Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
http://www.minlnv.nl
MIN LNV: Wijz. verbodsbep. aangew. toezichtsgeb. MKZ 2001
DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ,
Gelet op artikel 9 van Richtlijn 85/511/EEG van de Raad van de
Europese Gemeenschappen van 18 november 1985 tot vaststelling van
gemeenschappelijke maatregelen ter bestrijding van mond- en klauwzeer
(PbEG L 315) en op artikel 10, eerste lid, van Richtlijn 90/425/EEG
van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 26 juni 1990 inzake
veterinaire en zoötechnische controles in het intracommunautaire
handelsverkeer in bepaalde levende dieren en produkten in het
vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (PbEG L
224);
Gelet op de artikelen 17, 30, eerste en vierde lid, en 31 van de
Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;
BESLUIT:
Artikel I
De Regeling verbodsbepalingen aangewezen toezichtsgebieden mond- en
klauwzeer 2001 wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 1 wordt, onder vervanging van het leesteken punt aan het
slot van onderdeel d door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd,
luidende:
e. UBN: aan een vestiging krachtens het Besluit identificatie en
registratie van dieren door of namens de Voorzitter van het
Productschap Vee en Vlees afgegeven Uniek Bedrijfsnummer.
B
Na artikel 3 worden de volgende artikelen ingevoegd:
Artikel 3a
Het verbod, bedoeld in artikel 3, is niet van toepassing op het
vervoer van runderen, jonger dan 12 maanden, en varkens van een
bedrijf rechtstreeks naar een slachthuis indien:
- het bedrijf en het slachthuis niet zijn gelegen in een
beschermingsgebied als bedoeld in artikel 9, tweede lid, van de
Richtlijn 85/511/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 18
november 1985, tot vaststelling van gemeenschappelijke maatregelen ter
bestrijding van mond- en klauwzeer (PbEG L 315);
- het onderzoek, bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdeel c, van de
Beschikking 2001/295/EG van de Commissie van de Europese
Gemeenschappen van 10 april 2001 houdende vaststelling van maatregelen
die moeten worden uitgevoerd voordat de op grond van artikel 9 van
Richtlijn 85/511 van de Raad van de Europese Gemeenschappen toegepaste
beperkende maatregelen worden ingetrokken (PbEG L 100), op het bedrijf
waarvan de dieren worden afgevoerd, is uitgevoerd en daarbij geen
mond- en klauwzeer is aangetroffen;
- het transport voorafgaand is gemeld met gebruikmaking van een
daartoe door de Minister ter beschikking gesteld formulier dat
vergezeld gaat van de uitslag van voormeld onderzoek;
- een kopie van het ingevulde formulier alsmede de uitslag van het
onderzoek tijdens het transport op het voertuig aanwezig zijn;
- het vervoer rechtstreeks plaatsvindt naar een door de Minister
aangewezen slachthuis dat is gelegen in toezichtsgebied I of in
toezichtsgebied II.
Artikel 3b
1. Het verbod, bedoeld in artikel 3, is niet van toepassing op het
vervoer van varkens van een bedrijf rechtstreeks naar een ander
bedrijf binnen het toezichtsgebied, mits:
- beide bedrijven niet zijn gelegen in een beschermingsgebied als
bedoeld in artikel 9, tweede lid, van de Richtlijn 85/511/EEG van de
Raad van de Europese Gemeenschappen van 18 november 1985, tot
vaststelling van gemeenschappelijke maatregelen ter bestrijding van
mond- en klauwzeer (PbEG L 315);
- het onderzoek, bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdeel c, van de
Beschikking 2001/295/EG van de Commissie van de Europese
Gemeenschappen van 10 april 2001 houdende vaststelling van maatregelen
die moeten worden uitgevoerd voordat de op grond van artikel 9 van
Richtlijn 85/511 van de Raad van de Europese Gemeenschappen toegepaste
beperkende maatregelen worden ingetrokken (PbEG L 100), op zowel het
bedrijf waarvan de dieren worden afgevoerd als op het bedrijf waar de
dieren worden aangevoerd is uitgevoerd en daarbij geen mond- en
klauwzeer is aangetroffen;
- het transport voorafgaand is gemeld met gebruikmaking van een
daartoe door de Minister ter beschikking gesteld formulier dat
vergezeld gaat van de uitslag van voormeld onderzoek van zowel het
bedrijf waarvan de dieren worden afgevoerd als van het bedrijf waarop
de dieren worden aangevoerd;
- een kopie van het ingevulde formulier alsmede de uitslag van de
onderzoeken tijdens het transport op het voertuig aanwezig zijn;
- het varkens betreft lichter dan 60 kilogram die op het bedrijf
waarvan de varkens worden afgevoerd zijn geboren;
- een bedrijf ten hoogste eenmaal per twee weken varkens afvoert
onderscheidenlijk aanvoert, en
- op een bedrijf de aanvoer en afvoer van varkens niet op dezelfde dag
plaatsvindt.
