* * *
(*) De ministers van Defensie woonden de besprekingen over het Gemeenschappelijk Veiligheids- en Defensiebeleid bij.
WESTELIJKE BALKAN - Conclusies van de Raad
De Raad nam met instemming kennis van de overeenkomst over een brede
coalitieregering in de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië
en sprak de hoop uit dat de nieuwe regering zo spoedig mogelijk
concrete en relevante resultaten zal behalen. Vooruitgang is alleen
mogelijk via vreedzaam overleg over interne hervormingen, in
overeenstemming met de verbintenissen die de FYROM op 9 april 2001 in
Luxemburg is aangegaan. De EU zal dit proces volledig blijven
ondersteunen, zowel door middel van het bezoek van de Trojka van
EU-ministers aan Skopje op 16 mei als door de voortdurende
persoonlijke betrokkenheid van de hoge vertegenwoordiger Javier
Solana.
De nieuwe terroristische gewelddaden in de noordelijke regio van de
FYROM zijn volstrekt onaanvaardbaar. De bedoeling van deze aanvallen
is om de regering van de FYROM zodanig te provoceren dat zij tot een
volledige oorlog overgaat. De Raad heeft de regering opgeroepen
maximale zelfbeheersing te betrachten en alles te doen om te voorkomen
dat er burgerslachtoffers vallen. Tevens veroordeelde hij de vicieuze
cirkel van het geweld tussen de bevolkingsgroepen. De Raad drong er
bij de leiders van de etnisch-Albanese gemeenschap in Kosovo op aan om
deze terroristische daden onomwonden te veroordelen, en bij de
politieke leiders in Albanië om hun invloed aan te wenden teneinde de
vrede en de stabiliteit te herstellen. De Raad was ingenomen met de
komende ministeriële bijeenkomst van het Zuidoost-Europees
Samenwerkingsproces op 16 mei 2001 in Tirana en zag hierin een nieuwe
mogelijkheid om te werken aan regionale samenwerking en stabiliteit.
De Raad betoonde zich verheugd over het regelmatige verloop van de
verkiezingen die in Montenegro werden gehouden. De Raad riep Belgrado
en Podgorica op tot onmiddellijke hervatting van hun dialoog, zodat
zij nieuwe constitutionele regelingen voor hun betrekkingen kunnen
bepalen in een hernieuwd federaal kader, volgens democratische
beginselen en onder voorwaarden die de regionale stabiliteit
bevorderen. Een goed resultaat van deze dialoog, dat ieder unilateraal
optreden dient uit te sluiten, zou de EU in staat stellen haar
politieke, economische en financiële steun aan Montenegro voort te
zetten.
De Raad sprak zijn bezorgdheid uit over de voortdurende ernstige
schendingen van het staakt-het-vuren en het ontbreken van voldoende
vooruitgang in de dialoog tussen de Servische autoriteiten en
etnisch-Albanese vertegenwoordigers in Zuid-Servië. Hij riep beide
partijen op om op constructieve wijze toe te werken naar een spoedige
uitvoering van vertrouwenwekkende maatregelen, met inbegrip van
demilitarisering, de instelling van een multi-etnische politie, de
terugkeer van ontheemden en de integratie van de etnisch-Albanese
bevolking in de plaatselijke structuren. Hij veroordeelde krachtig
alle aanvallen op personen en eigendommen in het gebied. De EU zal de
ontwikkelingen ter plaatse nauwgezet blijven volgen, onder meer via de
aanwezigheid van de EUMM. Hij zal eveneens nauw overleg blijven voeren
met de betrokken internationale actoren, waaronder de NAVO, de OVSE,
de Raad van Europa en de UNHCR, teneinde een bijdrage te leveren aan
de stabiliteit in de regio.
De Raad toonde zich ingenomen met de vooruitgang die onder het gezag
van de speciale vertegenwoordiger van de secretaris-generaal van de
VN, de heer Hans Haekkerup, is geboekt bij de voltooiing van het
wettelijk kader voor een voorlopig zelfbestuur in Kosovo en sprak zijn
waardering uit voor diens niet aflatende inspanningen.
De Raad veroordeelde alle vormen van separatisme en van
nationalistisch geweld in Bosnië en Herzegovina en sprak zijn
volledige steun uit voor de maatregelen die de hoge vertegenwoordiger
Wolfgang Petritsch onlangs heeft genomen bij wijze van reactie op de
ontwikkelingen. Vooruitgang is in dit land alleen mogelijk via
verzoening, uitvoering van de vredesregeling en Europese integratie.
De Raad deed een beroep op alle politieke leiders in Bosnië en
Herzegovina, alsmede in andere landen van het gebied, om de recente
gebeurtenissen in Mostar, Banja Luka en Trebinje duidelijk te
veroordelen.
De Raad toonde zich ingenomen met de afronding van de onderhandelingen
en de parafering van de Stabilisatie- en Associatieovereenkomst met
Kroatië, in de marge van de zitting van heden. De Raad ziet uit naar
een spoedige ondertekening van de overeenkomst. De parafering en de
aanstaande ondertekening zijn historische gebeurtenissen, die
bevestigen dat de EU bereid is de integratie van Kroatië in de
politieke en economische hoofdstroom van Europa te bevorderen. De Raad
herinnerde eraan dat de succesvolle uitvoering van de SAO bepalend zal
zijn voor de toenadering van Kroatië tot Europa.
MIDDEN-OOSTEN - Conclusies van de Raad
De Raad besprak de verontrustende situatie in het Midden-Oosten. Hij
riep de partijen op alle nodige maatregelen te treffen om een einde te
maken aan de tragische escalatie, en een staakt-het-vuren tot stand te
brengen. De Raad reageerde met instemming op en gaf zijn steun aan het
verslag en de voorstellen van het Sharm el Sheikh onderzoekscomité
(het "Mitchell-comité"), waaraan is deelgenomen door de hoge
vertegenwoordiger, de heer Javier Solana, en betuigde tevens steun aan
het Jordaans-Egyptische initiatief. Hij gaf in dit verband opdracht
aan de hoge vertegenwoordiger om in overleg met alle andere deelnemers
aan de top van Sharm el Sheikh van oktober 2000 te zoeken naar
methoden om de politieke follow-up van de in het verslag van het
onderzoekscomité vervatte conclusies te verzekeren.
SAMENWERKING TUSSEN DE EU EN DE VN
Ter voorbereiding van een ontmoeting met secretaris-generaal Kofi
ANNAN van de Verenigde Naties later op de dag bespraken de ministers
tijdens de lunch mogelijke gebieden waarop de samenwerking met de VN
inzake crisisbeheersing en conflictpreventie kan worden versterkt. De
ministers merkten op dat het Europees Veiligheids- en Defensiebeleid,
dat immers doordat het vermogen tot crisisbeheersing van de EU
versterkt, tevens zal bijdragen tot versterking van het vermogen tot
vredeshandhaving van de VN. Tijdens de vergadering met de
secretaris-generaal van de VN kwam ook de situatie in het
Midden-Oosten ter sprake.
AFRIKA - Conclusies van de Raad
1. Conflictpreventie, conflictbeheer en conflictoplossing in Afrika
- De Raad nam een nieuw gemeenschappelijk standpunt aan over de
preventie, de beheersing en de oplossing van conflicten in Afrika.
- De Raad onderstreepte dat het gemeenschappelijk standpunt een
integrerend deel uitmaakt van de inspanningen van de EU om een
alomvattend beleid op het gebied van conflictpreventie te
ontwikkelen.
- De Raad herinnerde aan de belangrijkste kenmerken van het
gemeenschappelijk standpunt: vergroting van Afrika's competentie
inzake conflictpreventie; periodieke schriftelijke rapportage om
potentiële gewelddadige conflicten in Afrika te onderkennen en
beleidskeuzen te presenteren, waardoor de EU beter in staat is
vroegtijdig actie te ondernemen; betere ondersteuning van de
Afrikaanse mogelijkheden op het gebied van vredeshandhaving; een
nadrukkelijker strategische rol van ontwikkelingssamenwerking in
conflicten, alsmede het belang van een goed toezicht op
post-conflictsituaties.
- De Raad verzocht het komende voorzitterschap, het EU-beleid in
het gebied van de Grote Meren, als concreet voorbeeld van de
uitvoering van het gemeenschappelijk standpunt, voort te zetten en
verder uit te bouwen, alsmede om op korte termijn hierover aan de
Raad te rapporteren.
- De Raad was ingenomen met het voorstel van het voorzitterschap
om een schets voor het eerste jaarlijks onderzoek naar potentiële
conflicten in Afrika op te stellen.
- De Raad sprak zijn tevredenheid uit over de nauwe samenwerking
en coördinatie tussen de EU en de VN met betrekking tot
crisissituaties in Afrika, in het bijzonder in Ethiopië/Eritrea,
in het gebied van de Grote Meren, in Guinee, Sierra Leone en
Liberia, en in Somalië. De Raad benadrukte voornemens te zijn deze
samenwerking en coördinatie verder uit te breiden.
