http://www.minbuza.nl/content.asp?Key=414850
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag Ministerie van Buitenlandse Zaken Directie Europa Taakgroep Zuid-Oost Europa Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag
Datum 11 mei 2001
Kenmerk DEU-188/01 Telefoon 070-348 5465
Blad /7 Fax 070-348 5329
Bijlage(n) 1 E-mail maria.smulders@minbuza.nl
Betrteft Bosnië-Herzegovina : actuele ontwikkelingen
Zeer geachte Voorzitter,
Ingevolge het verzoek van de vaste commissies voor Buitenlandse Zaken en
voor Defensie van 18 april 2001 doen wij U nadere informatie toekomen
omtrent de actuele ontwikkelingen in Bosnië-Herzegovina.
Politieke ontwikkelingen
In november 2000 vonden verkiezingen op staats-, entiteits- en kantonaal
niveau plaats, die op het niveau van de staat resulteerden in een krappe
overwinning van de niet op etnische basis opererende partijen. Ook in de
Federatie verloren de nationalistische partijen SDA (Bosniakken) en HDZ
(Kroaten) hun meerderheid in het parlement. In de Republika Srpska evenwel
behaalde de SDS (Servische nationalisten) de meerderheid.
Na drie maanden onderhandelen kwam in Bosnië-Herzegovina op 22 februari 2001
voor het eerst een centrale regering
van niet op etnische basis gevormde partijen tot stand. De afgelopen weken
is echter gebleken dat de Kroatisch-nationalistische partij HDZ, sindsdien
noodgedwongen in de oppositie, zich niet bij deze nieuwe stand van zaken
neerlegt en openlijk afstand neemt van de Dayton-akkoorden. Tijdens het op 3
maart gehouden Kroatisch Nationaal Congres kondigde het Bosnisch-Kroatische
lid van het Presidentschap, Ante Jelavic, aan dat de HDZ zich met
onmiddellijke ingang uit alle bestuursstructuren op het niveau van de staat
en de Federatie zou terugtrekken; HDZ-geleide kantons en gemeenten zouden
zich aaneen moeten sluiten, waardoor de facto een derde entiteit zou
ontstaan.
Het Congres verklaarde voorts de resultaten van de algemene
parlementsverkiezingen niet te erkennen, omdat de Kroaten door de
wijzigingen in de voorlopige kieswet van vlak voor deze verkiezingen werden
benadeeld. De internationale gemeenschap kreeg twee weken de tijd deze
beslissingen terug te draaien onder het dreigement dat anders een Kroatische
entiteit zou worden uitgeroepen.
Enkele dagen later heeft Hoge Vertegenwoordiger Petritsch op de besluiten
van het Congres gereageerd door Jelavic en drie andere hooggeplaatste HDZ-
functionarissen uit hun publieke en partijfuncties te ontslaan.
Op 9 maart heeft Jelavic in een verklaring het Kroatische Zelfbestuur uitgeroepen en nogmaals alle gekozen Kroatische afgevaardigden verzocht niet in te gaan op uitnodigingen tot het vormen van lokale en kantonale besturen. De tijdens het Congres genoemde tijdslimiet van twee weken voor het terugdraaien van de wijzigingen in de voorlopige kieswet werd vervolgens omgezet in een termijn van twee maanden, te rekenen vanaf 16 maart.
Op 27 maart werd de nieuwe Bosnisch-Kroatische kandidaat voor het Presidentschap, Jozo Krizanovic (SDP), door het Bosnische Parlement geïnstalleerd. De HDZ-afgevaardigden onthielden zich van stemming.
Diezelfde dag riep het Kroatisch Nationaal Congres op tot tijdelijke ontbinding van de Kroatische component van het Federatieleger, omdat de huidige regering van Bosnië-Herzegovina niet legitiem zou zijn.
In een vervolg op deze ontwikkelingen besloot de Hoge Vertegenwoordiger (HV)
op 6 april tot een inval in het hoofdkantoor van de Herzegovacka Bank,
alsmede in zeven andere vestigingen van de bank. Aanleiding was het sterke
vermoeden dat de bank een financiële dekmantel vormde voor de illegale
parallelle structuren onder auspiciën van de HDZ. Bij de operatie waren
circa 500 SFOR-militairen betrokken, alsmede de financiële politie en het
ministerie van binnenlandse zaken van de Federatie. De medewerkers van de
bank zijn vervangen door experts van het kantoor van de Hoge
Vertegenwoordiger, die deels reeds voor US AID in de financiële sector in
Bosnië werkzaam waren. Later die dag vielen georganiseerde groepjes Kroaten
de banken binnen en molesteerden de financiële controleurs. Ook het
regionale kantoor van de Hoge Vertegenwoordiger (OHR) werd bestormd, waarop
het OHR-personeel werd geëvacueerd naar een SFOR-basis. Dit alles gaf
aanleiding tot door de HDZ-top geïnstigeerde ongeregeldheden in Mostar,
waarbij verschillende gewonden vielen onder de politie, SFOR-militairen en
de internationale staf van de HV.
