Toespraak premier Guy Verhofstadt op Jaarlijkse Algemene Vergadering
Groep: Partij Datum: 14 mei 2001
Onder het motto 'De toekomst van de vrijheid', sprak de Belgische
liberale premier op zaterdag 12 mei jl. de Algemene Vergadering van de
VVD toe.
Mijnheer de voorzitter, dames en heren, goede vrienden,
Het thema van uw partijcongres, deed mij de voorbije weken het
onvolprezen boek herlezen van de Franse diplomaat Jean-Marie Guéhenno,
De toekomst van de vrijheid. Dat boek zal ook de leidraad vormen van
een aantal beschouwingen die ik u wil voorleggen. Het is immers de
toekomst van de vrijheid die ons als liberalen ter harte gaat. En het
zal u niet verbazen dat dit voor mij tevens ook de toekomst van Europa
betreft.
Zij die het boek gelezen hebben, weten dat Guéhenno twee vormen van
democratie onderscheidt, twee vormen van gemeenschap en wezenlijk ook
twee vormen van vrijheid, die hij gemakkelijkheidshalve toespitst op
het Amerikaanse en het Europese model. De Amerikaanse gemeenschap is
volgens zijn benadering het schoolvoorbeeld van een keuzegemeenschap,
de Amerikaanse democratie een kwestie van machtsbeperking en de
Amerikaanse vrijheid een uitgesproken keuzevrijheid. Het Europese
model daarentegen blijft schatplichting aan wat Guéhenno een
overgeërfde gemeenschap noemt, de Europese democratie een kwestie van
machtsdeling en de Europese vrijheid een politieke, staatkundige
vrijheid.
Voor een Amerikaan, schrijft Guéhenno, is het idee dat een gemeenschap
uit zichzelf over rechten zou beschikken onaanvaardbaar. Het is
perfect legitiem en aanvaardbaar dat minderheden verenigingen en
drukkingsgroepen vormen, maar uitsluitend het individu beschikt over
rechten. Zo gezien zijn burgerrechten het resultaat van een contract.
De Amerikaanse visie zet alles op de rationaliteit van de mens. Zij
vertrekt van een tabula rasa en ontbindt alle traditionele groepen van
klasse, stam en familie om die te vervangen door een contractuele
gemeenschap van vrije en gelijke burgers.
Soortgelijke tabula rasa is in Europa niet alleen ondenkbaar, de oude
Europese naties hebben uit hun geschiedenis ook geleerd dat ze nooit
volledig aan het verleden kunnen ontkomen. Meer nog het verleden vormt
een rijkdom. Daarom spreekt. Guéhenno van overgeërfde gemeenschappen.
Europeanen geloven sterker dan Amerikanen in een continuïteit van de
staat die de politieke wisselingen overstijgt en is men overtuigd van
een algemeen belang dat intrinsiek superieur is aan de privé-belangen.
Europa is dan ook veel gevoeliger voor ideologieën en utopieën die de
staat een belangrijke rol toeschrijven in de verdeling van de
politieke macht en als behoeder van het algemeen welzijn.
De ambitie van de Amerikanen is bescheidener, stelt Guéhenno. Ze
verwachten niet dat de Amerikaanse maatschappij uitdrukking geeft aan
een bijzondere hiërarchie van waarden, maar wel dat ze alle
mogelijkheden openlaat. De hiërarchie van waarden blijft een zaak van
elk individu. De politieke orde van een natie mag de verdraagzaamheid
niet overstijgen om gestalte te geven aan een waardekeuze. In Amerika
speelt de politiek dus een heel wat bescheidenere rol. En
waarschijnlijk is het juist de weigering van de utopie van de goede
regering die het Amerikaanse democratische project zo modern en
aanlokkelijk maakt. De Amerikanen verwachten van hun regering niet dat
zij een gemeenschappelijk ideaal zou belichamen of uitstralen. Ze
willen alleen dat ze het mogelijk maakt dat elk individu zijn eigen
ideaal nastreeft.
Zoals de markt geen waarden schept, maar die vaststelt, zo heeft de
overheid in die zienswijze niets toe te voegen aan de politieke keuzes
van burgers en partijen.