2. Het gebied van de Grote Meren/de Democratische Republiek Congo
- De Raad besprak de ontwikkelingen in de DRC en de uitvoering van
de staakt-het-vuren-overeenkomst van Lusaka, die de consensusbasis
vormt voor vrede in de DRC, en waarvoor de Raad opnieuw zijn
volledige steun uitsprak. Hij nam nota van de vele problemen
waarmee het proces geconfronteerd wordt, maar stelde eveneens vast
dat op essentiële punten vorderingen zijn gemaakt. De Raad
onderstreepte het belang om ten aanzien van alle aspecten van de
staakt-het-vuren-overeenkomst van Lusaka vooruitgang te blijven
boeken. De Raad riep alle partijen op, de desbetreffende
resoluties van de VN-Veiligheidsraad volledig na te leven en ten
volle samen te werken met MONUC. De Raad onderstreepte het belang
dat hij hecht aan herstel van de soevereiniteit en de territoriale
integriteit van de DRC en aan democratische hervormingen in dat
land.
- De Raad toonde zich tevreden met de gevorderde installatie van
MONUC overeenkomstig Resolutie 1341 van de VN-Veiligheidsraad. Hij
sprak opnieuw zijn volledige steun uit voor deze missie. Voorts
begroette hij met instemming het voornemen van de
secretaris-generaal van de VN om met de planning van een derde
fase van MONUC te beginnen en toonde hij zich verheugd over het
komende bezoek van de Veiligheidsraad in het gebied.
- De Raad nam nota van de huidige stand van zaken met betrekking
tot de terugtrekking van troepen. Hij uitte zijn bezorgdheid over
belemmeringen, waar met name het FLC verantwoordelijk voor is. Hij
nam nota van de op 4 mei door de FLC gedane toezegging tot
onvoorwaardelijke terugtrekking krachtens Resolutie 1341 van de
VN-Veiligheidsraad en riep het FLC op, dienovereenkomstig te
handelen. Verder drong hij er bij alle partijen op aan, de
terugtrekking te voltooien en hun nieuwe verdedigingsposities te
respecteren. Hij riep alle partijen op, het internationaal
humanitair recht volledig na te leven, ook in de gebieden waaruit
troepen zijn teruggetrokken.
- De Raad nam nota van het door de partijen uitgewerkte plan voor
een ordelijke terugtrekking van alle buitenlandse troepen uit de
DRC, en riep alle partijen op onvoorwaardelijk te bevestigen dat
zij zich aan dit doel gebonden achten.
- De Raad wees opnieuw op het vitale belang van ontwapening,
demobilisatie, reïntegratie en repatriëring van gewapende groepen
die op of vanaf het grondgebied van de RDC opereren. Hij
onderstreepte dat een effectieve ontwapening van gewapende groepen
gebaseerd moet zijn op vrijwillige reïntegratie en repatriëring.
Het is de taak van de internationale gemeenschap een dergelijk
vrijwillig proces te ondersteunen. De Raad benadrukte de primaire
verantwoordelijkheid van de partijen zelf voor de uitvoering van
een DDRR-plan. Hij riep in het bijzonder de regeringen van
Zimbabwe en de DRC op, alle steun aan deze gewapende groepen te
beëindigen en drong er bij Rwanda op aan zijn verplichtingen ten
aanzien van repatriëring en reïntegratie te blijven nakomen. De
Raad onderkende de behoefte aan differentiatie tussen de
verschillende categorieën van leden van deze gewapende groepen en
de dringende noodzaak om de kwestie van de Rwandese groepen aan te
pakken. De Raad noemde de demobilisatie van kindsoldaten een
absolute prioriteit. Hij was het erover eens dat een goed
gecoördineerde internationale reactie op het door de partijen
uitgewerkte DDRR-plan van het allergrootste belang is. Hij
bevestigde dat de EU bereid is een dergelijke inspanning actief te
ondersteunen en verzocht zijn Speciale Vertegenwoordiger zijn
werkzaamheden op deze basis voort te zetten.
- De Raad sprak zijn tevredenheid uit over de resultaten van de
ontmoeting in Lusaka op 3 en 4 mei, waar de Congolese
ondertekenaars van de Lusaka-overeenkomst een akkoord bereikten
over de grondbeginselen voor een inter-Congolese nationale
dialoog. Hij drong aan op snelle vooruitgang bij deze dialoog en
benadrukte dat een dergelijke dialoog weliswaar veelomvattend maar
toch snel en resultaatgericht moet zijn, en tot democratische
hervormingen en verkiezingen moet leiden.
- De Raad sprak zijn ernstige bezorgdheid uit over de
mensenrechtensituatie in de DRC. Hij toonde zich verheugd over de
bij consensus aangenomen resolutie van de
VN-mensenrechtencommissie over de situatie in de DRC. Voorts
toonde hij zich verheugd over het feit dat de DRC voor de
resolutie van de VN-mensenrechtencommissie inzake de doodstraf
heeft gestemd, en riep hij de regering van de DRC op interne
wetgeving in de geest van deze resolutie uit te werken.
- De Raad gaf uiting aan zijn aanhoudende bezorgdheid over de
mensenrechtensituatie in de DRC en in de regio, zoals weergegeven
in het laatste verslag van de Secretaris-generaal van de VN. De
Raad riep alle partijen op in te staan voor een veilige, snelle en
onbelemmerde toegang van de humanitaire hulpverlening. In dit
verband sprak hij een krachtige veroordeling uit over de recente
moord op zes medewerkers van het Internationale Rode Kruis. De
Raad was verheugd over het besluit van de Commissie om
35 miljoen euro aan humanitaire hulp te besteden en verklaarde dat
de EU bereid is verder bij te dragen tot verbetering van de
humanitaire situatie, wanneer de omstandigheden dit toestaan. Hij
moedigde de donorgemeenschap aan, meer humanitaire hulp te
verlenen.
- De Raad verwelkomde de geleidelijke hervatting van de
ontwikkelingssamenwerking met de DRC, die reeds van start is
gegaan met de bekendmaking van het bedrag van het 8e EOF door de
Commissie.
- De Raad nam nota van het verslag van het VN-panel over de
illegale exploitatie van natuurlijke hulpbronnen in de DRC en
daarin opgenomen aanbevelingen. Hij gaf uiting aan zijn
bezorgdheid over de algemene bevindingen van dit verslag en toonde
zich tevreden over de verlenging van het mandaat van het panel.
- De Raad erkende de noodzaak om, na de onmiddellijke uitvoering
van de staakt-het-vuren-overeenkomst van Lusaka, de oorzaken te
bespreken die aan de wortel liggen van de conflicten in het gebied
van de Grote Meren en in Midden-Afrika. De Raad benadrukte ook het
potentieel destabiliserende effect van de wapenstromen in de
regio. Hij bevestigde opnieuw dat de EU bereid is een initiatief
te ondersteunen om, wanneer de omstandigheden gunstig zijn, onder
auspiciën van de VN en de OAE een internationale conferentie voor
vrede, democratie en ontwikkeling in de regio te houden.
3. Burundi
- De Raad uitte zijn diepe bezorgdheid over de impasse in het
vredesproces in Burundi, het aanhoudende geweld en de humanitaire
situatie in het land. Hij riep de gewapende groepen FDD en FNL op,
de vijandelijkheden onmiddellijk en onvoorwaardelijk te staken,
onverwijld aan het vredesproces deel te nemen en in te stemmen met
onderhandelingen over een staakt-het-vuren.
- De Raad riep alle ondertekenende partijen bij het Akkoord van
Arusha op tot samenwerking in een geest van compromis en nationale
eenheid, teneinde toe te werken naar een vreedzame oplossing van
het gewapende conflict, en naar wederopbouw en ontwikkeling.
- De Raad herhaalde de oproep van de Europese Unie aan alle
regeringen in de regio om onmiddellijk alle vormen van
ondersteuning van en directe en indirecte samenwerking met de
gewapende groepen te stoppen en druk op hen uit te oefenen om aan
het vredesproces deel te nemen.
- De Raad veroordeelde de poging tot staatsgreep op 18 april in
Bujumbura.
4. Manorivier-landen (Guinee, Sierra Leone en Liberia)
- De Raad uitte zijn diepe bezorgdheid over de verslechtering van de
politieke en humanitaire situatie in dit gebied en onderstreepte
het belang van het bezoek van de EU-missie aan dit gebied, dat in
mei 2001 is gepland.
- De Raad sprak zijn steun uit voor de oplegging van sancties aan
Liberia.
5. Zimbabwe
- De Raad sprak zijn diepe bezorgdheid uit over de recente
ontwikkelingen in Zimbabwe, in het bijzonder de toename van
onaanvaardbare daden van politiek geweld en intimidatie. Hij
herinnerde aan zijn toezegging een constructieve dialoog met de
regering voort te zetten en sprak de krachtige wens uit dat deze
dialoog snel tot tastbare resultaten zal leiden. Hij kwam overeen
om in juni de ontwikkelingen opnieuw te bezien zodat passende
maatregelen kunnen worden overwogen indien er onvoldoende
vooruitgang is geboekt.
6. Ethiopië/Eritrea
- De Raad toonde zich verheugd over de jongste vorderingen bij de
uitvoering van het vredesakkoord tussen Ethiopië en Eritrea en
riep beide landen op, de overige kwesties te regelen. Hij gaf
uiting aan zijn waardering en steun voor het UN/UNMEE-streven naar
vooruitgang in het vredesproces. Hij moedigde beide landen aan toe
te werken naar volledige normalisering van hun betrekkingen, in
het belang van de stabiliteit en ontwikkeling in de regio. De Raad
verklaarde dat de EU zich, in het bredere kader van de steun van
de EU voor vredesopbouw in de Hoorn van Afrika, sterk zal blijven
maken om de door de partijen op dit punt geleverde inspanningen te
ondersteunen.