Op 18 april volgde een nieuwe inval in de Hercegovacka Bank, die geen
verdere ordeverstoringen heeft opgeleverd.
Op entiteitsniveau is in
de Republika Srpska (RS) vrij snel na de verkiezingen een regering gevormd
met de gematigde Ivanic (PDP) als minister-president aan het hoofd. Hij
leidt een equipe van politiek weinig uitgesproken technocraten, waaronder
enige ministers van SDS-signatuur, die echter formeel geen lid meer zijn van
deze Servisch-nationalistische partij. De voormalige vice-president Sarovic,
die eveneens tot de SDS behoort, werd tot president verkozen. Tussen de
internationale gemeenschap en de RS regering bestaat een wankel evenwicht.
Zo lang de regering bereid is tot politieke en economische samenwerking
tolereert de internationale gemeenschap dat de SDS deel uitmaakt van de
regering. Tot op heden doet de regering er alles aan de internationale
gemeenschap niet te irriteren. Wel benadrukt de regering de beperkte
bevoegdheden van de staatsinstellingen ten opzichte van die van de
entiteiten. Voorts worden de problemen binnen de Federatie met grote
belangstelling gevolgd.
De regering van de Federatie is veel moeizamer tot stand gekomen en bestaat
uit een coalitie van niet op etnische basis gevormde partijen. Daardoor is de
controle over het ministerie van Defensie en enkele andere departementen
niet langer meer in handen van de HDZ. De door de Wereldbank gearrangeerde
naderende fusie tussen de pensioenfondsen van de Kroaten en Bosniakken
bedreigt nog een andere illegale bron van inkomsten voor de HDZ. De HDZ
keert zich dan ook hevig tegen Kroaten in de niet op etnische basis gevormde
partijen die de huidige coalitie steunen, alsmede tegen eigen partijleden
die sympathie zouden kunnen hebben voor doorbreking van de ondoorzichtige
machtsuitoefening door de HDZ. Mishandeling en bedreiging worden daarbij
niet geschuwd.
De rol van de buurlanden
is in het jaar 2000 van karakter veranderd. Nadat de Kroatische HDZ van de
vroegere Kroatische President Tudjman na diens dood in de oppositie terecht
was gekomen, heeft de Kroatische regering het mes gezet in de financiële
steun aan de Bosnische Kroaten. Zij tracht de leiders van de
Bosnisch-Kroatische HDZ duidelijk te maken dat hun toekomst in
Bosnië-Herzegovina ligt. Premier Racan heeft deze visie persoonlijk in het
Bosnische parlement uitgedragen. Tijdens de hierboven vermelde incidenten
heeft de Kroatische regering het EU-beleid gevolgd. Wel lijkt de HDZ in
Kroatië, die haar aanhang ziet slinken, de moeilijkheden in Bosnië te willen
gebruiken als campagne-thema voor de lokale verkiezingen van medio mei.
Sinds de omwenteling in de FRJ zijn de betrekkingen tussen dit land en
Bosnië-Herzegovina verbeterd, al is de relatie met de Federatie nog niet
hartelijk. Diplomatieke betrekkingen zijn aangeknoopt en President Kostunica
heeft Sarajevo en Banja Luka bezocht.
De FRJ is begonnen met het verminderen van de directe bijdragen aan het RS
leger. Begin dit jaar dreigde, zonder medeweten van de centrale regering in
Sarajevo, een akkoord te worden gesloten tussen de RS en de FRJ, waarin
bepalingen waren opgenomen die onder de competentie van de centrale regering
van Bosnië-Herzegovina vielen. Door tussenkomst van de Hoge
Vertegenwoordiger zijn deze passages echter geschrapt.
