Datum: 17 mei 2001
Imams in Nederland dienen in de nabije toekomst beter ingeburgerd te worden. Goede beheersing van het Nederlands en oriëntatie op de Nederlandse samenleving zijn hiertoe een eerste vereiste. Om dit te bewerkstelligen moeten imams in Nederland worden opgeleid of bijgeschoold. Tevens is het zaak dat zij onder de in Nederland geldende arbeidsverhoudingen kunnen werken. Voorwaarde is derhalve dat hun arbeids- en verblijfsrechtelijke positie wordt verbeterd, aldus Mohamed Sini, voorzitter van de landelijke stuurgroep Islam en Burgerschap.
De imams die in Nederland zijn opgegroeid en hier hun opleiding hebben genoten, zullen onder de huidige omstandigheden niet snel als imam aan de slag kunnen gaan, vindt Sini. Momenteel ontvangen veel imams nog zeer geringe salarissen en verkeren in een kwetsbare positie ten opzichte van de moskeebesturen. Vaak hebben de eerste generatie moslimmigranten zitting in de moskeebesturen, die imams in dienst nemen en ontslaan. Imams die te ver voor de troepen uitlopen, kunnen in conflict komen met hun moskeebestuur. Zij lopen niet alleen kans hun baan te verliezen, maar ook hun verblijfsvergunning als ze er niet snel in slagen elders nieuw emplooi te vinden. Om aan deze situatie een einde te maken, zouden moskeebesturen gezamenlijk een landelijke instantie moeten oprichten, die als werkgever voor imams gaat optreden.
Ook een spoedige totstandkoming van een Nederlandse imamopleiding zal volgens de I&B-voorzitter bijdragen tot beter inburgerde imams. Initiatieven tot de totstandkoming van een dergelijke opleiding hebben meer kans van slagen indien de overheid ze ondersteunt. Daarnaast kunnen de lokale overheden de brede maatschappelijke discussie over normen en waarden aanmoedigen en faciliteren. Hierbij kan de overheid een rol spelen zonder het principe van de scheiding van kerk en staat geweld aan te doen. Tot voor enkele jaren beperkte de overheid zich tot het bestrijden van sociaal-economische achterstanden. Dat er aan de religieuze en culturele kant nauwelijks aandacht werd besteed wreekt zich nu.
Imams dragen desondanks een grote verantwoordelijkheid. In de landen van herkomst komt het nauwelijks voor dat imams door de media worden benaderd om zich over een of ander maatschappelijk vraagstuk uit te spreken. Dat is vaak voorbehouden aan schriftgeleerden en theologen die verbonden zijn aan universiteiten. Hier in Nederland wordt een imam door de media niet alleen beschouwd als raadgever en leider, maar vaak ten onrechte ook als theoloog die zich kan wagen aan interpretaties van de Koran en de Soenna (de verzamelde uitspraken en handelingen van de profeet Mohammed) en als spreekbuis namens de moslimgemeenschap.
Imams hebben hoe dan ook veel invloed op de integratie van veel moslims. Hun invloed kan zelfs reiken tot de overdracht van normen en waarden op de kinderen van de moskeegangers. Dat zij zich op de hoogte stellen van de hier geldende normen en waarden is niet alleen in het belang van de samenleving, maar ook voor de hier opgroeiende kinderen. Kinderen die onbruikbare normen en waarden overgedragen krijgen, zullen geen goede toekomst tegemoet kunnen zien.
Hoewel imams het recht hebben zich te beroepen op hun religie, hebben ze ook de plicht om op een positieve wijze bij te dragen aan de integratie van moslims en daarbij rekening te houden met de Nederlandse verhoudingen en daarbij behorende normen en waarden. Er mag in ieder geval van hen verwacht worden dat ze zich niet kwetsend en beledigend uitlaten over groepen mensen en dat ze anderen niet tot dergelijke gedragingen aanzetten. Zij moeten op deze verantwoordelijkheid aangesproken kunnen worden, ook door de leiders uit de moslimgroeperingen zelf.
De moslimgroeperingen komen over het algemeen uit landen waar weinig welvaart heerst en waar maar weinigen onderwijs volgen. De migratie wordt vaak gekenmerkt door een culturele en sociale stilstand. Migranten die meestal van het platteland afkomstig zijn, nemen de culturele bagage van destijds mee en cultiveren deze in den vreemde. De ontwikkelingen in de landen van herkomst ontgaan hen grotendeels en ook de ontwikkelingen in hun nieuwe samenleving gaan aan hen voorbij. In de landen van herkomst verblijven ze te kort tijdens het jaarlijkse of tweejaarlijkse familiebezoek en in Nederland ontberen ze de vereiste kennis van het Nederlands en van de Nederlandse samenleving. Opvattingen die bijvoorbeeld kwetsend zijn voor homoseksuelen leven veelal onder de eerste generatie moslims en onder moslimjongeren met een onafgemaakte opleiding.
In dit licht bezien, is het niet verwonderlijk dat grote groepen moslims zich nog niet kunnen voegen naar de normen en waarden die in Nederland na jarenlange, soms moeizame discussies inmiddels breed worden gedragen, bijvoorbeeld met betrekking tot de thans bereikte positie van vrouwen en mensen met een andere seksuele geaardheid. Moslims en m.n. hun 'geestelijk leiders' zoals imams dienen de nodige sensibiliteit te ontwikkelen om rekening te kunnen houden met de Nederlandse verhoudingen. Hiermee kunnen kwetsende uitlatingen over mensen met een andere seksuele geaardheid - zoals door de imam uit Rotterdam gedaan - in de toekomst voorkomen worden.
Stuurgroep Islam en Burgerschap
Lange Voorhout 86
2514 EJ Den Haag
Telefoon: (070) 330 60 62
e-mail: info@islamenburgerschap.nl
drs Yassin Hartog, coordinator