Het streven naar geluk in de Amerikaanse onafhankelijkheidsverklaring
the pursuit of happiness blijft niet beperkt tot onze materiële
bestaansvoorwaarden. Het houdt eveneens in dat in de beste
maatschappij het individu zelf mag oordelen over de uiteindelijke
doeleinden van zijn leven. Een principe dat lijnrecht staat tegenover
een Europese traditie die blijft hopen dat iemand de krijtlijnen trekt
en de grote doeleinden vastlegt. Voor wie de keuzevrijheid als
uitgangspunt neemt bestaat er geen eindpunt van de democratie en zijn
er geen grote doeleinden, maar is het democratische spel een eindeloos
proces dat steeds door de onverzadigbare ambities van de mens
vernieuwd wordt.
Natuurlijk beseft ook Guéhenno dat beide modellen het Amerikaanse en
het Europese - varianten zijn van dezelfde Europese traditie en
kinderen van dezelfde Verlichting. Ten gronde moet elke gemeenschap
erkennen dat ze tegelijk gebaseerd is op de vrijheid van het contract
en op de een erfenis van de geschiedenis. De dubbele ontdekking van
het individu en de uomo universale, sinds de Renaissance, heeft geen
gemeenschap onberoerd gelaten, maar ze heft de historische
gemeenschappen niet op. De onvermijdelijke overgang van overgeërfde
gemeenschappen naar keuzegemeenschappen, waarin de Amerikanen ons
voorgaan, zal de politiek niet doen verdwijnen, maar ze zal onze
beleving van de politiek wel grondig veranderen.
Wat is vrijheid?
Het onderscheid tussen keuzevrijheid en politieke vrijheid, Vrienden,
zal voor velen herinneringen oproepen aan het oude onderscheid tussen
negatieve en positieve vrijheid. Met negatieve vrijheid bedoelen we
dan de vrijheid door niets of niemand gehinderd te worden, met
positieve vrijheid ons vermogen om ons eigen leven te leiden en te
leven naar eigen inzicht en vermogen.
Natuurlijk zijn dat twee kanten van dezelfde medaille. Dat blijkt uit
vrijwel alle vrijheidsdefinities die we kennen. Ik denk dan aan een
grootmeester als John Locke, dat de vrijheid van de mens in de
samenleving aan geen andere wetgevende macht onderworpen is dan die
door instemming is gevestigd, noch onder de heerschappij staat van
enige wil of de beperking van enige wet, buiten hetgeen de wetgevende
macht overeenkomstig het verleende vertrouwen zal bepalen.
Je herkent het bij Lockes tegenpool, Thomas Hobbes, die een vrij man
noemt, sorry voor de vrouwen, iemand voor wie, bij alle dingen die hij
met behulp van zijn kracht en verstand kan volbrengen, geen beletsel
bestaat om te doen wat hij wil doen. Je leest het zowel bij
Montesquieu, vrijheid is het recht om alles te doen wat de wetten
toestaan als bij Rousseau, die vrijheid omschrijft als gehoorzaamheid
aan de wet die men zichzelf heeft opgelegd. Maar de mooiste definitie
blijft voor mij die van John Stuart Mill, die vrijheid in de 19de eeuw
omschreef als de enige bron van verbetering die nooit uitgeput raakt,
omdat daardoor evenveel onafhankelijke centra van verbetering mogelijk
zijn als er individuen zijn.
Het is de ontvangst van deze gemeenschappelijke ideeën, de voorbije
eeuwen in Europa en Amerika, die geleid heeft tot de gekende
verschillen en zelfs tot twee grondig verschillende vrijheidsmodellen.
In Europa werd het nieuwe gedachtengoed op oude stammen geënt, waarom
zou het anderhalve eeuw zou duren, van de Franse Revolutie tot de
Tweede Wereldoorlog, voordat vrijheid en democratie konden zegevieren.
In Amerika daarentegen konden de Europese kolonisten op een nieuwe lei
beginnen. Vandaar het verschil tussen de keuzegemeenschappen en de
overgeërfde gemeenschappen van Guéhenno.
