identificatienummers van de betreffende dieren, op basis waarvan door
de Minister onder door hem te stellen voorwaarden toestemming is
verleend, en
b. de toestemmingsbrief, bedoeld in onderdeel a, tijdens het vervoer
op het voertuig aanwezig is.
Artikel 5
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling herbevolking mond- en
klauwzeer 2001
Artikel 6
Deze regeling wordt op 23 mei 2001 om 23:55 uur bekendgemaakt aan de
media en treedt onmiddellijk daarna in werking.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden
geplaatst.
DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUURBEHEER
EN VISSERIJ,
Toelichting voor de Staatscourant
In verband met het optreden van mond- en klauwzeer in Nederland zijn
diverse maatregelen genomen ter bestrijding van deze zeer
besmettelijke dierziekte, zoals het ruimen van besmette en verdachte
bedrijven, het instellen van beschermings- en toezichtsgebieden en het
compartimenteren van het vervoer van onder andere evenhoevigen.
Inmiddels is de ziekte zodanig teruggedrongen dat delen van
toezichtsgebieden kunnen worden opgeheven. Deze opheffing
betekent het einde van het absolute vervoersverbod voor evenhoevigen
in die gebieden. Bedrijven waarvan de dieren zijn geruimd mogen,
indien de verdachtverklaring of de besmetverklaring is opgeheven, weer
dieren gaan aanvoeren, het zogenoemde herbevolken.
Ingevolge artikel 5, tweede lid, van Richtlijn 85/511/EG van de Raad
van de Europese Gemeenschappen van 18 november 1985 tot vaststelling
van gemeenschappelijke maatregelen ter bestrijding van mond- en
klauwzeer (PbEG L 315) worden voor mond- en klauwzeer vatbare dieren
ten vroegste 21 dagen na beeindiging van de overeenkomstig artikel 10
van die richtlijn uitgevoerde reinigings- en ontsmettingswerkzaamheden
opnieuw tot het bedrijf toegelaten. Vanuit veterinair oogpunt en in
het kader van de vrijwaring als bedoeld in artikel 10 van Richtlijn
90/425/EG is het gewenst dat aan dit herbevolken eisen worden gesteld.
Het stellen van voorwaarden aan het herbevolken heeft dezelfde
achtergrond als een quarantaine maatregel. Het heeft ten doel het
opnieuw oplaaien van mond- en klauwzeer in verband met de mogelijk
latente aanwezigheid van het virus tijdig te ontdekken.
Onderhavige regeling geeft aan het bovenstaande uitvoering. Daarbij
wordt onderscheid gemaakt tussen de bedrijven waar een besmetting is
geconstateerd (of waarvan de dieren na afvoer besmet bleken te zijn)
en de verdachte geruimde bedrijven.
In artikel 2, eerste en tweede lid, zijn de voorwaarden opgenomen
waaraan moet worden voldaan teneinde evenhoevigen te kunnen vervoeren
naar, te ontvangen of aanwezig te hebben op een geruimd besmet
bedrijf. Artikel 2, derde lid, regelt wanneer de dieren weer afgevoerd
mogen worden van een geruimd besmet bedrijf dat heeft herbevolkt. De
voorwaarden luiden als volgt:
n van de datum en het tijdstip van herbevolking dient voorafgaand
melding te worden gedaan aan de betreffende kringdirecteur. Daarbij
dient het besluit tot opheffing van de besmetverklaring te worden
overgelegd;
n de Minister dient voor de herbevolking toestemming te verlenen,
waarbij hij voorwaarden kan stellen. Hierbij kan gedacht worden aan
voorwaarden omtrent het aantal dieren dat bij de herbevolking wordt
ingezet;
n de toestemming van de Minister dient tijdens het vervoer van de
evenhoevigen naar het te herbevolken bedrijf op het voertuig aanwezig
te zijn;
n de evenhoevigen zijn met serologisch negatief resultaat onderzocht
op de mogelijke aanwezigheid van het mond- en klauwzeervirus en zijn
vervoerd binnen 8 dagen na het tijdstip van de uitslag van dat
onderzoek, hetgeen blijkt uit de door de Minister verleende
toestemming;
n de evenhoevigen dienen binnen een periode van 14 dagen na de eerste
aanvoer op het te herbevolken bedrijf te worden aangevoerd;
n de aangevoerde evenhoevigen, alsmede hun nakomelingen, dienen ten
minste 30 dagen na de laatste aanvoer op het bedrijf te verblijven;
n in die periode van 30 dagen dienen de evenhoevigen, alsmede hun
nakomelingen, ten minste een maal per week klinisch onderzocht te
worden op besmetting met mond- en klauwzeer;
n ten vroegste 30 dagen en uiterlijk 60 dagen na de laatste aanvoer
dienen de eenhoevigen, alsmede hun nakomelingen, klinisch en
steekproefsgewijs serologisch met negatief resultaat onderzocht te
worden op besmetting met mond- en klauwzeer;
n de afvoer van de evenhoevigen, alsmede hun nakomelingen, mag niet
plaatsvinden dan nadat die uitslag is medegedeeld;
De herbevolking van geruimde besmette varkensbedrijven vindt voorts
plaats overeenkomstig de Regeling varkensleveringen (RVL). Dit regime
is ook van toepassing op de verdachte geruimde bedrijven. Teneinde de
herbevolking van deze bedrijven te faciliteren kan ingevolge artikel 3
van onderhavige regeling op bepaalde punten van de RVL worden
afgeweken. Het eerste, tweede en derde lid van dat artikel komen voor
wat betreft de aanvoer van varkens in de plaats voor de genoemde
artikelen van de RVL. Deze leden gelden alleen voor bedrijven die zijn
geruimd wegens een besmetting of een verdenking van een besmetting met
mond- en klauwzeer. Op grond van deze bepalingen kunnen geruimde
bedrijven opnieuw starten door in afwijking van de RVL eenmalig
varkens aan te voeren van meer bedrijven dan op grond van de RVL is
toegestaan. A-bedrijven en B-bedrijven mogen in één week van vijf
bedrijven zeugen aanvoeren. Indien gewenst kan tevens van één bedrijf
één of meer beren worden aangevoerd. Na deze week mogen zes weken lang
geen varkens op het A-bedrijf of B-bedrijf worden aangevoerd.
