Antwoorden op kamervragen over grensoverschrijdende
rampenbestrijding
Een parlementair stuk bij het onderwerp Brandweer en
Rampenbestrijding
14 mei 2001
Onderstaande vragen stelden de leden De Cloe en Wagenaar (beiden
PvdA) op 21 maart 2001 aan de staatssecretaris van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties over grensoverschrijdende
rampenbestrijding. De antwoorden zijn gegeven op 14 mei 2001
1 Vraag
Bent u bereid een uitvoerig onderzoek in te stellen naar de wijze
waarop de grensoverschrijdende samenwerking tussen Nederland en
België bij de enorme brand op het industrieterrein in Hazeldonk is
verlopen? Kan daarbij in het bijzonder worden aangegeven bij welke
onderdelen van de rampenbestrijding, in het bijzonder wat betreft
de communicatie, de samenwerking onvoldoende heeft gefunctioneerd?
Antwoord
De provincie Noord-Brabant en de gemeente Zundert hebben de brand
te Hazeldonk inmiddels onderzocht. Gebleken is dat de
informatievoorziening vanuit België naar Nederland in dit geval
niet goed verliep. De verschillen in bevoegdheden, procedures en
opschalingsmodellen en systemen maken een concretisering in
duidelijke werkafspraken noodzakelijk. De evaluatie leidt tot het
oordeel dat de communicatie en samenwerking in formele zin goed
gewaarborgd is, maar dat de daadwerkelijke toepassing verbetering
behoeft. Het wederzijds informeren van hulpverleningsdiensten moet
gegarandeerd zijn. De operationele organisaties aan beide zijden
van de grens moeten beter van elkaar weten hoe zij georganiseerd
zijn om de samenwerking te verbeteren. De in 1990 tussen Nederland
en België gesloten aanvullende bijstandsovereenkomst, de in 1992
tussen de provincies Noord-Brabant en onder meer Antwerpen
gesloten bijstandsovereenkomst en de burenhulpovereenkomst die de
gemeente Zundert en de Belgische gemeente Hoogstraten, waar het
industrieterrein Meer is gelegen, in 1999 met elkaar hebben
gesloten, zijn het kader voor wederzijdse informatieverstrekking
bij een calamiteit die een weerslag heeft of kan hebben op het
buurland.
2 Vraag
Bent u tevens bereid naar aanleiding van dit onderzoek een plan
van aanpak op te stellen dat inhoudt op welke wijze en binnen welk
tijdsbestek de geconstateerde gebreken in de grensoverschrijdende
rampenbestrijding worden verholpen?
Antwoord
Ik ben voornemens de initiatieven die ik ter verbetering van de
grensoverschrijdende samenwerking reeds heb genomen, te
intensiveren. Zoals gesteld in de nota Internationale aspecten van
het beleid inzake brandweer en rampenbestrijding (kamerstukken II
2000-2001, 27 556, nrs. 1 en 2) hecht ik veel belang aan
verbetering van de samenwerking met België en Duitsland. In
antwoord op schriftelijke vragen van de leden Wagenaar,
Schoenmakers en De Cloe over een ongeval bij het Belgische bedrijf
Kronos (Aanhangsel Handelingen nr. 365, vergaderjaar 2000-2001) en
van het lid Van Dijke over hetzelfde onderwerp (Aanhangsel
Handelingen nr. 364, vergaderjaar 2000-2001) heb ik aangegeven
welke impulsen ik te dien einde geef.
De commissaris van de Koningin in de provincie Noord-Brabant en de
gouverneur van de provincie Antwerpen hebben besloten een
gezamenlijke commissie in te stellen die voorstellen zal uitwerken
om de grensoverschrijdende informatie-uitwisseling te verbeteren.
Ik zal bevorderen dat de ervaringen van andere grensprovincies
(zoals Zeeland in het geval Kronos) ter kennis worden gebracht van
deze commissie, en dat haar aanbevelingen op hun beurt ter
beschikking worden gesteld aan de overige grensprovincies. In het
overleg dat mijn ambtgenoot van Buitenlandse Zaken en ik
binnenkort voeren met de Vlaamse en Belgische overheden, zal ik de
lessen van Kronos en Hazeldonk aan de orde stellen, naast andere
initiatieven ter intensivering van de grensoverschrijdende
samenwerking op het terrein van de rampenbestrijding. Over de
afspraken die ik ter zake eerder maakte met de regering van
Noordrijn-Westfalen heb ik u geïnformeerd in mijn brief van 12
december 2000, nr. BW2000/U98021.
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties