Amsterdam, 14 mei 2001
Botbreuk geneest sneller door toediening natuurlijke eiwitten
De genezing van een botbreuk of botdefect wordt aanzienlijk versneld door lokale toediening van het natuurlijk, botgroeistimulerend eiwit osteogenic protein-1 (OP-1). De kans op een verstoorde genezing wordt hierdoor waarschijnlijk ook kleiner. Dit concludeert Frank den Boer in zijn onderzoek waarop hij vrijdag 11 mei promoveerde aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. Verder onderzoek bij patiënten is noodzakelijk voordat OP-1 algemeen kan worden toegepast.
Nieuwe botvorming bij een botbreuk leidt tot herstel van het bot. Bij 5 tot 10% van alle botbreuken verloopt het genezingsproces gestoord, waardoor de breuk vertraagd of niet tot genezing komt. Behandelingsmethoden die botgenezing stimuleren bieden hierbij uitkomst. Een nieuwe ontwikkeling op dit gebied is het gebruik van groeifactoren. Bone morphogenetic proteins (BMP's) zijn natuurlijke groeifactoren die in botweefsel voorkomen en nieuwe botvorming stimuleren tijdens botbreukgenezing. OP-1 is zon BMP.
Om te onderzoeken of OP-1 de normale botbreukgenezing kan versnellen werd bij geiten een scheenbeenbreuk gestabiliseerd door middel van een fixatiemethode met stangen en pennen aan de buitenzijde. Hierna werd al dan niet OP-1 met een naald in de botbreuk gespoten. Na 2 en 4 weken werd de botbreukgenezing op verschillende manieren onderzocht. Na 2 weken was er meer nieuwe botvorming en was de breuk in een verder gevorderd stadium van genezing bij de geiten die behandeld waren met OP-1 dan bij de geiten die deze behandeling niet hadden gehad. Na 4 weken waren er geen verschillen meer tussen de behandelingsgroepen. De conclusie is dat de genezing van een botbreuk kan worden versneld door een eenmalige toediening van OP-1. Bij mensen met een botbreuk zou dit kunnen betekenen dat door de kortere genezingstijd het aangedane bot eerder is te belasten en de dagelijkse activiteiten eerder kunnen worden hervat. Ook is de kans op gestoorde botbreukgenezing mogelijk kleiner is en kan zo aanvullende behandelingen worden vermeden.
Den Boer heeft ook gekeken naar botbreuken die gepaard gaan met
verbrijzeling, de zogenaamde botdefecten. De standaardbehandeling is
autologe bottransplantatie. Hierbij wordt bot uit het bekken van de
patiënt gehaald en op de plaats van de breuk bij dezelfde patiënt
geïmplanteerd. Nadeel van autologe bottransplantatie is het optreden
van complicaties op de oogstplaats, met name pijnklachten. Een
alternatief is het gebruik van kunstbot. Dit materiaal wekt echter
nauwelijks nieuwe botvorming op. Daarom is de combinatie van kunstbot
met OP-1 onderzocht. Bij schapen werd een botdefect in het scheenbeen
gestabiliseerd met een pen. Bij defecten waarin kunstbot zonder OP-1
was geïmplanteerd, bleek de genezing na 12 weken even slecht als bij
een groep waarbij geen kunstbot was geïmplanteerd. Defecten die waren
behandeld met kunstbot in combinatie met OP-1 toonden meer nieuwe
botvorming en een efficiëntere genezing. De resultaten van kunstbot
met OP-1 waren vergelijkbaar met die van autologe bottransplantatie.
De conclusie is dat de genezing van botdefecten aanzienlijk kan worden
verbeterd door de toevoeging van OP-l. Bij patiënten met een botdefect
zou dit kunnen betekenen dat door gebruik van de combinatie van
kunstbot en OP-1 de nadelen die bij autologe bottransplantaties
optreden kunnen worden vermeden.
Meer informatie:
Drs. Frank den Boer promoveerde op 11 mei aan de Vrije Universiteit te
Amsterdam op de studie Enhancement of Bone Repair with Recombinant
Human Osteogenic Protein-1 uitgevoerd in het VU medisch centrum. Voor
meer informatie kunt u contact opnemen met de dienst public relations
en voorlichting van het VU medisch centrum, Jan Spee, tel (020)
4443444,
fax (020) 444 3450.
© VU medisch centrum 14/05/01
dienst public relations & voorlichting
prv@azvu.nl