Persberichten
23-05-2001
Visitatie milieuopleidingen:
Voor toekomstige duurzaamheid: milieuopleidingen in transitie
De kwaliteit van de elf hbo-milieuopleidingen is onlangs in kaart
gebracht. De visitatiecommissie die het onderzoek heeft uitgevoerd
vindt dat het landelijke beeld wordt getypeerd door opleidingen in
verandering. Veel milieuopleidingen vernieuwen de curricula
ingrijpend. Het onderwijs wordt in meer geïntegreerde vorm aangeboden
en is meer geënt op de beroepspraktijk. Aan deze vernieuwing liggen
nieuwe didactische inzichten en veranderende behoeftes van het
werkveld ten grondslag. Actieve werkvormen, met name
onderwijsprojecten, hebben hun intrede gedaan en de opleidingen
verwachten van studenten in toenemende mate een productieve en
zelfstandige opstelling. Hierbij verandert ook de rol van de docenten
ingrijpend: van kennisoverdrager naar coach en procesbegeleider. Wel
blijkt dat de praktische uitvoering van de nieuwe onderwijsprogrammas
niet altijd vlekkeloos verloopt.
De titel van het visitatierapport 'Voor toekomstige duurzaamheid:
Milieuopleidingen in transitie' verwijst naar deze veranderingen, maar
ook naar ontwikkelingen in het beroep. De studentenaantallen vormen
een aandachtspunt. Met name de opleidingen Milieukunde hebben te maken
met een dalende instroom. Deze afname is opmerkelijk in het licht van
de sterke groei die het hbo als geheel de afgelopen jaren heeft
doorgemaakt. Bij een aantal opleidingen rijst de vraag of men de
kwaliteit van het onderwijsaanbod kan blijven garanderen. Gelukkig
vinden afgestudeerden gemakkelijk een plaats op de arbeidsmarkt en de
vraag overtreft het aanbod; hetgeen voor de opleidingen een stimulans
is om hun instroom te vergroten
Ondanks alle veranderingen waarmee de opleidingen te maken hebben,
zijn ze in staat gebleken afgestudeerden op de arbeidsmarkt te brengen
die voldoende gekwalificeerd zijn. Het werkveld is over het algemeen
tevreden over de kwaliteit van het werk dat pas afgestudeerden
leveren. De commissie constateert dat het afstudeerwerk van studenten
in het algemeen een behoorlijk niveau heeft.
Op organisatorische aspecten scoort een groot deel van de opleidingen
niet goed. Ze zijn niet in staat aanvaardbare rendementen te
realiseren en ze onderzoeken niet wat de oorzaken daarvan zijn.
Evenmin beschikken de meeste opleidingen over een adequaat
personeelsbeleid om zich voor te bereiden op ontwikkelingen in het
milieuwerkveld en het onderwijs. Met name het ontbreken van
scholingsplannen is de commissie in dit verband opgevallen. Ze vindt
dit in een branche waarin alles om mensen draait en waarin in de
nabije toekomst nog veel inspanningen worden gevraagd, een ernstige
tekortkoming. De commissie is eveneens van mening dat de
milieuopleidingen een beleid en een visie moeten hebben op
internationale ontwikkelen in het werkveld en gevolgen hiervan voor
het onderwijs. Ze heeft dit in onvoldoende mate bij de
milieuopleidingen aangetroffen, al zijn er enkele positieve
uitzonderingen.
Hoewel de opleidingen regelmatig met elkaar overleggen, leidt dat naar
het oordeel van de commissie tot onvoldoende resultaten. Zo ontbreken
landelijk vastgestelde opleidingskwalificaties en valt de geringe
aandacht voor afbakening en onderlinge afstemming tussen de
milieuopleidingen op. Gevolg is dat opleidingen met dezelfde naam
verschillende inhouden hebben.
Bovenstaande bevindingen staan in het eindrapport van de
visitatiecommissie. Het eindrapport van de commissie wordt op 23 mei
2001 door de heer ir. J.K. Mak, lid van de visitatiecommissie,
aangeboden aan de voorzitter van de HBO-raad, de heer prof. dr. F.
Leijnse.
Samenstelling commissie
De samenstelling van de visitatiecommissie was als volgt:
Voorzitter:
* de heer de heer prof. dr. J.H. Koeman
Leden:
* de heer drs. C.J. Colijn;
* de heer B. Gijsbertsen;
* mevrouw T. Hoogland;
* de heer ir. J.K. Mak;
* mevrouw ing. B. Nederhoed-Ritman;
* mevrouw drs. ing. H. Tiemens;
* de heer mr. H.G.F. Zonderland;
Mevrouw ir. A. Nauta was adviseur voor de opleiding Tuin- en
Landschapsinrichting.
EINDE PERSBERICHT