Ministerie van Buitenlandse Zaken
http://www.minbuza.nl
MINBZ: Adviesraad Internat. Vraagstukken: EU
ADVIESRAAD INTERNATIONALE VRAAGSTUKKEN
Persbericht
Datum: 15 mei 2001
Nummer: 067/01
DIT IS EEN PERSBERICHT VAN DE ADVIESRAAD INTERNATIONALE VRAAGSTUKKEN
Adviesraad Internationale Vraagstukken: Grotere rol voor gemeenten en
provincies in EU.
Provincies en gemeenten moeten een grotere rol krijgen bij politieke
besluiten in de Europese Unie waar ze mee te maken krijgen. Dat
schrijft de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV) in het advies
'Een gelaagd Europa - de verhouding tussen de Europese Unie en
subnationale overheden'. Het advies is geschreven onder
voorzitterschap van voormalig Eurocommisaris prof. mr. F.H.J.J.
Andriessen en gaat in op de verhouding tussen de Europese Unie en de
overheidslagen onder de nationale overheid.
De praktijk is nu dat in de EU voor en over lagere overheden wordt
besloten zonder dat hun stem wordt gehoord.
Daaraan moet een eind komen.
Om mee te kunnen laten spreken moeten provincies en gemeenten de
mogelijkheid krijgen deel te nemen aan het werk van de Coördinatie
Commissie voor Europese integratie-en associatieproblemen (CoCo), het
reguliere overleg onder leiding van staatssecretaris Benschop dat het
Nederlandse standpunt voor Europees beleid voorbereidt. Ten onrechte
is dit overleg nu alleen een zaak van de Rijksoverheid. Om de stem van
gemeenten en provincies goed door te laten klinken in Brussel, is de
AIV er een voorstander van, dat deze gezamenlijk één vertegenwoordiger
kunnen afvaardigen naar de staf van de Permanente
Vertegenwoordiging van Nederland bij de Europese Unie.
Formeel doet de Europese Unie alleen zaken met de nationale overheden,
maar in de praktijk voelen lagere overheden steeds meer de gevolgen
van 'Brussel'. Lagere overheden zien steeds meer in dat Brussel niet
alleen maar een melkkoe is, waar je geld kan krijgen voor regionale
ontwikkeling, maar dat daarvandaan ook veel maatregelen komen die zij
moeten uitvoeren. Zo is bijvoorbeeld in Nederland zeker zeventig
procent van de milieuregels niet Nederlands, maar Europees, en de
provincies en gemeenten moeten deze regels uitvoeren. En milieu is
maar één voorbeeld: er is tegenwoordig bijna geen terrein van
overheidszorg te noemen waar de Europese Unie geen invloed op heeft.
Het is dan ook te verwachten, aldus de AIV, dat lagere overheden meer
in de melk te brokkelen willen hebben als besluiten uit Europa op hun
bord komen. De AIV ondersteunt deze wens.
In zijn ogen kan meer betrokkenheid van lagere overheden de kwaliteit
van besluitvorming alleen maar ten goede komen, omdat lagere overheden
kennis en deskundigheid in huis hebben over de toepassing van
regelgeving.
De AIV heeft bekeken hoe lagere overheden beter betrokken kunnen
worden bij Europese besluitvorming. De AIV vindt dat de mogelijkheden
om dat op E u r o p e e s niveau te doen, te beperkt zijn. Als de
lagere overheden een echt zware stem zouden krijgen in het Europese
besluitvormingscircuit zou dat een kortsluiting kunnen betekenen voor
de toch al zwaar belaste besluitvorming. Zeker als de Unie zo'n 27
lidstaten gaat tellen. De AIV is er dan ook geen voorstander van de
bevoegdheden van het Comité van de Regio's substantieel te versterken,
omdat het Comité vanuit Europees perspectief niet representatief is
voor alle lagere overheden. Daarvoor verschillen lagere overheden te
veel in bestuurlijk gewicht en bevoegdheden. Wel adviseert de AIV dat
maatregelen worden genomen die de adviestaken van het Comité
versterken. Laat de Raad van Ministers of de Commissie maar verplicht
uitleggen aan het Comité waarom zij geen gevolg geven aan een van hun
adviezen, vindt de AIV.
De beste oplossing om lagere overheden een plek te geven in de
Europese Unie is volgens de AIV dat lidstaten ze inspraak geven in de
nationale besluitvorming. Zo dienen, aldus de AIV, lagere overheden
een plaats aan tafel krijgen bij de nationale ambtelijke voorbereiding
van de standpuntbepaling op weg naar Brussel als Europees beleid
gevolgen voor hen heeft. Verder zouden de lagere overheden een
vertegenwoordiger in de staf van de Permanente Vertegenwoordiging bij
de Europese Unie moeten kunnen stationeren.
De AIV bepleit voorts dat de uitvoering van beleid op zo laag mogelijk
niveau plaatsvindt, aangezien lagere overheden meer mogelijkheden
hebben tot democratische controle. Dit biedt overigens geen oplossing
voor het democratisch tekort. Een centrale rol in de vermindering van
het democratisch tekort komt toe aan het Europees Parlement, niet aan
lagere overheden of aan het Comité van de Regio's.
///