Nederlands SFOR-bataljon
In het Nederlandse gebied van verantwoordelijkheid bevindt zich een aantal
regio's waarin Bosnische Kroaten in de meerderheid zijn, onder meer rondom
Busovaca en Vitez. Sinds 28 maart hebben duizenden Bosnisch-Kroatische
militairen de kazernes van het federale leger verlaten, uit onvrede met het
ontslag van enkele hardliners uit het officierscorps, de benoemingen van
gematigde militairen op hoge posities en in reactie op de oproep van het
Kroatisch Nationaal Congres. Recente demonstraties van Bosnisch-Kroatische
veteranenorganisaties wettigen de verwachting dat de maatschappelijke onrust
in het gebied vooralsnog niet zal afnemen.
Als reactie op de gebeurtenissen heeft het Nederlandse bataljon de
patrouillegang geïntensiveerd teneinde het vertrouwen van de bevolking in
SFOR te behouden. Ook observeert het bataljon de Bosnisch-Kroatische
kazernes en wapenopslagplaatsen. Enkele van deze opslagplaatsen zijn door
eenheden van SFOR ontmanteld, omdat deze niet voldoende werden bewaakt. SFOR
zal slecht bewaakte wapenopslagplaatsen blijven leeghalen en de wapens op
grotere, beter te beveiligen terreinen opslaan.
De mogelijkheid bestaat dat de uitingen van ongenoegen de openbare orde
bedreigen. Het risico is niet denkbeeldig dat in de toekomst ook de
internationale gemeenschap en SFOR het doelwit worden. In die situatie kan
het voorkomen dat de lokale politie tekortschiet in haar
verantwoordelijkheid voor het handhaven van de openbare orde. Om voorbereid
te zijn op alle omstandigheden en om in zijn optreden over maximale
flexibiliteit te kunnen beschikken heeft de Nederlandse bataljonscommandant
verzocht zijn eenheid weer op de oorspronkelijke samenstelling en grootte te
brengen. Hierdoor krijgt het bataljon tevens meer menskracht, die kan
worden ingezet voor het toenemende aantal bewakingstaken. Mede door deze
maatregelen staat de veiligheidssituatie in Bosnië onveranderd onder
controle van de commandant van SFOR en is deze niet verslechterd. Voor de
extra inzet zal naar verwachting wél een groter beroep op het bataljon
worden gedaan.
Om het bataljon weer op zijn oorspronkelijke sterkte te brengen wordt de
eenheid voor rellenbestrijding, Crowd and Riot Control (CRC), opnieuw
uitgezonden naar het missiegebied. Deze eenheid omvat vijftig militairen van
de Koninklijke landmacht. Ook wordt het mortierpeloton opnieuw in de
bataljonsstructuur opgenomen. Dit vuursteunelement bestaat uit zesentwintig
militairen van de Koninklijke landmacht, die zijn uitgerust met mortieren en
wielvoertuigen. De eenheden zijn in de week van 23 april uitgezonden. De
uitzending wordt beperkt tot zes weken. Als de veiligheidssituatie daartoe
aanleiding geeft zullen de eenheden na deze periode worden afgelost. Hiervan
is uw Kamer al in de brief van 25 april jl. op de hoogte gesteld.
Economie
Na de hoge groei in de jaren onmiddellijk volgend op de oorlog neemt de
economische groei in Bosnië sinds 1998 af. In het jaar 2000 zakte de groei
voor het eerst sinds 1995 onder de 10 procent vanwege de verminderde
industriële productie en de lagere landbouwopbrengsten als gevolg van
droogte en bosbranden in de zomer van 2000. De 8,5 procent groei in dat jaar
was vooral te danken aan overheidsactiviteiten en door het buitenland
gefinancierde investeringen van de overheid. In 2001en 2002 zal de groei
waarschijnlijk verder afzwakken tot 7 à 8 procent als gevolg van met IMF en
Wereldbank overeengekomen bezuinigingen door de overheid en een
achteruitgang van niet aan de bouw gerelateerde productie.
Door de introductie van de convertibele Marka (waarde 1 DM) is de inflatie
onder controle gebracht. Om de noodzakelijke buitenlandse investeerders aan
te trekken, dient echter haast te worden gemaakt met een aantal structurele
economische hervormingen. Deze worden evenwel door politieke onenigheid
steeds uitgesteld. De Wereldbank en het IMF hebben er in het jaar 2000 alles
aan gedaan de regering te dwingen tot het aannemen van noodzakelijke
wetgeving op economisch gebied door zulks een voorwaarde te maken voor
overmaking van nieuwe tranches van aanpassingsleningen en verlenging van IMF
stand-by kredieten. Desondanks is een groot deel van deze wetten slechts tot
stand gekomen doordat de Hoge Vertegenwoordiger ze aan het eind van het jaar
heeft opgelegd.