Bedrijven die met mond- en klauwzeer besmet zijn geweest, mogen dertig
dagen na aanvoer geen varkens afvoeren. Dit volgt uit artikel 2 van
deze regeling.
In artikel 3, eerste lid, onderdeel d, is bepaald dat in de periode
van zes weken na aanvoer A-bedrijven alleen varkens mogen afvoeren
naar het slachthuis. In de RVL geldt deze regel alleen voor
A-bedrijven die geen toevoegstal hebben. De A-bedrijven die wel een
toevoegstal hebben, kunnen echter niet het hele bedrijf in de
toevoegstal herbergen. Daarom is er voor gekozen om de verplichting te
schrappen dat bij herbevolking van een A-bedrijf alle varkens in een
toevoegstal moeten worden gehuisvest. Er wordt geen onderscheid
gemaakt tussen A-bedrijven met en A-bedrijven zonder toevoegstal.
Voor D-bedrijven die geruimd zijn geweest geldt, dat op deze bedrijven
in zestien weken van vier bedrijven mag worden aangevoerd in plaats
van drie bedrijven. Voor C-bedrijven is niet een dergelijke
voorziening opgenomen, nu C-bedrijven naar hun aard zijn gekoppeld aan
vaste A-bedrijven.
De leveringen op grond van deze regeling moeten op grond van artikel
16 van de RVL worden gemeld bij het Bureau I&RVL.
In de RVL is bepaald dat een A-bedrijf of een B-bedrijf één vast
aanvoeradres heeft en eenmaal per twaalf maanden van aanvoeradres kan
wisselen. In het vierde en vijfde lid van artikel 3 wordt nu bepaald
dat de aanvoeradressen waarvan A-bedrijven en B-bedrijven die zijn
geruimd hun zeugen de eerste keer aanvoeren, geen invloed hebben op de
mogelijkheid om na het herbevolken nog eenmaal van aanvoeradres te
wisselen. Hieruit volgt tevens dat het A-bedrijf of het B-bedrijf dat
naast zeugen tevens een of meer beren wil aanvoeren, deze beren moet
aanvoeren van het gebruikelijke vaste contact.
In het zesde lid is bepaald dat de A-bedrijven en B-bedrijven die vóór
de uitbraak van MKZ zeugen afnamen van een geruimd A-bedrijf of
C-bedrijf en die in verband met de leegstand van de geruimde bedrijven
een ander aanvoer adres hebben gezocht, tot 1 april 2002 in afwijking
van de RVL, het geruimde A-bedrijf of C-bedrijf opnieuw als vast
aanvoeradres kunnen aanmerken.
Onderhavige regeling wijzigt tevens de Regeling compartimentering
Nederland mond en klauwzeer 2001 III.
Artikel 5.9 behelst een apart regime voor de herbevolking van een
geruimd besmet of verdacht bedrijf met schapen en geiten, waarbij
onder bepaalde voorwaarden kan worden afgeweken van het in artikel 5.3
opgenomen vervoersverbod voor schapen en geiten.
Voornoemde Regeling compartimentering blijft onverkort van toepassing
op de herbevolking van geruimde besmette of verdachte bedrijven die
bestemd zijn runderen te houden.
Teneinde de herbevolking op een efficiente manier te laten verlopen is
ingevolge artikel 5.2, vierde lid, het verbod op het vervoer van
varkens en runderen tussen enerzijds de gebieden Noord 2 en Noord 3 en
anderzijds de gebieden Noord 1, Zuid 1, Zuid 2 en Zuid 3 niet van
toepassing indien het vervoer plaatsvindt naar een geruimd besmet
bedrijf of een geruimd verdacht bedrijf.
DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUURBEHEER
EN VISSERIJ,
23 mei 01 23:59