17.05.01
Korthals: ophelderingspercentage per delictsoort
Minister Korthals wil het huidige, algemene ophelderingspercentage
vervangen door een ophelderingspercentage per delictsoort. Hierdoor
kunnen de resultaten van het opsporingsbeleid beter worden beoordeeld.
De bewindsman wil ook concrete afspraken maken met de politie en het
Openbaar Ministerie om het ophelderingspercentage van een aantal
delictsoorten te verhogen. Het gaat daarbij om levensdelicten, zeden-
en geweldsdelicten. Dit blijkt uit de brief die minister Korthals
vandaag naar de Tweede Kamer heeft gestuurd.
Beleid
De bewindsman geeft ook in zijn brief aan dat hij het
ophelderingspercentage in zijn algemeenheid te laag vindt. Als
belangrijkste oorzaak daarvan noemt de minister het absolute tekort
aan opsporingscapaciteit in verhouding tot de aard en omvang van de
criminaliteit. Korthals: `Ook als we de vergelijking maken met het
buitenland kan geconcludeerd worden dat de Nederlandse situatie hierin
achterblijft ten opzichte van vergelijkbare landen'. In de nog voor de
zomer te presenteren beleidsnota over de beheersing van de
criminaliteit gaat de minister in op de maatregelen die de verhoging
van het ophelderingspercentage voor een aantal delictsoorten mogelijk
maken, en het handhavingstekort op het gebied van de
middencriminaliteit terugdringen.
Delictgericht
Om het ophelderingspercentage per delictsoort te verhogen, denkt de
minister onder meer aan intensivering van het `delictgerichte'
opsporingsbeleid. Per aangehouden verdachte wordt langer
doorgerechercheerd. Er wordt dan in de tijd teruggezocht naar andere
door de verdachte gepleegde strafbare feiten. De verwachting is dat
hierdoor meer delicten kunnen worden opgelost. Minister Korthals wil
dit echter niet ten koste laten gaan van het huidige, hoofdzakelijk
`dadergerichte' opsporingsbeleid. `Ik stel me voor dat, op grond van
een afweging tussen de te verwachten resultaten en de
tijdsinvestering, het doorrechercheren met een zekere beperking van
bijvoorbeeld twee jaar terug in de tijd, gaat plaatsvinden', aldus de
minister in zijn brief.
Het `dadergerichte' opsporingsbeleid resulteert weliswaar in een
stijgend aantal gehoorde en veroordeelde verdachten, maar kan een
beperking vormen voor het aantal opgehelderde delicten. Justitie en
politie gaan namelijk uit van een noodzakelijk geacht aantal delicten
om een verdachte veroordeeld te krijgen. Daarom wordt vaker van het
doorgaans tijdsintensieve doorrechercheren afgezien. Er is immers
voldoende materiaal om de verdachte veroordeeld te krijgen.
Keuze
Vanuit de praktijk en de wetenschap is aangegeven dat het algemene
ophelderingspercentage als gemiddelde een te beperkt beeld geeft van
de inspanningen van de politie. Kern van de redenering is dat in de
periode 1992 tot 1996 het ophelderingspercentage daalde maar dat uit
de cijfers bleek dat er meer daders werden aangehouden en vervolgd.
Als gevolg hiervan zijn er dan ook meer straffen opgelegd. Dit beeld
toont de noodzaak aan om genuanceerd met het ophelderingspercentage om
te gaan.
De keuze voor een ophelderingspercentage per delictsoort ligt daarom
meer voor de hand. Het beeld wordt niet alleen realistischer, maar het
gebruik van een ophelderingspercentage per delictsoort sluit ook beter
aan bij het zogeheten Informatiemodel Nederlandse Politie (INP) waarin
uiteenlopende indicatoren zijn opgenomen om in gemeenschappelijkheid
een betrouwbaar beeld te geven van het resultaat van de inspanningen
die het opsporingsveld zich getroost om de criminaliteit te beheersen.
Om het opsporingsbeleid te verbeteren, vindt Minister Korthals dat van
een groter aantal delictsoorten het ophelderingspercentage in het INP
moet worden opgenomen. De bewindsman denkt daarbij aan delictsoorten
waarvan mensenhandel, kinderpornografie, diefstal en wapenhandel deel
uitmaken.
Voor vragen of commentaar met betrekking tot de inhoud van deze
pagina's kunt u terecht bij de Directie Voorlichting van Justitie,
telefoon: (070) - 3706850,
email: voorlichting@best-dep.minjust.nl,
fax: (070) - 3707594
Laatst gewijzigd: 18-05-2001