http://www.minbuza.nl/content.asp?Key=415506
Inleiding
Politieke hervormingen
Opbouw van civil society en sectorale benadering
Corruptie
Kambodja
Regionale samenwerking
Birmese vluchtelingen in Thailand
Birmese oppositie in Thailand
Aan de Voorzitter van de vaste commissie Directie Azië en Oceanië Afdeling Zuidoost-Azië en Oceanië Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag
Datum 21 mei 2001 Auteur Carl Peersman
Kenmerk DAO-0557/01 Telefoon 070-3484108
Blad /4 Fax 070-3485323
Bijlage(n) E-mail cjm.peersman@minbuza.nl
Betreft Reactie op reisverslag naar Vietnam, Kambodja en Thailand
C.c.
Naar aanleiding van uw verzoek, volgt hierbij een reactie op het verslag van
de reis van de delegatie van de Vaste Commissie voor Buitenlandse Zaken naar
Vietnam, Thailand en Kambodja (5 - 15 januari 2001).
Relevante actuele ontwikkelingen
Sinds het verschijnen van het verslag heeft in Vietnam een partijcongres
plaatsgevonden. Bij die gelegenheid is de conservatieve Secretaris-Generaal
Le Kha Phieu vervangen door Nong Duc Manh. Deze was voorheen
parlementsvoorzitter en staat als meer hervormingsgezind bekend. Tevens zijn
inmiddels met het IMF en WB enige weken geleden principe-afspraken zijn
gemaakt over structurele kredieten (de voorbereiding van het interim-Poverty
Reduction Strategy Paper, waarover u in verslag spreekt, is in april
afgerond en vormde de basis voor deze principe-akkoorden).
Politieke hervormingen
U stelt dat de economische liberalisering die in Vietnam de afgelopen jaren is doorgevoerd, vrijwel niet gepaard is gegaan met politieke hervormingen. Ik ben met de Commissie van mening dat de communistische partij nog steeds een beslissende rol speelt in het totstandkomen van het regeringsbeleid. Vietnam is nog lang geen democratische rechtsstaat. Er is sinds het begin van de Doi Moi (1986) echter wel degelijk vooruitgang op het terrein van mensenrechten en goed bestuur te melden. Dit geldt zowel het terrein van wetgeving en committering aan internationale mensenrechten verdragen, als de Vietnamese praktijk.
Ik noem in dit verband bijvoorbeeld de toegenomen mogelijkheden voor publiek protest en de wettelijke mogelijkheden die ook lokale NGO's nu geboden worden om te opereren, waar ze 10 jaar geleden nog geheel verboden waren. De conclusie dat er in Vietnam langzame, maar gestage voortgang is over een langere termijn, is voor mij doorslaggevend geweest om een structurele samenwerkingsrelatie met Vietnam aan tegaan.
Opbouw van civil society en sectorale benadering
In uw verslag schrijft u dat "
omdat civil society en de private sector zwak zijn ontwikkeld, dit het gevaar met zich meebrengt dat de steun eenzijdig wordt gericht op de centrale overheid".
Zoals ook elders, wordt gepoogd het maatschappelijk middenveld bij de hulp te betrekken. Zo zijn in het partnerschap voor de 5 mln. hectare herbebossingsprogramma ook de NGO's IUCN en WWF opgenomen. Uitbreiding van die betrokkenheid sta ik ook voor de toekomst voor. Een confronterende benadering is in Vietnam in principe echter niet effectief. Dit betekent een voortdurende dialoog met de Vietnamese overheid om vanuit de ruimte die er is, verder te bouwen.
Dit impliceert geenszins een passieve houding. Er wordt door Nederland nu reeds (zoals ook tijdens het AO op 7 december door de commissie werd gevraagd), hulp aan NGO's gegeven - bijvoorbeeld aan de vrouwenbeweging. Ik ben bereid om dergelijke hulp verder uit te breiden, waar dat dit effectief kan. Naast de opbouw van civil society, adresseert Nederland ook de mensenrechten. Niet alleen in bilaterale ontmoetingen, maar ook tijdens de Consultatieve Groep-vergaderingen en in EU-kader. De EU heeft een geïnstutionaliseerde mensenrechtendialoog met Vietnam op basis van het Samenwerkingsakkoord
Het zwaartepunt van het OS-beleid op Vietnam blijft de sectorale benadering. Aangezien daarmee duurzaam en effectief armoede wordt bestreden.