- De Raad riep Ethiopië en Eritrea op om, indien het
VN-wapenembargo niet wordt verlengd, hun wapeninvoer vrijwillig te
beperken en daarmee samenhangende verifieerbare vertrouwenwekkende
maatregelen overeen te komen.
- De EU-lidstaten zullen de grootst mogelijke terughoudendheid aan
de dag leggen bij wapentransacties met de landen in de regio,
overeenkomstig de EU-gedragscode inzake wapentransacties. De EU
zal in het kader van de VN initiatieven nemen om alle VN-lidstaten
aan te zetten tot dezelfde terughoudendheid.
- De Raad erkent de noodzaak voor beide partijen om hun
strijdkrachten overeenkomstig de vredesvoorwaarden te
herstructureren.
7. Nigeria
- De Raad nam een gemeenschappelijk standpunt over Nigeria aan, en
onderstreepte het commitment van de EU om een positief,
constructief, consistent en op dialoog gebaseerd beleid te blijven
volgen en verder te ontwikkelen, teneinde Nigeria te ondersteunen
bij zijn inspanningen tot consolidering van de democratie en
verbetering van de sociaal-economische ontwikkeling.
(Zie ook blz. XII)
INDONESIË - Conclusies van de Raad
1. De Raad beklemtoont het strategische belang van een krachtig,
democratisch, verenigd en welvarend Indonesië. Hij spreekt zijn
krachtige steun uit voor de territoriale integriteit van het land. Hij
bevestigt zijn wens en verbintenis om nauwere betrekkingen met
Indonesië aan te knopen, conform de conclusies van de Raad van
maart 2000. Hij hoopt deze betrekkingen tijdens de ministeriële
bijeenkomst op 24 mei in Peking te kunnen ontwikkelen.
2. De Raad heeft uiting gegeven aan zijn bezorgdheid over de
ontwikkelingen in Indonesië. De Raad heeft nota genomen van enkele
positieve veranderingen die zich sedert maart 2000 hebben voorgedaan,
zoals de bevestigde vrijheid van meningsuiting, vergadering en
godsdienst, het versterkt juridisch en institutioneel kader voor de
bescherming van de rechten van de mens, de verdere groei van een
actief maatschappelijk middenveld en de verbeterde betrekkingen met
Oost-Timor. De Raad benadrukte evenwel ook de trage vooruitgang die is
geboekt met betrekking tot de vele andere uitdagingen waaraan de
regering van Indonesië prioriteit toekent, met name de hervorming van
het justitieel, juridisch en economisch bestel. De Raad herhaalt zijn
verbintenis om steun te verlenen aan verdere hervormingen die de
Indonesische regering op deze gebieden zou willen doorvoeren.
Om die doelstellingen te bereiken:
i) moedigt de Raad de Indonesische regering aan de hervorming van het
overheidsapparaat voort te zetten en de democratie en de
mensenrechten verder te versterken. De Raad is van oordeel dat de
hervorming van het juridisch bestel, de rechtsstaat, civiele
controle over en democratische verantwoording van de politie en de
strijdkrachten, een levendig maatschappelijk middenveld,
decentralisatie en versterking van de lokale besturen van
wezenlijk belang blijven voor de stabiliteit en de welvaart in
Indonesië;
ii) moedigt de Raad de regering tevens aan met spoed een vreedzame
oplossing uit te werken voor de interne conflicten van Indonesië,
zoals die op Atjeh, Irian Jaya, de Molukken en Centraal Kalimantan
en daarbij geen onderscheid te maken tussen separatistische of
sektarische stromingen. De Raad benadrukt dat de regering de
territoriale integriteit van Indonesië alleen zal kunnen
waarborgen als zij een echte dialoog aangaat met de provincies om
het separatisme bij de wortel aan te pakken. Hij beklemtoont
tevens het belang van een interetnische, interregionale dialoog en
van een succesvol decentralisatieproces. De Raad legt voorts de
nadruk op de verantwoordelijkheid van de Indonesische regering om
bijstand te verlenen aan binnenlandse ontheemden en andere
personen die het slachtoffer zijn geworden van interne conflicten,
en om bedreigde bevolkingsgroepen te beschermen;
iii) moedigt de Raad tevens de inspanningen van de Indonesische
regering aan om voort te werken aan betere betrekkingen met
Oost-Timor, teneinde een hecht en goed nabuurschap op te bouwen
dat de stabiliteit van Zuidoost-Azië mede ten goede komt. De Raad
memoreert echter de verantwoordelijkheid van de regering om
degenen die de mensenrechten en het internationale humanitaire
recht hebben geschonden, te vervolgen. De Raad toont zich bezorgd
over het feit dat recente vonnissen niet lijken te voldoen aan
internationale normen van rechtvaardigheid en eerlijkheid, waar in
de verklaring van de voorzitter in de VN-mensenrechtencommissie om
is gevraagd. De Raad roept de regering ook op om de milities in
Oostelijk Nusa Tenggara te ontwapenen en te ontbinden, en de
vluchtelingen de mogelijkheid te bieden om in vrijheid te kiezen
tijdig terug te keren naar Oost-Timor om er deel te nemen aan de
verkiezingen voor een grondwettelijke vergadering, dan wel zich
elders in Indonesië te vestigen;
iv) verwelkomt de Raad pogingen om de armoedebestrijding een
prominentere plaats in het regeringsbeleid te geven, en moedigt
hij de Indonesische regering aan haar in oktober 2000 gelanceerde
strategie voor armoedebestrijding spoedig uit te voeren; daarnaast
moedigt de Raad verdere maatregelen van de regering aan om de
talrijke milieuproblemen van het land, waaronder de onrustbarend
snelle ontbossing, aan te pakken;
v) onderstreept de Raad dat de Unie zich moet blijven inspannen om
de langetermijnbetrekkingen met Indonesië te versterken, mede door
een voortzetting van de politieke dialoog met Indonesië. Hij
verzoekt parlementsleden uit de gehele EU hun contacten met
Indonesische collega's te intensiveren;
vi) wijst de Raad andermaal op het belang van uitbreiding van de
economische samenwerking, onder meer op het gebied van
investeringen en handelsverkeer in beide richtingen, zoals in de
conclusies van maart 2000 werd gesteld;
vii) roept de Raad de lidstaten en de Commissie op de
steunverlening beter te coördineren teneinde voornoemde taken te
kunnen volbrengen, zodat de Unie als geheel een meer
samenhangende, doeltreffende en zichtbare rol kan spelen. Hij
memoreert de gezamenlijke verklaring van de Raad en de Commissie
over het ontwikkelingsbeleid van de EG en zijn conclusies over een
kader voor landenstrategieën. De Raad heeft de Commissie verzocht
om, in overleg met de lidstaten en de Indonesische regering, een
landenstrategiedocument te redigeren waarin prioriteiten worden
gesteld voor steun. De Raad verwijst naar de op 22 januari 2001
aangenomen richtsnoeren voor de versterking van de operationele
coördinatie en verzoekt zijn bevoegde instanties om na te gaan hoe
de EU-coördinatie in Jakarta, ook waar het de steunverlening
betreft, verbeterd kan worden;
viii) roept de Raad op tot nauwere samenwerking en
informatie-uitwisseling tussen de Unie en andere donoren, de
Verenigde Naties en de internationale financiële instellingen;
ix) verzoekt de Raad zijn bevoegde instanties de situatie in
Indonesië nauwlettend te blijven volgen.
EUROPEES VEILIGHEIDS- EN DEFENSIEBELEID
De Raad nam nota van een mondeling verslag van het voorzitterschap
(minister LINDH en minister VON SYDOW), aangevuld door SG/HV SOLANA,
betreffende de vooruitgang op het gebied van het Europees Veiligheids-
en Defensiebeleid (EVDB). Bijzondere nadruk kregen daarbij de volgende
aspecten:
- de permanente structuren die aan het eind van het Zweedse
voorzitterschap moeten zijn voltooid;
- militaire vermogen; op dit punt zijn de werkzaamheden
betreffende catalogi voor de vereisten met betrekking tot
vermogens, bijdragen van de lidstaten en tekort aan vermogen reeds
behoorlijk gevorderd;
- civiele vermogens, en in het bijzonder de vooruitgang die
geboekt is ten aanzien van het bereiken van de te Feira
overeengekomen doelstelling inzake de politie;
- operationeel vermogen van de EU; de besprekingen op dit punt
hadden vooral betrekking op het oefenbeleid, het oefenprogramma en
de crisisbeheersingsprocedures van de EU;
- betrekkingen EU-NATO;
- samenwerking met de VN en de OVSE.
De Raad hechtte zijn goedkeuring aan het oefenprogramma van de
Europese Unie en aan een document inzake het oefenbeleid, twee
belangrijke bouwstenen om de EU overeenkomstig het mandaat van de
Europese Raad te Nice, operationeel te maken op het gebied van
crisisbeheersing.
VOORBEREIDING VAN DE EUROPESE RAAD TE GÖTEBORG, 15/16 JUNI 2001
De Raad werd door zijn voorzitter ingelicht over de belangrijkste
punten die waarschijnlijk in Göteborg aan de orde zullen komen en over
de voornemens van het voorzitterschap met betrekking tot het verloop
van de besprekingen. De belangrijkste te bespreken punten worden
waarschijnlijk:
- de uitbreiding;
het debat over de toekomst van Europa;
- duurzame ontwikkeling;
- Europees Veiligheids- en Defensiebeleid;
- externe betrekkingen met de bijzondere nadruk op de transatlantische
betrekkingen.