Wat dit verschil nog onnoemelijk heeft verzwaard is de verenging van
het economische tot het eigenbelang en het overwicht van het
economische op het politieke liberalisme, en dit wonder genoeg aan
beide kanten van de Atlantische Oceaan. Allemaal kennen wij het
gevleugeld woord van Adam Smith. "Niet van de goedgunstigheid van de
slager, de brouwer of de bakker mogen we ons avondmaal verwachten,
maar van hun groot respect voor hun eigenbelang. We zijn niet aan hun
menselijkheid overgeleverd, maar aan hun eigenliefde." Naast Smiths
"onzichtbare hand", die als vanzelf het eigenbelang van zoveel
individuen in ieders voordeel zou bundelen, is dit allicht het meest
misbruikte citaat van de Schotse grootmeester van het economisch
liberalisme.
Want was de auteur van The Wealth of Nations tevens de auteur van The
theory of moral sentiments. In dit door buitenstaanders minder bekende
werk wil Smith dat het kapitalisme niet uitsluitend door het
eigenbelang kan gestuurd worden, maar tevens afhankelijk is van zeden
en gedragscodes en van een algemeen aanvaard waarden- en
normenstelsel.
Onlangs nog heeft de Indiaas-Britse Nobelprijswinnaar economie Amartya
Sen dit aspect van Smith onder de niet mis te verstane titel "Vrijheid
is vooruitgang" sterk beklemtoond. En in vele opzichten is dat ook de
boodschap van de Japans-Amerikaanse futuroloog Francis Fukuyama. Dat
het kapitalisme, het economisch liberalisme en de vrije onderneming
maar behoorlijk kunnen functioneren op basis van een liberale en
sociale ethiek.
Fukuyama noemt dat een kwestie van vertrouwen, trust. Amartya Sen
spreekt eerder van waarden als eerlijkheid, rationaliteit, planning,
wederkerigheid en verantwoordelijkheid. Opgelet die waarden wissen het
eigenbelang niet uit. Ook dat blijft een waarde die we niet kunnen of
willen ontwijken. Hobbes noemt het "de vrijheid die iedereen heeft om
zijn eigen macht te gebruiken tot behoud van zijn eigen natuur, met
andere woorden voor zijn levensbehoud, en dientengevolge, alles te
doen wat hij naar eigen oordeel en rede als het meest geschikte middel
daartoe beschouwt." Maar het eigenbelang is niet de enige basis van
het economisch liberalisme. Dat kan pas behoorlijk functioneren,
schrijft Sen, "als alle stukjes van de puzzel op hun plaats worden
gehouden door de overkoepelende zorg voor grotere individuele
vrijheden en de sociale verantwoordelijkheid om die tot stand te
brengen."
Voor de Indiaas-Britse economist, gerenommeerd voor zijn studie van de
economische ontwikkeling van de voormalige Derde Wereld, is dat tevens
een pleidooi voor een ruimere vrijheidsopvatting. Geen economisch
liberalisme, aldus Sen, zonder politiek en sociaal liberalisme, en
vice versa. Want de vrijheid die ons lief is, is een ondeelbare
vrijheid. Ze kleurt alles wat we doen en laten. En het is een vrijheid
die principieel allen en iedereen uitdaagt. In die zin zijn vrijheid
en slavernij effectief onverenigbaar. Zolang niet iedereen vrij is, is
niemand echt vrij, schreef Georg Wilhelm Friedrich Hegel. Een vrijheid
die mensen uitsluit, is geen vrijheid maar een voorrecht. En geen
voorrecht kan ooit een vrije wereld funderen.
Een kwestie van ruimte
Primair is vrijheid niet alleen een kenmerk van individuen maar ook
van gemeenschappen, zelfs in Amerika. Of het nu gaat om
keuzegemeenschappen of overgeërfde gemeenschappen, in de terminologie
van Guéhenno, het gaat altijd om gemeenschappen. De vrijheid die ons
als liberalen interesseert is een politieke vrijheid in de
gemeenschapsbetekenis van het woord. Het is ook de enige vrijheid die
standhoudt, omdat de gemeenschap minstens de ruimte schept waarin
mensen hun vrijheid kunnen beleven en er buiten die gemeenschappen
geen vrijheid is.
Van oudsher is vrijheid een prerogatief van steden en gemeenten. Van
de Griekse polis tot de middeleeuwse gemeenten geldt het motto
"Stadtsluft macht frei", stadslucht maakt vrij. De 19de eeuwse Franse
aristocraat Alexis de Tocqueville noemde de stad ooit "de wieg van de
vrije volkeren". Volgens Tocqueville waren de stedelijke of
gemeentelijke instellingen voor de vrijheid wat de lagere scholen zijn
voor de wetenschap. "Zonder gemeentelijke instellingen kan een natie
weliswaar een vrije regering aanstellen, maar zonder ooit de geest van
de vrijheid te bezitten."