2. De Regeling varkensleveringen is op het vervoer, bedoeld in het
eerste lid, niet van toepassing.
Artikel 3c
1. De vervoerder van evenhoevigen, bedoeld in de artikelen 3a en 3b,
dan wel de bestuurder van een vervoermiddel bestemd of kennelijk
bestemd voor dat vervoer is verplicht:
a. ervoor zorg te dragen dat na het laden en lossen, de wielkasten van
het vervoermiddel alsmede andere voorwerpen, worden gereinigd en
ontsmet, overeenkomstig een door de Minister goedgekeurd
hygiëneprotocol, en
b. een inzichtelijke registratie bij te houden en tot nader order te
bewaren, waarin in elk geval de volgende gegevens worden opgenomen:
- adres, plaats en UBN van de bezochte bedrijven;
- het aantal vervoerde evenhoevigen;
- de krachtens het Besluit identificatie en registratie van dieren
vastgestelde identificatienummers van de vervoerde evenhoevigen;
- de gereden route, en
- datum en tijdstip van het vervoer.
2. Het vervoermiddel waarin varkens zijn vervoerd wordt voorts, in
zoverre in afwijking van artikel 10, vierde lid, van de Regeling
inzake hygiënevoorschriften besmettelijke dierziekten 2000, na elke
lossing van dieren, gereinigd en ontsmet op een op grond van artikel
23, eerste lid, van de Regeling inzake hygiënevoorschriften
besmettelijke dierziekten 2000, geregistreerde reinigings- en
ontsmettingsplaats.
3. Het vervoermiddel waarin runderen zijn vervoerd wordt voorts, in
zoverre in afwijking van artikel 13, tweede lid, van de Regeling
inzake hygiënevoorschriften besmettelijke dierziekten 2000 na elke
lossing, gereinigd en ontsmet op een op grond van artikel 23a, eerste
lid, van de Regeling inzake hygiënevoorschriften besmettelijke
dierziekten 2000, geregistreerde reinigings- en ontsmettingsplaats.
C
Aan artikel 5 wordt een lid toegevoegd:
4. Het in het eerste lid bedoelde verbod geldt niet voor het
verplaatsen van een voertuig bestemd of kennelijk bestemd voor het
vervoer van vee als bedoeld in de artikelen 3a en 3b.
D
Aan artikel 13, tweede lid, wordt onder vervanging van het leesteken
komma aan het slot van onderdeel d door een puntkomma, een onderdeel
toegevoegd, luidende:
e. personen, die in het kader van de uitoefening van hun beroep op
bedrijf evenhoevigen ophalen of afleveren,
E
Artikel 15 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt 'de artikelen 4 en 6' vervangen door: de
artikelen 3a, 3b, 3c, 4 en 6.
2. Een derde lid wordt toegevoegd, luidende:
3. In afwijking van het eerste lid, is het de eigenaar, houder of
hoeder toegestaan om evenhoevigen, van het bedrijf naar het weiland te
leiden en andersom, mits:
- geen verplaatsing over de openbare weg plaatsvindt, en
- het desbetreffende bedrijf niet is gelegen in een
beschermingsgebied, bedoeld in artikel 9, tweede lid van de Richtlijn
van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 18 november 1985, tot
vaststelling van gemeenschappelijke maatregelen ter bestrijding van
mond- en klauwzeer (PbEG L 315).