De fungerend voorzitter van de Europese Raad, premier PERSSON, begint
eind van deze maand aan een ronde langs de hoofdsteden. De Raad zal de
voorbereiding van de zitting te Göteborg afronden tijdens zijn zitting
van 11 juni.
UITBREIDING
De Raad wijdde een positieve en opbouwende discussie aan de
uitbreiding, en meer in het bijzonder aan het compromisvoorstel van
het voorzitterschap betreffende het vrije verkeer van werknemers; op
basis van het Commissievoorstel hebben de Raadsinstanties hieraan de
afgelopen weken gewerkt.
Tot slot van het debat kwam de voorzitter tot de conclusie dat hoewel
het voorstel van het voorzitterschap brede steun geniet, de kwestie
niet geheel is opgelost tijdens de onderhavige zitting. Zij merkte
voorts op dat er overeenstemming over bestaat dat het dossier vrij
verkeer van werknemers losstaat van de andere dossiers. Voorts bleek
uit het debat dat het hoofdstuk betreffende het verrichten van
diensten niet opnieuw aan de orde gesteld dient te worden om mogelijke
problemen in Duitsland en Oostenrijk met het grensoverschrijdend
verrichten van bepaalde diensten op te lossen (en zo te voorkomen dat
nationale, beperkende regels betreffende het verkeer van werknemers
worden omzeild), maar dat deze problemen dienen te worden opgelost in
het kader van het vrije verkeer van werknemers.
Het voorzitterschap verzocht het Comité van permanente vertegenwoordigers zich de volgende week te buigen over de nog onopgeloste problemen, met inbegrip van de technische kwesties, opdat zo spoedig mogelijk een akkoord kan worden bereikt.
Tijdens de lunch bespraken de ministers eveneens de vraagstukken die
in het Spaanse memorandum betreffende regionaal beleid en uitbreiding
aan de orde worden gesteld, waarbij zij overeenkwamen dit punt zo
spoedig mogelijk te behandelen.
MEXICO - Verklaring van de Europese Unie over de recente
ontwikkelingen
De EU heeft de ontwikkeling van de situatie in Chiapas nauwlettend
gevolgd, en zal dit blijven doen, met name in het licht van de recente
ontwikkelingen in Mexico naar aanleiding van de goedkeuring van de
grondwetswijziging betreffende inheemse rechten. De EU betreurt het
besluit van het EZLN (Ejército Zapatista de Liberación Nacional) om
zijn contacten met de Mexicaanse regering op te schorten en dringt er
bij het EZLN op aan om in te gaan op het constructieve aanbod van
president Fox om via politieke weg vooruitgang te boeken met de
aspecten die niet in de nieuwe wet zijn opgenomen.
De EU is ervan overtuigd dat een dialoog tussen de Mexicaanse regering
en het EZLN van cruciaal belang is om te komen tot een definitieve
regeling voor de situatie in Chiapas.
* *
*
VERGADERINGEN IN DE MARGE VAN DE RAAD
Op dinsdag 15 mei hebben de ministers van Buitenlandse Zaken een
ontmoeting gehad met hun ambtgenoten van de Europese NATO-lidstaten
die niet tot de EU behoren, en van de kandidaat-landen voor de
toetreding tot de EU (Noorwegen, IJsland, Turkije, Polen, Tsjechië,
Hongarije, Estland, Letland, Litouwen, Slowakije, Slovenië, Bulgarije,
Roemenië, Cyprus en Malta). Tijdens deze vergadering, die gedurende de
lunch werd voortgezet, bespraken de ministers de stand van zaken met
betrekking tot het Europees Veiligheids- en Defensiebeleid en de
crisisbeheersing op de Westelijke Balkan (met name de toestand in de
Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië en in Zuid-Servië). Voor
de lunch was er ook een afzonderlijke vergadering in de samenstelling
EU+6 (met Noorwegen, IJsland, Turkije, Polen, Tsjechië en Hongarije)
over de betrekkingen tussen de EU en de NATO, in het bijzonder in het
vooruitzicht van de eerste officiële bijeenkomst van de Raad Algemene
Zaken met de Noord-Atlantische Raad op 29/30 mei te Boedapest.
Op dezelfde dag hebben de ministers van Defensie (eerst in de
samenstelling EU+15, later EU+6) een informele ontmoeting gehad met
hun ambtgenoten van de Europese NATO-landen die geen EU-lid zijn, en
van de kandidaat-landen voor de toetreding tot de EU (Noorwegen,
IJsland, Turkije, Polen, Tsjechië, Hongarije, Estland, Letland,
Litouwen, Slowakije, Slovenië, Bulgarije, Roemenië, Cyprus en Malta).
Tijdens deze vergaderingen, die eveneens gedurende de lunch werden
voortgezet, bespraken de ministers militaire vermogens en de follow-up
van de in november 2000 gehouden conferentie over de
beschikbaarstelling van vermogens.
* *
*
ZONDER DEBAT GOEDGEKEURDE PUNTEN
(Besluiten ten aanzien waarvan verklaringen voor de Raadsnotulen
beschikbaar zijn voor het publiek, zijn aangegeven met een asterisk;
de tekst van de verklaringen is verkrijgbaar bij de Persdienst.)
EUROPESE ECONOMISCHE RUIMTE
De Raad hechtte zijn goedkeuring aan 8 ontwerp-besluiten van het
Gemengde Comité van de EER tot wijziging van volgende onderdelen van
de EER-overeenkomst:
- Bijlage I (Veterinaire en fytosanitaire aangelegenheden)
- Bijlage VII (Onderlinge erkenning van beroepskwalificaties)
- Bijlage XXI (Statistiek)
- Protocol 31 betreffende de samenwerking op specifieke gebieden
buiten de vier vrijheden (met name betreffende de bevordering van
taaldiversiteit, MEDIA-programma's, gelijkheid van mannen en
vrouwen en het milieu).
EXTERNE BETREKKINGEN
Iran - Conclusies van de Raad
De Raad is ingenomen met de mededeling van de Commissie over de
betrekkingen van de EU met de Islamitische Republiek Iran. De Raad is
het eens met de aanbevelingen die de Commissie in haar mededeling doet
en hij onderschrijft de mening van de Commissie dat de banden tussen
de EU en Iran geleidelijk nader moeten worden aangehaald. De Raad
herinnert aan zijn conclusies van 20 november 2000 dat over de aanvang
van de onderhandelingen zal worden besloten nadat alle aspecten van de
betrekkingen EU-Iran zijn geëvalueerd, en herhaalt zijn verzoek aan de
Commissie hem zo spoedig mogelijk een voorstel voor te leggen voor
onderhandelingsrichtsnoeren met het oog op een handels- en
samenwerkingsovereenkomst tussen de EU en Iran.
Betrekkingen EU-VS - Conclusies van de Raad
1. De Raad spreekt zijn waardering uit voor de mededeling van de
Commissie over Een intensivering van de trans-Atlantische
betrekkingen met het accent op strategie en resultaat en wijst
daarmee andermaal op het unieke en steeds toenemende belang van de
betrekkingen tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten.
2. In het afgelopen decennium hebben wij onze samenwerking met de
Verenigde Staten ontwikkeld en uitgebreid en aldus uitdrukking
gegeven aan onze gedeelde verantwoordelijkheid bij het aannemen
van het groeiende aantal wereldwijde economische en politieke
uitdagingen. De trans-Atlantische verklaring van december 1990, de
nieuwe trans-Atlantische agenda van december 1995 en het
trans-Atlantische economische partnerschap van december 1998
bevestigden de sterke en duurzame banden tussen de EU en de VS,
die gebaseerd zijn op onze gemeenschappelijke waarden. Wij moeten
ons partnerschap blijven versterken en aanpassen in het licht van
de veranderende omstandigheden. Een sterke trans-Atlantische
dialoog, waarin de EU en de VS samenwerken met het oog op zowel
bilaterale kwesties als aangelegenheden van gemeenschappelijk
belang in verschillende delen van de wereld, blijft een essentiële
rol spelen. Een gezamenlijk optreden van de EU en de VS kan voor
de rest van de wereld doorslaggevend zijn en alle partijen reële
voordelen brengen.
3. De Raad beklemtoont het belang van continuïteit en samenwerking
tussen achtereenvolgende voorzitterschappen. De Raad is het met de
Commissie eens dat de dialoog tussen de EU en de VS betrekking
moet hebben op een voortschrijdend programma van prioritaire
vraagstukken waarvoor duidelijke doelstellingen moeten worden
geformuleerd, teneinde sneller concretere resultaten te boeken.
Deze prioritaire vraagstukken moeten hun grondslag vinden binnen
een bestek van strategische thema's uit de indicatieve lijst in de
Commissiemededeling, waaraan evenwel het thema "milieu" moet
worden toegevoegd. Bij besprekingen met de VS over prioritaire
vraagstukken mag in geen geval worden vooruitgelopen op de
uitkomst van besprekingen binnen de EU.
4. De EU en de VS moeten echter altijd de gelegenheid hebben om
belangrijke actuele kwesties en opkomende problemen te bespreken.
De Raad bevestigt in dit verband dat het van belang is dat aan de
gehele scala van zowel bilaterale als multilaterale handels- en
investeringsvraagstukken op alle niveaus, zo nodig ook in de
hoogste instanties, ten volle aandacht wordt besteed.