Aan de wieg van de moderne samenleving stond de ingrijpende overgang
van steden naar staten. Ofschoon diverse staten in hun snelle groei
wel eens de politieke vrijheid vergaten, namen ze de rechten en
vrijheden van de steden over. Stedelijke burgers - bourgeois - werden
staatsburgers - citoyens. Voor de burgerlijke rechten en vrijheden was
de vorming van moderne staten de grootste sprong voorwaarts in de ons
gekende geschiedenis. Alvast in Europa hebben zij de ruimte geschapen
- ook letterlijk: het territorium - waarbinnen in principe alle
burgers in vrijheid gelijkgesteld en in gelijkheid bevrijd werden. Zij
lagen aan de basis van de rechtsstaten zoals we ze kennen.
Thans is de tijd rijp voor een derde stap. Want de moderne samenleving
beantwoordt niet langer aan de wereld van steden en staten. Of liever,
ze valt er niet meer mee samen. Onweerstaanbaar hebben globalisering
en mondialisering, die al in de 19de eeuw werden ingezet, ook de
staatsgrenzen uitgewist of minstens doorbroken. Ondanks vele tekenen
van verzet wijzen alle indicatoren er op dat die ontwikkeling tegelijk
onomkeerbaar is. Op economisch, financieel, commercieel, industrieel,
technologisch, militair en zeker op ecologisch vlak leven we al in de
21ste eeuw en moeten alle grenzen wijken. Geen staat kan zich nog
achter zijn eigen soevereiniteit terugtrekken of zich van deze
schaalvergroting afsluiten. Voor ons aller vrijheid zijn de bestaande
staten te zwakke schakels geworden om die vrijheid nog te kunnen
funderen of verdedigen.
Laten we de koppen niet in het zand steken. De nieuwe wereld die we
zien opdoemen kan een grote bedreiging inhouden voor de burgerlijke
rechten en vrijheden, voor zover die uitsluitend door staten zou
worden gegarandeerd. Maar globalisering en mondialisering bieden ook
een unieke kans om recht en vrijheid een nog bredere basis te geven.
Die verbreding kan slechts inhouden dat we voor de toekomst van de
vrijheid, en ipso facto voor de toekomst van onze democratie, een
nieuw draagvlak dat onze "overgeërfde gemeenschappen" overstijgt.
Die derde stap zal de wereld waarin we leven even ingrijpend
veranderen als de middeleeuwse steden en de moderne staten dat deden.
Zoals dit het geval was voor de bewogen opkomst van steden en staten
zal die overgang met horten en stoten gebeuren, veel tegenkanting
oproepen en ontelbare hindernissen moeten overwinnen. Daarbij is het
nog veel te vroeg om nu al de nieuwe wereld te zien die uit deze
omwenteling zal voortkomen. Maar dat zich een nieuwe wereld aandient,
staat vast. En zoals Tocqueville al opmerkte zal het van ons afhangen
of die nieuwe wereld "ons tot de slavernij of de vrijheid zal leiden,
tot het licht of de barbarij, tot meer welvaart of tot de grootste
miserie".
Het Europees perspectief
Het is in dat opzicht, Vrienden, dat de Europese éénwording mij zo
fascineert. Het is onze belangrijkste schakel in de geschetste
"overgang" van onze overgeërfde gemeenschappen van gisteren via onze
nationale staten van vandaag naar de wereld van morgen. Het is onze
grootste hoop voor een vrij en vredig Europa. Het is onze
belangrijkste troef om vrijheid en recht ook op wereldschaal te zien
zegevieren. En het is een uitgesproken liberaal project. Want het
verhaal van Europa is het verhaal van de vrijheid.
Wij beseffen te weinig welke weg Europa de voorbije vijftig jaar aflegde. We geven er ons nauwelijks rekenschap van hoe nieuw de Europese éénwording wel is. Weliswaar zijn plannen voor een Europese éénwording bijna "van alle tijden". Maar als het vreedzame plannen waren, werden ze niet uitgevoerd, vond de Britse historicus en journalist Timothy Garton Ash. En de plannen die wel werden uitgevoerd, waren zelden vreedzaam. "De poging tot de vereniging van Europa zoals we die sinds 1945 nastreven, onderscheidt zich dus van alle eerdere pogingen doordat deze zowel vreedzaam als uitgevoerd is."