F
De bijlage wordt gewijzigd als volgt:
1. Bij gebied I komt onderdeel 1 te luiden:
1. De artikelen 1 tot en met 18 van de regeling zijn op dit gebied van
toepassing, met uitzondering van de artikelen 3b, 9a en 15, derde lid.
De artikelen 3a en 5, vierde lid, zijn van toepassing op rechtstreeks
vervoer van een in toezichtsgebied II gelegen bedrijf naar een in
toezichtsgebied I gelegen slachthuis.
2. Bij gebied III, komt onderdeel 1 te luiden:
1. De artikelen 1 tot en met 18 van de regeling zijn op dit gebied van
toepassing, met uitzondering van de artikelen 3a, 3b, 5, vierde lid,
9a en 15, derde lid.
Artikel II
Deze regeling wordt op 14 mei 2001 om 19:30 uur bekendgemaakt aan de
media en treedt onmiddellijk daarna in werking.
DE MINSTER VAN LANDSBOUW, NATUURBEHEER
EN VISSERIJ,
overeenkomstig het door de Minister genomen besluit,
IR J. F. de LEEUW
Toelichting voor de Staatscourant
De onderhavige regeling strekt ertoe het regime voor het in verband
met de mond- en klauwzeer ingestelde toezichtsgebied Kootwijkerbroek
enigszins te versoepelen. Daartoe kan thans worden overgegaan omdat in
Kootwijkerbroek de ruimingen van de verdachte bedrijven zijn voltooid
en sinds de instelling van het toezichtsgebied op 29 maart 2001
tijdverloop is opgetreden. De maatregelen zijn er op gericht
welzijnsproblemen te verhelpen.
Daarom wordt onder voorwaarden toegestaan dat varkens en kalveren naar
een slachthuis worden vervoerd, dat biggen 1 op 1 worden vervoerd naar
een ander bedrijf en dat evenhoevigen op de zogenoemde huiskavel
kunnen weiden. Deze maatregelen, die overigens niet gelden voor het
met het toezichtsgebied ingesloten beschermingsgebied, worden
onderstaand nader toegelicht.
Slacht
Toegestaan wordt dat varkens en kalveren naar een slachthuis mogen
worden gebracht. Dit is uitsluitend toegestaan indien op het
desbetreffende bedrijf de zogenoemde eind-screening is uitgevoerd. Het
vervoer mag vervolgens plaatsvinden na voorafgaande melding, waarbij
de resultaten van de eind-screening moeten worden overlegd. Het
vervoer vindt plaats naar een aangewezen slachthuis, dat zowel in het
toezichtsgebied Kootwijkerbroek zelf of in het toezichtsgebied Oene
mag zijn gelegen.
Vervoer biggen
Het vervoeren van biggen wordt thans weer toegestaan tussen bedrijven
indien op zowel het verzendende als het ontvangende bedrijf de
zogenoemde eindscreening is uitgevoerd. Het vervoer kan plaatsvinden
na voorafgaande melding, waarbij de resultaten van de eind-screening
van beide bedrijven moeten worden overlegd. Het vervoer mag
uitsluitend varkens betreffen van 60 kilogram of lichter die op het
afvoerende bedrijf zijn geboren. De Regeling varkenslevering is op dit
vervoer niet van toepassing.
Weidegang
Toegestaan wordt dat in het toezichtsgebied evenhoevigen hun
verblijfplaats mogen verlaten opdat ze van het bedrijf naar het
weiland en omgekeerd mogen worden verplaatst. Daarbij mag niet de
openbare weg worden betreden.
DE MINSTER VAN LANDSBOUW, NATUURBEHEER
EN VISSERIJ,
overeenkomstig het door de Minister genomen besluit,
IR J. F. de LEEUW
14 mei 01 19:30