5. De Raad deelt de opvatting van de Commissie dat de dialoog zo
moet worden gestructureerd dat een groeiend aantal economische en
politieke vraagstukken effectief en snel kan worden aangepakt. Dat
vergt een voortdurende sturing en stimulans van de leiders.
Daartoe moet regelmatig en frequent op alle niveaus overleg
blijven plaatsvinden, onder andere tussen de voorzitter van de
Europese Raad, bijgestaan door de secretaris-generaal/hoge
vertegenwoordiger, en de voorzitter van de Commissie enerzijds en
de president van de Verenigde Staten anderzijds.
6. Dit overleg dient zorgvuldig en op transparante wijze binnen de
Raad te worden voorbereid. De Raad verzoekt het Coreper na te gaan
hoe de coördinerende en sturende rol van de Raad kan worden
verbeterd, en over zijn bevindingen verslag uit te brengen.
7. Het effectief bevorderen van de samenwerking en oplossen van
geschillen tussen de EU en de VS moet de fundamentele prioriteit
blijven. De leiders en de ministers dienen zich te allen tijde te
concentreren op aangelegenheden die hun aandacht verdienen en in
een fase zijn gekomen waarin overleg op hun niveau geboden is.
8. De Raad beklemtoont het belang van contacten met alle
geledingen van de Amerikaanse regering teneinde een beter begrip
van de belangen van de EU te bevorderen. In dit verband moedigt
hij het streven naar intensivering van de trans-Atlantische
dialoog voor wetgevers aan en is hij verheugd over de initiatieven
van het Europees Parlement en het Amerikaanse Congres om de
onderlinge dialoog te ontwikkelen en daardoor de volken aan beide
zijden van de Atlantische Oceaan nader tot elkaar te brengen. De
Raad beklemtoont het belang van een grotere betrokkenheid van het
maatschappelijk middenveld. Hij verwelkomt initiatieven in het
kader van de trans-Atlantische dialogen die het zakenleven,
consumenten- en milieugroeperingen en werknemersvertegenwoordigers
samenbrengen, alsook andersoortige dialogen tussen mensen, en
moedigt de intensivering daarvan aan.
9. De Raad verzoekt het voorzitterschap, bijgestaan door de
secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger en de Commissie, met de
Verenigde Staten te overleggen over de wijze waarop de
trans-Atlantische dialoog in het licht van het bovenstaande
productiever en effectiever kan worden gemaakt, en op zijn
volgende zitting verslag van dat overleg uit te brengen.
Betrekkingen met Libanon
De Raad kwam overeen een toevoeging aan te brengen in de
onderhandelingsrichtsnoeren voor de sluiting van een nieuwe
Associatieovereenkomst EU-Libanon.
Betrekkingen met Rusland - Voorbereiding van de Top EU-Rusland
(Moskou, 17 mei 2001)
De Raad nam nota van informatie van het voorzitterschap en de hoge
vertegenwoordiger over de stand van de voorbereidingen van de
Top-ontmoeting EU-Rusland (Moskou, 17 mei 2001). Als gastheer van de
Top zal President POETIN optreden en de EU zal vertegenwoordigd zijn
door de fungerend voorzitter van de Europese Unie, premier PERSSON, de
SG/HV voor het GBVB SOLANA en voorzitter PRODI van de Europese
Commissie.
De drie voornaamste agendapunten zijn:
- ontwikkelingen in Rusland en in de EU;
- samenwerking EU-Rusland;
- lopende internationale zaken.
Betrekkingen met Moldova - derde zitting van de Samenwerkingsraad
De Raad stelde het standpunt van de EU vast voor de derde zitting van
de Samenwerkingsraad op 15 mei 2001 (zie Mededeling aan de Pers
doc. 8539/01 Presse 182).
BETREKKINGEN MET DE GEASSOCIEERDE LMOE
Litouwen en Roemenië - Deelname aan de communautaire programma's
Socrates en Jeugd
De Raad nam twee besluiten aan betreffende de financiële bijdrage van
Litouwen en Roemenië voor deelname aan de programma's Socrates en
Jeugd in de jaren 2001 tot en met 2006.
In de loop van 2000 hebben de Associatieraden tussen de EU en de
verschillende geassocieerde LMOE's besluiten aangenomen waardoor deze
landen kunnen deelnemen aan de tweede fase van het programma Socrates
(en het programma Leonardo da Vinci), en aan het nieuwe programma
Jeugd. Voor Socrates en Jeugd zijn in de desbetreffende besluiten
evenwel alleen de financiële bijdragen van de betrokken landen voor
het jaar 2000 vastgesteld en is bepaald dat de bijdrage voor de
daaropvolgende jaren (2001-2006) in latere besluiten zal worden
geregeld. Dit is het doel van de huidige besluiten die door de
respectieve associatieraden zullen worden aangenomen.
Slowakije - Verlenging van de overheidssteun
De Raad kwam overeen dat de Associatieraad EU-Slowakije een besluit
dient aan te nemen ten aanzien van de verlenging van de termijn van
vijf jaar overeenkomstig artikel 64, lid 4, onder a), van de
Europa-overeenkomst.
In de betreffende bepaling staat dat, voor de evaluatie van de door
Slowakije verleende overheidssteun, dit land - tijdens de eerste vijf
jaren na de inwerkingtreding van de Overeenkomst - beschouwd wordt als
een regio gelijk aan de in artikel 92 (huidig artikel 87), lid 3,
onder a), van het EG-Verdrag bedoelde streken van de Gemeenschap
(d.w.z. streken waar de levensstandaard abnormaal laag is of waar een
ernstig gebrek aan werkgelegenheid is). De Europa-overeenkomst bepaalt
eveneens dat deze periode bij besluit van de Associatieraad met
verdere termijnen van vijf jaar kan worden verlengd.
Aangezien de eerste periode is verstreken, heeft Slowakije om een
verlenging met vijf jaar verzocht. De Commissie is van mening dat dit
land voldoet aan de criteria die gehanteerd worden om te bepalen of
een streek in aanmerking komt voor de in artikel 87, lid 3, onder a),
van het EG-Verdrag bedoelde steun (met name moet het BBP per hoofd van
de bevolking minder bedragen dan 75% van het gemiddelde BBP van de
Gemeenschap). Zij stelt derhalve voor dat de Associatieraad met de
gevraagde verlenging instemt.
Cyprus - Associatieraad (Brussel, 15 mei 2001)
De Raad stelde het standpunt van de EU vast voor de zitting van de
Associatieraad van 15 mei 2001 (zie Mededeling aan de Pers
CE-CY/705/01 - Presse 187).
ANTIDUMPING
Aluminiumfolie uit de Volksrepubliek China en Rusland
De Raad besloot definitieve antidumpingrechten in te stellen op de
invoer van bladaluminium met een dikte van 0,009 mm of meer, maar niet
meer dan 0,018 mm, niet op een drager, enkel gewalst, op rollen met
een breedte van niet meer dan 650 mm, ingedeeld onder GN-code
ex 7607 11 10 (TARIC-code 7607 11 10 10), van oorsprong uit de
Volksrepubliek China en Rusland.
Het definitieve antidumpingrecht, dat van toepassing is op de netto
prijs, vrij grens Gemeenschap, voor inklaring, is als volgt voor de
producten die zijn vervaardigd door:
Land
Onderneming
Antidumping-recht %
Aanvullende TARIC-code
Volksrepubliek China
Alle producenten/exporteurs
15,0 %
Rusland
Joint Stock Company "United Company "Siberian Aluminium",
Studencheskaya Street, 33/4, Moskou, Rusland
Alle andere producenten/ exporteurs
14,9 %
14,9 %
A 255
A999
De onder opgave van de aanvullende TARIC-code A256 voor het vrije
verkeer aangegeven producten zijn vrijgesteld van de betreffende
antidumpingrechten wanneer zij door Siberian Aluminium (Sayan Foil,
Sayanagorsk) zijn vervaardigd en verzonden en rechtstreeks
gefactureerd werden door Rual Trade Limited, Suites 7B & 8B, 50 Town
Range, Gibraltar, aan Sibirsky Aluminium GmbH, Graf-Adolf-Platz 1-2,
D-40213 Düsseldorf en mits deze producten vergezeld gaan van een
handelsfactuur.
Televisiecamerasystemen uit Japan
De Raad besloot de bijlage bij Verordening nr. 2042/2000 (Lijst van
professionele camerasystemen die geen televisiecamerasystemen
(omroepcamerasystemen) zijn en die van het toepassingsgebied van de
maatregelen zijn uitgesloten) te wijzigen door hieraan de volgende
cameramodellen toe te voegen:
- camerakop DXC-D35PH
- camerakop DXC-D35PL
- camerakop DXC-D35PK
- camerakop DXC-D35WSPL
- camerakop DSR-135PL
- zoeker DXF-801CE
- camerabesturingseenheid CCU-M5AP.
Er zij aan herinnerd dat bij Verordening nr. 2042/2000 de definitieve
antidumpingrechten die waren ingesteld bij Verordening nr. 1015/94
zijn bevestigd. Volgens deze verordening worden de professionele
camerasystemen die in de bijlage bij die verordening zijn opgenomen,
uitdrukkelijk van het toepassingsgebied van het antidumingrecht
uitgesloten; dit betreft professionele camera's van het hoogste
marktsegment die technisch binnen de definitie van die verordening
vallen, maar niet als televisiecamera's kunnen worden aangemerkt.
