Zoek in www.D66.nl _____________ zoek
Brussel Vandaag
Partijblad Democraat
Idee
21 mei 2001
Wet Raad voor de Rechtspraak en Wet organisatie en bestuur gerechten
D66-inbreng: Wetgevingsoverleg mei 2001
Boris Dittrich
Onderstaand de inleiding van de D66 inbreng
download de complete tekst:
D66-inbreng, Boris Dittrich
D66-inbreng, Boris Dittrich
Beide wetsvoorstellen hebben betrekking op een wijziging in de interne
organisatie van de rechterlijke macht in verband met de opheffing van
de duale structuur om de organisatie van de rechterlijke macht, die
sinds 1827 niet wezenlijk is veranderd, aan te passen aan de huidige
tijd.
De fractie van D66 meent dat er duidelijk behoefte is aan een
overkoepelende structuur waarin gerechtsoverschrijdende zaken worden
aangepakt die typisch tot de verantwoordelijkheid van de rechterlijke
macht behoren (rolreglementen, alimentatienormen). Daarnaast is er een
duidelijke noodzaak dat de rechtsprekende macht zelf verantwoordelijk
wordt voor de eigen bedrijfsvoering. De gerechtsbesturen krijgen
bevoegdheden toegekend, de Raad moet de samenhang in de
bedrijfsvoering binnen de rechterlijke kolom versterken. Dit alles met
de bedoeling dat de rechtspraak zodanig wordt georganiseerd dat er
sprake is van een optimale publieke dienstverlening.
De Raad is een orgaan van de rechtsprekende macht zelf, ook al is het
in veel opzichten een orgaan sui generis. De Raad zal zelf niet aan
rechtspraak doen, maar toezicht houden op de gerechten voor wat
betreft de bedrijfsvoering. De gerechten hoeven zich niet meer te
verantwoorden jegens de uitvoerende macht, maar leggen in de eigen
kolom, de rechtsprekende macht, verantwoording af aan de Raad. De
bevoegdheden van de minister worden beperkt. De onafhankelijkheid van
de rechtsprekende macht wordt versterkt.
D66 vindt beide wetsvoorstellen goed in elkaar zitten. Zij zijn voor
een groot deel gebaseerd op de voorstellen, die de Commissie Leemhuis
een aantal jaren geleden heeft gedaan. Die commissie is er gekomen
omdat de Kamer de noodzaak van een reorganisatie en vernieuwing van de
rechterlijke macht zag en bij motie om de instelling van de commissie
had gevraagd.
Op onderdelen hebben wij bedenkingen tegen bepaalde uitwerkingen, maar
in zijn algemeenheid zijn de voorstellen degelijk. Compliment waard
voor de minister en zijn ambtenaren.
Ik merk op dat er ondanks de introductie van een Raad voor de
Rechtspraak een algemene verantwoordelijkheid blijft bij de minister
van Justitie voor het goed kunnen functioneren van de rechterlijke
organisatie. De Tweede Kamer moet de minister daarop ook kunnen
blijven aanspreken bij de uitoefening van haar controlerende taak.