Corruptie
Voor het overige wil ik op het gebied van goed bestuur met u delen dat ik bezorgd ben over de veelvuldig voorkomende corruptie in Vietnam, waarover u ook melding maakt in uw verslag. De donoren zijn daarover in dialoog met de Vietnamese overheid en de Vietnamese overheid toont zich gecommitteerd om het probleem aan te pakken. Evenals de Zweden heb ik in gang gezet de Nederlandse hulp preventief laten doorlichten op mogelijke kwetsbaarheid en ook om zo richtlijnen ter voorkoming te ontwikkelen. Corruptie blijft ook in zijn algemeenheid voor de toekomst een punt van aandacht, omdat het remmend werkt op de economische ontwikkeling van Vietnam als geheel, en aldus op de effectiviteit van de hulp.
Kambodja
Kambodja komt niet aanmerking voor structurele bilaterale samenwerking. Het scoort laag op criteria als goed bestuur, transparantie en sociaal-economisch beleid, tevens ontbreekt een ambassade. Kambodja is wel geplaatst op de thema-lijst Goed Bestuur, Mensenrechten en Vredesopbouw. De keuze voor plaatsing op de GMV-lijst is, zoals u terecht stelt, ingegeven door de wens om de beperkte middelen voor Kambodja juist in te zetten op die terreinen die cruciaal zijn voor de (weder)opbouw van het land. Lopende activiteiten buiten het GMV-programma op de terreinen plattelandsontwikkeling, gezondheidszorg en milieu worden afgebouwd.
Er is beperkte ruimte voor regionale ontwikkelingssamenwerking, mits deze aansluit bij de hulp die reeds wordt geboden aan de landen in de regio waarmee structureel in sectoren wordt samengewerkt, danwel aan hulp de thema-landen in de regio. Een voorbeeld hiervan is de nieuwe samenwerking met de Mekong River Commission op het gebied van wetland conservation. Dit sluit aan bij wat Nederland in Vietnam reeds doet op dat terrein. Regionale milieu-samenwerking rond de Mekong was ook een wens die door Uw Commissie tijdens het AO van 7 december naar voren werd gebracht.
De positie van Thailand ten aanzien van de opvang van Birmese vluchtelingen
behoeft enige nuancering. Het is zeker niet zo dat de Thaise regering "niet
of nauwelijks" meewerkt aan de opvang van de vluchtelingen. De Thaise
autoriteiten voeren inderdaad een restrictief beleid dat niet voldoet aan de
normen van het VN- vluchtelingenverdrag -dat door Thailand niet is
ondertekend- maar zorgen in de praktijk wel al jarenlang voor opvang van de
vluchtelingen en staan uitgebreide ondersteuning van de kampbevolking door
NGO's toe. Ten aanzien van het Birmese vluchtelingen-probleem wil ik nog
opmerken dat Nederland aan deze groep via de NGO Burmese Border Consortium
humanitaire hulp verleent.
Tot slot wil ik mijn waardering uitspreken voor het feit dat de Commissie
ook gesproken heeft met vertegenwoordigers van de Birmese oppositie. Juist
nu de situatie in Birma zo slecht is, zijn deze gesprekken een waardevolle
politieke ondersteuning naast de technische steun die zij van Nederland
reeds ontvangen (Nederland ondersteunt het samenwerkingsverband van de
oppositiegroepen (National Coalition Union of Burma) middels het Foreign
Affairs Training-project, een orijkelijkpleidingsprogramma om de oppositie
training te geven in internationale zaken. Een dergelijke training is nodig
om de oppositie in staat te stellen internationaal hun stem te kunnen laten
horen).
de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
Eveline Herfkens
Kenmerk
Blad /4
===