Wetsvoorstel dualisering gemeentebestuur naar Tweede Kamer
Minister De Vries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft vandaag het wetsvoorstel dualisering gemeentebestuur aan de Tweede Kamer gestuurd. Dit betekent dat de beoogde datum van inwerkingtreding van het dualistische bestuursstelsel - 7 maart 2002 (de dag na de raadsverkiezingen) - kan worden gehaald.
Het wetsvoorstel betekent een ingrijpende verandering in de inrichting van het gemeentebestuur. De rollen van raad en college van Burgemeester en Wethouders worden verduidelijkt. Het college concentreert zich op de uitoefening van bestuursbevoegdheden, terwijl de raad zich vooral gaat bezighouden met het stellen van kaders voor het collegebeleid en de controle daarop.
Tal van gemeenten is al druk bezig met de voorbereidingen voor de invoering van het dualistische stelsel. Voor een deel gaat het hierbij om gemeenten die meedoen aan cultuurveranderingsactiviteiten in het kader van de Vernieuwingsimpuls dualisme en lokale democratie. Er zijn echter ook andere gemeenten die op dit vlak voorbereidingen treffen. Zo is de gemeente Amsterdam bezig om, met instemming van de deelraden, haar verordening op de deelraden te dualiseren.
Het wetsvoorstel is een uitwerking van het vorig jaar uitgebrachte kabinetsstandpunt over het rapport van de Staatscommissie-Elzinga. Tijdens een hoofdlijnendebat met de Tweede kamer over dit kabinetsstandpunt bleek brede parlementaire steun aanwezig voor de lijn van het kabinet. Zowel in het kabinetsstandpunt als in het wetsvoorstel wordt op hoofdzaak het rapport van de Staatscommissie-Elzinga gevolgd.
DE BELANGRIJKSTE PUNTEN UIT HET WETSVOORSTEL ZIJN:
1. Ontvlechting raadslidmaatschap-wethouderschap
Wethouders mogen niet langer tegelijkertijd raadslid zijn. Dat wil zeggen dat raadsleden die wethouder worden, hun raadslidmaatschap verliezen. Ook niet-raadsleden kunnen wethouder worden. De raad kan wethouders ontheffing verlenen van het vereiste om in de gemeente te wonen. Hierdoor wordt de rekrutering van wethouders gemakkelijker. Verder is het niet langer toegestaan dat collegeleden voorzitter van een raadscommissie zijn. Hierdoor wordt de rolverdeling tussen college en raad duidelijker.
2. Concentratie bestuursbevoegdheden bij het college
De meeste in de Gemeentewet geregelde bestuursbevoegdheden worden overgeheveld naar het college. Het gaat hierbij om bijvoorbeeld de bevoegdheid ambtenaren te benoemen en te ontslaan en de bevoegdheid privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten.
Er wordt gewerkt aan een wetsvoorstel om bestuursbevoegdheden in medebewindswetten direct aan het college toe te kennen. Hierdoor wordt de raad ontlast van veel vaak detaillistische besluitvorming, waardoor hij meer tijd krijgt om de burgers te vertegenwoordigen, kaders te stellen voor het collegebeleid en dit te controleren. Hiervoor wordt een aantal in de gemeentelijke praktijk al bestaande bevoegdheden van de raad vastgelegd in de wet en enkele nieuwe gecreëerd.
3. Versterking bevoegdheden van de raad
De raad krijgt twee belangrijke nieuwe bevoegdheden: elk raadslid krijgt een recht op ambtelijke bijstand en de raad krijgt het recht van onderzoek (enquête) naar het collegebeleid. Het college moet daarnaast niet alleen passief (dat wil zeggen naar aanleiding van vragen van raadsleden) de raad informeren, maar ook eigener beweging (actief). Daarnaast worden de in de praktijk al bestaande rechten van initiatief, van amendement en interpellatie, wettelijk verankerd. Het recht van initiatief en dat van amendement worden zonder drempel aan elk raadslid toegekend.
4. Invoering rekenkamer voor alle gemeenten
Alle gemeenten worden verplicht een rekenkamer in te voeren. Gemeenten kunnen door middel van een gemeenschappelijke regeling gezamenlijk een rekenkamer instellen. Net als de Algemene Rekenkamer mag de lokale rekenkamer alle gemeentelijke documenten onderzoeken. De lokale rekenkamer moet zich vooral met doelmatigheidsonderzoek gaan bezighouden.
Noot voor de redactie,