BETREKKINGEN MET DE ACS
HIPC-mechanismen voor schuldenlastverlichting - vereffening van de aan
de minst ontwikkelde ACS-landen met een zware schuldenlast verstrekte
speciale leningen
De Raad nam een besluit aan betreffende het binnen de ACS-EG-Raad van
ministers in te nemen standpunt van de Gemeenschap inzake de
vereffening van alle aan de minst ontwikkelde ACS-landen met een zware
schuldenlast verstrekte speciale leningen die resteren na volledige
toepassing van de HIPC-mechanismen voor schuldenlastverlichting.
Het Gemeenschapsstandpunt houdt vooral in dat alle minst ontwikkelde ACS-landen die in het kader van het HIPC-initiatief hun "decision point" hebben bereikt, in aanmerking komen voor een communautaire regeling voor tussentijdse schuldenlastverlichting, die ten minste de gehele schuldendienst op speciale leningen dekt. Wanneer het "conclusion point" is bereikt, vereffent de Gemeenschap voor de minst ontwikkelde ACS-landen die voor het HIPC-initiatief in aanmerking komen, alle speciale leningen die nog resteren nadat de bestaande uitgebreide HIPC-mechanismen volledig zijn toegepast.
De aanvullende schuldenlastverlichting die verstrekt zal worden aan de
ACS-staten die binnen de groep in kwestie vallen wordt in één tranche
van 60 miljoen euro uit de middelen van het 8e EOF of eerdere EOFs,
dan wel het 9e EOF, zodra dat in werking is getreden, ter beschikking
gesteld van het Trust Fund van de EIB voor de financiering van de
bijdrage van de Gemeenschap als kredietgever aan het HIPC-initiatief.
Dit bedrag is uitsluitend bestemd voor de aanvullende vereffening van
de speciale leningen aan minst ontwikkelde ACS-landen, en wordt daarom
in het kader van het Trust Fund van de EIB aan een specifieke
behandeling onderworpen.
ONTWIKKELING
Resolutie van de Raad - actieprogramma: versnelde actie ter
bestrijding van hiv/aids, malaria en tuberculose in het kader van de
armoedebestrijding
I. Inleiding
1. De Raad herinnert aan zijn gezamenlijke verklaring met de Commissie
van 10 november 2000 ( 1), waarin wordt gesteld dat het
ontwikkelingsbeleid van de Gemeenschap er in de eerste plaats op
gericht is de armoede terug te dringen en op termijn te
elimineren. In de verklaring wordt het complexe karakter van
armoede onderkend en wordt er opgeroepen tot versnelde actie van
de kant van de Gemeenschap en de lidstaten, waarbij vooral wordt
gewezen op de mondiale dimensie van overdraagbare ziekten en op de
wereldwijde impact ervan op de armoede.
2. De Raad herinnert tevens aan zijn verordening van
24 maart 1997 ( 2) betreffende acties op het gebied van hiv/aids
in de ontwikkelingslanden, alsook aan zijn verordening van
22 juli 1997 ( 3) betreffende steun aan ontwikkelingslanden voor
demografische maatregelen en programma's. Voorts herinnert hij aan
de Commissiemededeling van 1998 ( 4) over meer solidariteit in de
strijd tegen aids in ontwikkelingslanden en aan de
Commissiemededeling van september 2000 ( 5) over de versnelde
actie ter bestrijding van de belangrijkste infectieziekten in het
kader van armoedebestrijding, gevolgd door de resolutie van de
Raad van 10 november 2000 over infectieziekten en armoede ( 6) en
de conclusies van de Europese Raad van Nice ( 7).
3. De Raad onderstreept het belang van een blijvende betrokkenheid
van de EG en de EU gezien de urgentie waarmee overdraagbare
ziekten moeten worden bestreden en gezien de internationale
bijeenkomsten die binnenkort plaatsvinden, zoals de
Wereldgezondheidsvergadering, de Conferentie over de minst
ontwikkelde landen, de bijzondere zitting van de Algemene
Vergadering van de Verenigde Naties over hiv/aids, de top EU-US,
de top van de G8, de Conferentie van Dakar over de toegang tot
behandeling voor mensen met hiv/aids enz., en hij roept op tot
nauwe samenwerking met regeringen en internationale organisaties.
II. Kader voor versnelde actie
4. De Raad is zeer ingenomen met de Commissiemededeling over een
actieprogramma voor versnelde actie ter bestrijding van hiv/aids,
malaria en tuberculose in het kader van de armoedebestrijding ( 8)
dat erop gericht is het effect van bestaande maatregelen voor
preventie en behandeling van overdraagbare ziekten te vergroten,
ervoor te zorgen dat de voornaamste farmaceutische producten
betaalbaarder worden en steun te verlenen aan het onderzoek naar
en de ontwikkeling van specifieke mondiale collectieve goederen om
die ziekten in de ontwikkelingslanden te bestrijden. De Raad is
van mening dat met het actieprogramma op het juiste moment een
ambitieus en passend kader wordt geboden voor prioritaire actie
door de Gemeenschap en de lidstaten in de komende vijf jaar.
5. De Raad verheugt zich over de alomvattende
sectoroverschrijdende benadering van de strijd tegen hiv/aids,
tuberculose en malaria door de Commissie en benadrukt dat de
verschillende elementen - impact, betaalbaarheid en onderzoek -
onderling afhankelijke en essentiële onderdelen zijn van een
samenhangend programma dat ontwikkelingssamenwerking,
volksgezondheid, handel en onderzoek bestrijkt. De Raad is het
erover eens dat nationale, regionale en mondiale maatregelen
essentieel zijn om overdraagbare ziekten te bestrijden en
benadrukt dat de Gemeenschap nauw moet samenwerken met de
lidstaten en met de belangrijkste derde partners, inclusief de
internationale organisaties, om het actieprogramma uit te voeren
en verder te ontwikkelen.
III. Het actieprogramma
Verbetering van de impact
6. De Raad benadrukt dat de steun van de Gemeenschap moet worden
verleend in het kader van de nationale strategieën voor
partnerlanden, zoals de strategiedocumenten voor de
armoedebestrijding (Poverty Reduction Strategy Papers - PRSPs) en
door toepassing van het kader voor de landenstrategieën. Voorts
benadrukt hij de noodzaak om de nationale voorzieningen op het
gebied van gezondheidszorg te versterken en om via die
voorzieningen financiële en andere steun te verlenen, om te
garanderen dat het proces van de bestrijding van hiv/aids, malaria
en tuberculose zaak is van de ontwikkelingslanden zelf en door hen
wordt geleid. De Raad herinnert aan het voornemen om steun in de
sociale sectoren in toenemende mate via sectorale programma's te
verlenen. De Raad is derhalve ingenomen met de in de mededeling
voorgestelde grondbeginselen inzake gezondheidszorg, aids- en
bevolkingsbeleid (HAP).
7. De Raad erkent de nauwe band tussen preventie en behandeling en
benadrukt in dat verband dat preventie voor de Gemeenschap een
topprioriteit is, net als de steun voor de ontwikkeling van een
duurzame en rechtvaardige gezondheidszorg.
8. De Raad onderstreept dat de capaciteit van zowel openbare als
particuliere lichamen in de partnerlanden moet worden vergroot.
Steun in dit verband moet onder meer worden gericht op de
totstandbrenging van passende wetgeving, de oprichting van
passende institutionele structuren en de ontwikkeling van
menselijke hulpbronnen.
9. De Raad is ingenomen met het voornemen van de Commissie om het
beleid en de praktijken van de partnerlanden op het gebied van
geneesmiddelen te versterken. Hij benadrukt de bereidheid van de
EG om de inspanningen van de partnerlanden voor de ontwikkeling
van een lokale productiecapaciteit van hoge kwaliteit te
ondersteunen.
10. De Raad steunt het plan om met grotere efficiëntie meer
middelen over te dragen naar overkoepelende inspanningen op het
gebied van gezondheidszorg en ontwikkeling in de partnerlanden.
11. De Raad benadrukt de rol van het gezondheidsonderricht en
onderstreept het belang om specifieke gender- en kindgerelateerde
behoeften aan te pakken.
12. De Raad benadrukt tevens dat nauw moet worden samengewerkt met
multilaterale en bilaterale partners om bovengenoemde kwesties aan
te pakken.
Betaalbaarheid van geneesmiddelen
13. De Raad erkent dat het gebrek aan betaalbare geneesmiddelen
een ernstig probleem vormt in veel ontwikkelingslanden, met name
voor de armste bevolkingsgroepen. Effectieve oplossingen vereisen
internationale samenwerking en medewerking van zowel de overheid
als de particuliere sector in de ontwikkelde landen en in de
ontwikkelingslanden. Daartoe roept de Raad alle belanghebbenden,
ook de op O & O gebaseerde farmaceutische industrie en de
producenten van generieke geneesmiddelen, op tot volledige
medewerking als de nodige maatregelen worden genomen om de toegang
tot de geneesmiddelen betaalbaar te maken.
14. De Raad sluit zich aan bij de oproep van de Commissie voor een
veel ruimere toepassing van een doeltreffende mondiale
prijsdifferentiatie ten gunste van getroffen ontwikkelingslanden.