Het blijft achterafgezien een nooit vertoonde prestatie. Hoe staten en
volkeren die elkaar eeuwenlang bestreden - te beginnen met Frankrijk
en Duitsland - op één generatie zo vreedzaam met elkaar leerden omgaan
dat niemand zich nog een oorlog tussen deze "eeuwenoude vijanden" kan
voorstellen. Hoe de Europese Gemeenschap stap voor stap kon opgebouwd
worden, om nu al de grootste unie te vormen - met vijftien lidstaten -
die het Avondland ooit heeft gezien. Hoe de Berlijnse Muur en het
IJzeren Gordijn vrijwel als vanzelf konden vallen en ook het
voormalige Oost-Europa het juk van de geschiedenis van zich kon
afwerpen.
Thans worden onderhandelingen gevoerd met liefst twaalf nieuwe
kandidaat-lidstaten. Eerlang zal de Europese Unie haar ledenaantal
bijna verdubbelen, van 15 naar 27. Op die dag, illa die, zal de Unie
het grootste deel van Europa omvatten, een Europa dat nooit eerder in
vrede en vrijheid kon verenigd worden. Op die dag staan we oneindig
verder dan Julius Caesar, Karel de Grote of keizer Karel V, die nooit
in vrijheid konden behouden wat ze met de wapens veroverden. Eerlang
openen we derhalve een nog onbeschreven bladzijde in de zo oude
geschiedenis van het Avondland. Als ik toch eens een uitdrukking van
Marx mag gebruiken: dat is het einde van de prehistorie. De echte
geschiedenis van Europa moet nog beginnen.
Vrienden, dit is geen boutade. Want ook de Europese Unie staat nog in
haar kinderschoenen. Vast staat alleen de economische en monetaire
unie. Via de revolutionaire invoering van de euro, per 1 januari 2002,
zal elke burger dat eerlang nog veel duidelijker beseffen. Maar de
euro blijft de bekroning van een uitgesproken éénzijdige Unie.
Gegroeid uit een Economische Gemeenschap van Kolen en Staal, een
Europese Economische Gemeenschap en een Europese Gemeenschap voor
Atoomenergie, blijft het in eerste instantie een economische unie. Het
belang daarvan kan geen liberaal ontgaan. Maar uitgerekend in liberaal
perspectief, gelet op de vrijheid die wij nastreven, is dit hooguit
het begin.
Een liberale orde wil ook een politieke en een sociale unie, een
gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid en wat de Europese
staatshoofden en regeringsleiders in 1999 in het Finse Tampere
omschreven als "één Europese ruimte van vrijheid, veiligheid en
rechvaardigheid". Wij liberalen zijn goed geplaatst om het economisch
liberalisme te verdedigen. Maar we verdedigen ook het politieke en
sociale liberalisme. Om uitgerekend onze rechten en vrijheden te
funderen, en die ook met open vizier te kunnen verdedigen, kan alleen
een Europese Unie op hoger niveau bundelen wat niet langer op het
niveau van de lidstaten effectief kan verzekerd worden.
Dat is de inzet van het Belgisch voorzitterschap van de Europese Unie
dat ik van 1 juli tot 31 december eerstkomend mag aanvoeren. Ik weet
best dat we van een zo korte periode geen wonderen mogen verwachten.
Wij zullen de Unie heus niet van vandaag op morgen voltooien. Maar ik
blijf ervan overtuigd dat we op korte termijn vooruitgang kunnen
boeken. Wij kunnen en moeten de Unie een nieuw élan geven. Wij kunnen
de Unie transparanter, efficiënter, coherenter en krachtdadiger maken
en haar een democratische legitimiteit versterken. En we willen
minstens een perspectief opentrekken dat zowel de uitbreiding als de
verdieping van de Unie ten goede komt.