Dit vereist nauwe samenwerking met alle belanghebbenden - ook de
farmaceutische industrie, de ontwikkelingslanden en internationale
organisaties - alsmede met de VS, Japan en andere ontwikkelde
landen. Voorts moeten de mechanismen worden opgezet die nodig zijn
om een dergelijk systeem operationeel te maken. De Raad
onderstreept de behoefte aan versterkte voorzorgsmaatregelen om te
voorkomen dat de voor specifieke markten bestemde goedkopere
geneesmiddelen aan hun bestemming worden onttrokken en de markten
in de ontwikkelde landen met prijsafbraak worden geconfronteerd.
15. De Raad benadrukt dat verder aandacht moet worden besteed aan
andere factoren zoals tarieven en belastingen, die in
ontwikkelingslanden de toegang tot geneesmiddelen beperken.
Voorzover mogelijk moeten dergelijke kosten en tarieven worden
opgeheven of verminderd.
16. De Raad onderstreept het belang van algemene regelgeving inzake
intellectuele eigendomsrechten om investeringen in nieuwe
geneesmiddelen te stimuleren. De Raad herinnert tevens aan het recht
van de leden van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) om zich te beroepen
op de relevante bepalingen van de Overeenkomst inzake handelsaspecten
van de intellectuele eigendom (TRIP's) bij de aanpak van nationale
beleidskwesties op het gebied van de volksgezondheid. De Raad
herinnert aan de uit hoofde van de TRIP's-overeenkomst geboden
mogelijkheid waarbij voor de aanpak van gezondheidskwesties onder meer
gebruik kan worden gemaakt van de discretionaire bevoegdheid om in
bepaalde uitzonderlijke omstandigheden, waaronder de bescherming van
de volksgezondheid, dwanglicenties te verlenen, mits aan de
voorwaarden van artikel 31 van de TRIP's-overeenkomst voldaan is. De
Raad verheugt zich over het debat dat in juni 2001 in de Raad voor
TRIP's van de WTO wordt gehouden over aangelegenheden op het gebied
van intellectuele eigendom die verband houden met de toegang tot
geneesmiddelen, en steunt het voornemen van de Commissie om te streven
naar consensus over de banden tussen de bescherming van de
volksgezondheid en de TRIP's-overeenkomst.
17. Om te garanderen dat ontwikkelingslanden volledig van de uit
hoofde van de TRIP's-overeenkomst geboden mogelijkheden gebruik kunnen
maken, is volgens de Raad technische bijstand voor capaciteitsopbouw
noodzakelijk. Bovendien moeten de internationale samenwerking en de
partnerschappen met op dit gebied werkzame internationale organisaties
worden verdiept.
18. De Raad steunt het voornemen van de Commissie om te bestuderen
welke initiatieven moeten worden genomen in organisaties zoals de WTO,
de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) en de Wereldorganisatie voor de
intellectuele eigendom (WIPO) om de samenhang tussen de
TRIP's-overeenkomst en de gerechtvaardigde zorg voor de
volksgezondheid te garanderen, en om van haar bevindingen verslag te
doen aan de Raad.
Onderzoek en ontwikkeling
19. De Raad verheugt zich over de belofte om de financiële steun voor
onderzoek en ontwikkeling te intensiveren en uit te breiden. Hij
erkent dat de capaciteit in de ontwikkelingslanden moet worden
versterkt en dat de ontwikkeling van specifieke mondiale collectieve
goederen, zoals nieuwe behandelingen en vaccins, moet worden
bevorderd. De Raad onderstreept dat er behoefte is aan meer dialoog en
coördinatie van de O & O-activiteiten van de Gemeenschap en de
lidstaten (ook wat de klinische proeven betreft), alsmede aan meer
samenwerking met de ontwikkelingslanden en de internationale
instellingen en organen. Voorts spoort hij aan tot versterkte
samenwerking met internationale O & O-initiatieven zoals IAVI
(Internationaal initiatief voor een AIDS-vaccin), EMVI (Europees
initiatief voor een malariavaccin), AMVTM (African Malaria
VaccineTrial Network), en GATB (Global Alliance for Tuberculosis drugs
development).
20. De Raad merkt op dat, hoewel de meeste belangrijke farmaceutica
niet aan een octrooi gebonden zijn, weinig ontwikkelingslanden over
voldoende capaciteit beschikken om die geneesmiddelen te vervaardigen.
De betrokken partijen, en met name de farmaceutische industrie (zowel
de op O & O gebaseerde industrie als de producenten van generieke
geneesmiddelen) en de ontwikkelingspartners moeten worden aangemoedigd
om een lokale levensvatbare en duurzame productie voor de nationale of
regionale markten te stimuleren, waarbij gestreefd wordt naar de
overdracht van technologie.
21. De Raad is ingenomen met de door de Commissie aangekondigde
strategie voor onderzoek en ontwikkeling, alsook met de specifieke
aandacht die zij voornemens is te besteden aan mondiale collectieve
goederen bij de bestrijding van hiv/aids, malaria en tuberculose.
Deelname aan wereldwijde partnerschappen
22. Omdat de strijd tegen hiv/aids, malaria en tuberculose moet worden
opgevoerd, is de Raad ingenomen met het voornemen van de Commissie om
de afspraken inzake samenwerking met de lidstaten, de WHO, UNAIDS, de
Wereldbank en andere internationale actoren van zowel de publieke als
de particuliere sector (b.v. Global Alliance for Vaccines and
Immunisation (GAVI)) te verstevigen. Die afspraken moeten ook op
regionaal en nationaal niveau genomen initiatieven ten goede kunnen
komen. De Raad roept de Commissie op om samen met alle partners
geloofwaardige en efficiëntere mondiale financieringsinstrumenten te
ontwikkelen voor de bestrijding van hiv/aids, malaria, tuberculose en
de belangrijkste kinderziekten. Hij spoort aan tot nauwe samenwerking
in het kader van de nieuwe Trans-Atlantische Agenda en van de
besprekingen in de G8.
23. De Raad is ingenomen met de voorgestelde maatregelen in verband
met de ontkoppeling van hulp voor de aanbesteding van bepaalde
diensten of producten.
IV. Follow-up
24. De Raad beveelt aan dat de Commissie in het raam van het
algemeen actieprogramma over het ontwikkelingsbeleid van de
Gemeenschap de belangrijkste elementen van het Actieprogramma voor
versnelde actie ter bestrijding van hiv/aids, malaria en
tuberculose opneemt in het kader van de armoedebestrijding. Hij
verzoekt de Commissie om met gebruik van verifieerbare indicatoren
toe te zien op de voortgang en te zorgen voor transparantie.
25. De Raad verzoekt de Commissie met spoed de laatste hand te
leggen aan specifieke werkprogramma's, en te voorzien in de nodige
operationele regelingen en partnerschappen, teneinde de nadere
voorschriften en bepalingen vast te stellen voor maatregelen,
financiële middelen, tijdschema's en te bereiken resultaten,
inclusief indicatoren.
26. Voorts verzoekt de Raad de Commissie voor de geschikte
menselijke en financiële hulpbronnen te zorgen die nodig zijn om
dit actieprogramma in de komende jaren daadwerkelijk en op tijd te
kunnen uitvoeren.
27. Bovendien wenst de Raad dat de Commissie over de geboekte
vooruitgang rapporteert in haar jaarlijks verslag over het
ontwikkelingsbeleid van de Gemeenschap, beginnende met een
evaluatie van de initiële fase in het verslag over 2001.
GBVB
Non-proliferatie van raketten - Conclusies van de Raad
De Raad spreekt zijn ernstige bezorgdheid uit over de proliferatie van
ballistische raketten die drager kunnen zijn van wapens voor massale
vernietiging.
De Raad constateert met bezorgdheid dat regionale spanningen dikwijls
leiden tot strategieën voor de aankoop of ontwikkeling van
ballistische raketten, terwijl een en ander juist negatieve
consequenties voor de regionale maar ook de wereldwijde veiligheid en
stabiliteit met zich meebrengt.
De Raad bevestigt opnieuw dat hij zich verbonden heeft tot strenge
uitvoercontrole en steun voor regionale vredesinitiatieven, beide
belangrijke manieren om het probleem van de proliferatie van raketten
aan te pakken, maar tekent daarbij tevens aan dat deze inspanningen
moeten worden aangevuld met een wereldwijde, multilaterale aanpak.
De Raad is van mening dat met spoed wereldwijd aanvaarde normen ter
ondersteuning van de non-proliferatie van raketten moeten worden
ontwikkeld, naar analogie van de bestaande normen in de internationale
regelingen waarbij horizontale en verticale proliferatie van
nucleaire, biologische en chemische wapens wordt tegengegaan. De Raad
kent deze aangelegenheid hoge prioriteit toe, in het bijzonder waar
het gaat om ballistische raketten die drager kunnen zijn van wapens
voor massale vernietiging.
In deze context neemt de Raad met belangstelling nota van het
Memorandum van Overeenstemming inzake kennisgevingen van
raketlanceringen, dat de Verenigde Staten van Amerika en de Russische
Federatie hebben ondertekend en dat is verspreid als document A/55/807
van 27 februari 2001 van de algemene vergadering van de Verenigde
Naties en neemt hij nota van de totstandkoming van een gezamenlijk
centrum voor gegevensuitwisseling (Joint Data Exchange Centre (JDEC))
van de VS en Rusland, en van het feit dat deze staten hebben verklaard
voornemens te zijn eventueel andere staten te zullen uitnodigen van
deze mechanismen gebruik te maken.