In haar prioriteitennota identificeerde mijn regering daartoe zes
krachtlijnen voor het voorzitterschap, die dit perspectief concreet
invullen:
de uitdieping van het debat over de toekomst van Europa;
de verbetering van de arbeidskwaliteit, de bevordering van de
gelijkheid van kansen en de strijd tegen uitsluiting en armoede;
de bevordering van een duurzamem economische groei en een
gemeenschappelijk economisch beleid;
de creatie van één Europese ruime van vrijheid, veiligheid en
rechtvaardigheid;
de bevordering van de duurzame ontwikkeling en de levenskwaliteit;
en de uitbreiding en versterking van de externe dimensie van de Unie.
Ik wil het nog eens herhalen. Geen van deze krachtlijnen is nieuw. Voor elke prioriteit die we dit jaar beklemtonen, heeft de Unie al een voldoende basis om vooruitgang te kunnen boeken. Op al de geciteerde vlakken wordt binnen de Unie al overleg gepleegd en wordt al samengewerkt. Het komt er in hoofdzaak op aan deze samenwerking te intensiveren en terzake ook een heus communautair of gemeenschappelijk beleid te voeren. Wat we op economisch en monetair vlak presteren, moet ook op andere vlakken kunnen. Om slechts één voorbeeld te geven: wie één munt invoert, moet ook bereid zijn één leger te vormen.
Ik ben ervan overtuigd dat een relatief kleine inspanning volstaat om
naast de economische en monetaire ook de politieke en sociale Unie
"over de streep te trekken". De tijd is rijp om alle aanzetten te
bundelen en de Unie een nieuwe adem te geven. Het komt er slechts op
aan te voltooien wat we begonnen zijn, of minstens de weg naar die
voltooiing vrij te maken.
Mijn liberale overtuiging wil nochtans geen Europese "superstaat".
Zoals Timothy Garton Ash weet ik dat we Europa niet vooruithelpen door
"de gewelddadige ordeloosheid" van het verleden te willen vervangen
door "een oppermachtige orde". Het moet een liberale orde blijven. En
dit is per definitie een niet-hegemonistische orde. Ze kan in geen
geval steunen op geweld. Een liberale orde verschilt ook van vele
andere ordes, vindt Ash, "doordat ze expliciet erkent dat de lidstaten
belang hebben bij elkaars binnenlandse aangelegenheden". Een liberale
orde steunt eerder op de rechten van mensen en burgers dan op die van
de staten. "Ze erkent dat er een zekere logica is waardoor mensen die
eenzelfde taal spreken en eenzelfde cultuur en traditie delen, in
eerste instantie zichzelf willen besturen." Maar ze erkent ook dat op
veel plaatsen een vreedzame, afgepaste verdeling in nationale staten
onmogelijk en onwenselijk is. "In dergelijke gevallen erkent ze een
gezamenlijke verantwoordelijkheid bij de handhaving van wat we een
multi-etnische, multiculturele of multinationale democratie kunnen
noemen."
Bij dit alles moeten we een nieuw evenwicht vinden tussen de
keuzegemeenschappen en overgeërfde gemeenschappen van Guéhenno. Zeker
in Europa, de bakermat van de twee, moeten we een tussenweg vinden
"tussen de apolitieke universaliteit van de markt, die gebaseerd is op
de illusie van een abstract en universeel individu, en de politieke
ervaring van de bijzondere gemeenschappen waartoe wij behoren".
"Democraat zijn", vindt Guéhenno, "betekent overtuigd te zijn van het
geloof dat een gemeenschap altijd het resultaat is van historische
omstandigheden en het produkt van een door de rede geïnspireerde
politieke beslissing. Waarschijnlijk bestaat de moeilijkste en
belangrijkste opdracht erin het juiste evenwicht te vinden tussen
herinnering en contract, tussen overgeërfde gemeenschap en
keuzegemeenschap, tussen de toevalligheden van de geschiedenis en de
eisen van de rede. De democratische gemeenschappen van de toekomst
zullen tegelijk gemeenschappen van de rede én gemeenschappen van de
herinnering zijn, de ambitieuze vruchten van onze vrijheid en de
kostbare erfenis van ons verleden."
Van die ogenschijnlijk tegenstrijdige taak hangt de toekomst van onze
vrijheid af. En eigenlijk is dat laatste een tautologie, Vrienden.
Want toekomst is vrijheid, en vrijheid is toekomst. Maar daar moet ik
de VVD niet van overtuigen. Ik dank u.