De Raad is ingenomen met de twee consensusovereenkomsten die bereikt
zijn in de plenaire vergadering te Helsinki van het Controleregime
voor de uitvoer van rakettechnologie: namelijk aanneming van een
ontwerp van internationale gedragscode (ICOC), open voor alle staten,
en het starten van overleg met niet-leden met het oog op de
multilateralisering van de code.
De Raad is van mening dat de ICOC zich in het belang van wereldwijde
en regionale vrede en veiligheid ten doel moet stellen universeel
toepasselijke normen te creëren voor de aanpak van het urgente
probleem van het inperken en terugdringen van de proliferatie van
ballistische raketten die drager kunnen zijn van wapens voor massale
vernietiging en waar mogelijk de nationale arsenalen van dergelijke
raketten te verminderen.
Voorts tekent de Raad aan dat de ICOC op het betrokken gebied het
meest concrete en geavanceerde initiatief is en als zodanig de beste
kansen biedt om op korte termijn resultaten te boeken.
De Raad acht het van bijzonder belang dat via voortgezette brede consultatie snel verdere vooruitgang wordt geboekt met de multilateralisering van het ontwerp van een internationale gedragscode en bevestigt opnieuw dat hij gecommitteerd is aan dit proces.
De Raad is ervan overtuigd dat om dit doel te kunnen bereiken het
proces ter bevordering van de ICOC transparant en inclusief moet
blijven, en dat discriminatie van staten die aan de ontwikkeling van
de ICOC willen meewerken of zich erbij willen aansluiten vermeden moet
worden.
De Raad dringt er bij alle staten op aan dat zij hun nationaal beleid
richten op de preventie en het terugdringen van de proliferatie van
raketten.
Nigeria - Gemeenschappelijk standpunt van de Raad
De Raad keurde een gemeenschappelijk standpunt betreffende Nigeria
goed dat ten doel heeft de wederzijds voordelige betrekkingen tussen
de EU en Nigeria op alle gebieden van gemeenschappelijk belang te
versterken.
De EU zal ten aanzien van Nigeria een rechtlijnige en samenhangende
aanpak hanteren, die zowel gericht is op politiek, economie en handel
als op ontwikkeling, ter ondersteuning en stimulering van de
inspanningen die Nigeria zelf levert om:
- de democratie en de eerbiediging van de mensenrechten te
consolideren;
- de armoede terug te dringen en de institutionele hervorming
alsmede de sociale en economische ontwikkeling een duurzaam
karakter te verlenen;
- zijn vermogen om bij te dragen aan de regionale integratie, de
vrede, de veiligheid en de ontwikkeling te vergroten.
De EU erkent dat de hoofdverantwoordelijkheid voor vooruitgang op dit gebied bij de federale regering van Nigeria ligt.
Nauwere betrekkingen tussen de EU en Nigeria dienen gebaseerd te zijn
op gelijkheid, dialoog en gedeelde waarden van eerbiediging van de
mensenrechten, democratische beginselen, rechtstaat en behoorlijk
bestuur. Dit moet worden verwezenlijkt door middel van een
constructieve politieke dialoog, in hoofdzaak met de federale
regering, maar waarbij ook de civiele samenleving en regeringen van de
staten betrokken kunnen worden. Een ander instrument zal bestaan uit
doeltreffende ontwikkelingssamenwerking, waarvoor de Commissie in het
bijzonder gebruik kan maken van de relevante communautaire
maatregelen. Deze ontwikkelingssamenwerking zal uitgaan van
Nigeriaanse prioriteiten, op armoede georiënteerd zijn en stoelen op
nauwe donorcoördinatie onder leiding van Nigeria, ruime deelname,
verantwoordingsplicht en transparantie.
De belangrijkste gebieden voor toekomstige EU-steun zijn voor de EU de
volgende:
- Ontwikkeling van een democratische cultuur;
- Institutionele capaciteitsvergroting;
- PRSP-proces (Poverty Reduction Strategy Paper);
- Economische groei en ontwikkeling;
- Vergroting van de capaciteit van Nigeria om bij te dragen aan
regionale integratie, conflictpreventie en -oplossing en
crisisbeheersing in West-Afrika.
Togo
De Raad keurde een besluit goed tot uitvoering van Gemeenschappelijk
standpunt 98/350/GBVB met het oog op een bijdrage van de Europese Unie
aan de bemiddelingsmissie voor de intra-Togolese dialoog.
Met dit besluit wordt de verlenging beoogd, tot 30 november 2001, van
de missie van de EU-bemiddelaars in Togo, die sinds de sluiting van de
overeenkomst door de Togolese partijen op 24 december 1998 wordt
uitgevoerd.
Met deze missie wordt beoogd om door middel van bemiddeling bij de
partijen in Togo, te bevorderen dat zij, te goeder trouw en onder
eerbiediging van de mensenrechten, de bepalingen uitvoeren van de
kaderovereenkomst van Lomé die op 29 juli 1999 is gesloten, teneinde
de politieke voorwaarden te scheppen voor een dialoog die het mogelijk
moet maken de parlementsverkiezingen goed te laten verlopen en de rust
te laten terugkeren in het politieke leven in Togo.
TOEGANG VAN HET PUBLIEK TOT DOCUMENTEN
Voorstel voor een verordening - Politiek akkoord
De Raad keurde alle amendementen van het Europees Parlement bij de ontwerp-verordening inzake de toegang van het publiek tot documenten goed en bereikte een politiek akkoord over de inhoud van de aldus geamendeerde verordening, zodat deze eind mei na bijwerking door de Groep juristen/vertalers formeel door de Raad kan worden goedgekeurd.
Er zij aan herinnerd dat op 3 mei het Europees Parlement zijn
goedkeuring heeft gehecht aan het verslag van de heer Cashman en de
bij het voorstel behorende wetgevingsresolutie. Deze in eerste lezing
door het Europees Parlement aangenomen tekst komt overeen met het
compromispakket waarover tevoren door de vertegenwoordigers van het
Europees Parlement, de Raad en de Commissie overeenstemming was
bereikt.
Met deze verordening wordt beoogd het recht van het publiek op toegang
tot documenten van de drie instellingen een zo ruim mogelijke
invulling te geven en tevens, overeenkomstig artikel 255, lid 2, van
het Verdrag de algemene beginselen en beperkingen van deze toegang
vast te stellen.
De nieuwe verordening vormt een belangrijke stap in de richting van
meer openheid van de instellingen en een betere toegankelijkheid van
hun documenten. Vergeleken met de huidige wetgeving inzake de toegang
van het publiek tot documenten, zijn de belangrijkste punten waarop
substantiële vooruitgang is geboekt de volgende:
- De nieuwe verordening is van toepassing op alle bij de instellingen
berustende documenten, dat wil zeggen documenten die door de
instellingen zijn opgesteld of ontvangen en zich in hun bezit
bevinden (dat wil zeggen met inbegrip van van derde partijen
afkomstige documenten) op alle werkterreinen van de Europese Unie.
Zij is ook van toepassing op gevoelige documenten, waarvoor echter
een bijzondere behandeling geldt.
- De instellingen zijn verplicht het publiek toegang te verlenen
tot een register van hun documenten. De documenten zullen zo veel
mogelijk rechtstreeks via het internet toegankelijk worden
gemaakt, in het bijzonder documenten betreffende
wetgevingsactiviteiten.
- Er zijn slechts enkele dwingende uitzonderingen op het recht van
toegang voor het publiek, met name wanneer de openbaarmaking van
een document zou indruisen tegen het openbaar belang wat betreft
de openbare veiligheid, defensie en militaire aangelegenheden,
internationale betrekkingen dan wel het financiële, monetaire of
economische beleid, of de persoonlijke levenssfeer en de
integriteit van het individu. Andere uitzonderingen, bijvoorbeeld
met betrekking tot de bescherming van de commerciële belangen van
een natuurlijke of rechtspersoon, gerechtelijke procedures en
juridisch advies, inspecties, onderzoeken en audits, alsmede met
het besluitvormingsproces van de instelling, zijn alleen van
toepassing wanneer geen hoger openbaar belang openbaarmaking
gebiedt.
- Expliciet wordt gestipuleerd dat indien het gevraagde document
slechts ten dele onder de uitzonderingen valt, de overige delen
ervan wél worden vrijgegeven.
- De maximumtermijn waarbinnen de instellingen antwoord moeten
geven is van 1 maand verkort tot 15 werkdagen.
- Iedere instelling wordt verplicht jaarlijks een verslag te
publiceren over de toepassing van de nieuwe verordening. Tevens
zal de Commissie in 2004 verslag uitbrengen over de uitvoering van
de verordening en, indien noodzakelijk, passende voorstellen voor
herziening indienen.
BENOEMING
Comité van de Regio's
De Raad keurde een besluit goed tot benoeming van:
De heer Karl-Heinz LAMBERTZ tot lid van het Comité van de Regio's ter vervanging van de heer Joseph MARAITE voor de verdere duur van diens ambtstermijn, dat wil zeggen tot en met 25 januari 2002.
Footnotes:
( 1)
Doc. 13458/00.
( 2)
PB L 85 van 27.3.1997, blz. 1.
( 3)
PB L 202 van 30.7.1997, blz. 1.
( 4)
Doc. 10298/98.
( 5)
Doc. 11901/00.
( 6)
Doc. 13127/00, bijlage II.
( 7)
Doc. 4820/00.
( 8)
Doc. 6802/01.