Begin dit jaar zijn de archaïsche betalingsbureaus afgeschaft. Ondernemingen
dienden tot dat moment al hun betalingen te verrichten via deze bureaus, die
tevens een illegale bron van inkomsten vormden voor de nationalistische
partijen. Betalingen lopen nu via de banken, al functioneert dit nieuwe
systeem nog niet vlekkeloos.
Ontheemden
Sinds begin 2000 is een grote stroom van - naar schatting 65.000 -
terugkerende ontheemden op gang gekomen naar gebieden waar zij nu een
etnische minderheid vormen. Deze trend zet zich in de eerste maanden van
2001 in versterkte mate door. Nu de wederopbouwperiode van vijf jaar is
afgelopen, dalen de buitenlandse hulpfondsen voor vluchtelingenprojecten,
terwijl ook geen donorconferentie meer is voorzien. De integratie van de
teruggekeerde ontheemden in hun voormalige woonplaatsen vormt bovendien een
groot probleem. De terugkeerders worden soms dermate tegengewerkt dat ze na
verloop van tijd hun woonplaatsen ten tweeden male verlaten. Eind 2000
hebben nog iets meer dan 500.000 ontheemden de wens te kennen gegeven
uiteindelijk naar hun oorspronkelijke woonplaatsen te willen terugkeren. De
OHR verwacht dat de stroom terugkeerders nog twee jaar zal aanhouden en
vervolgens langzamerhand zal opdrogen.
Relatie met EU
Bosnië voldoet nog niet aan de criteria om in aanmerking te komen voor een
Stabilisatie en Associatie-overeenkomst met de EU. Teneinde Bosnië te
assisteren de knelpunten te adresseren heeft de EU in samenwerking met de
Bosnische regering een zogeheten 'Road Map' opgesteld. Deze concentreert
zich op de te nemen stappen om aan de EU-voorwaarden te voldoen: onder meer
vluchtelingen- en ontheemdenterugkeer, opstellen van een deugdelijke
kieswet, verbetering van de douanewetgeving, implementatie van
eigendomsrechten en investeringswetgeving. Bosnië ontvangt jaarlijks ca. 100
miljoen Euro aan hulpgelden van de Europese Commissie; deze hulp wordt
voornamelijk ingezet op genoemde terreinen.
Conclusie
De recente gebeurtenissen, veroorzaakt door de nationalistische leiders van
de Bosnische Kroaten, wijzen op onvrede over de inhoud en uitvoering van de
Dayton-akkoorden. De HDZ-acties kunnen worden opgevat als de laatste
stuiptrekkingen nu de traditionele financiële machtsbasis de partij na de
regeringswisselingen in Kroatië en Bosnië-Herzegovina dreigt te ontvallen.
Bosnië-Herzegovina zal voort moeten gaan op de met de Dayton-akkoorden
ingeslagen weg. De Hoge Vertegenwoordiger verdient dan ook alle steun bij
zijn inspanningen om op basis van de Dayton-akkoorden de door Peace
Implementation Council geformuleerde drie kernpunten van het beleid van de
internationale gemeenschap - economische hervormingen, minderhedenterugkeer
en beter functionerende gemeenschappelijke instellingen - te
bewerkstelligen.
De Minister van Buitenlandse Zaken
J.J. van Aartsten
De Minister van Defensie
Mr F.H.G. de Grave
De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking
Eveline Herfkens
BIJLAGE I: NEDERLANDSE HULP AAN BOSNIË-HERZEGOVINA
De totale hulp voor Bosnië bedroeg in 2000 circa 115 miljoen gulden. In 2001
zal dit teruglopen naar 80 miljoen gulden. Het Nederlandse hulpprogramma
berust op drie pijlers:
1) Macro-economische steun:
Voor 2000 stond een bijdrage aan een structurele aanpassingslening via de
Wereldbank, ditmaal voor de sociale verzekeringssector (SOSAC), op het
programma. Dit kon alleen doorgang vinden, indien het land voor 1 december
voldeed aan de voorwaarden van de eerdere door Nederland gecofinancierde
aanpassingsleningen voor de publieke sector (PFSAC II) en voor de private en
banksector (EBPAC). Eind 2000 was dit echter nog niet het geval. Pas begin
2001 kon het groene licht worden gegeven. In 2001 wordt een bijdrage aan
SOSAC (10 miljoen dollar) alsnog overwogen.
2) Steun aan de terugkeer van ontheemden:
Via de zogenaamde blokallocatie, beheerd door Ambassade Sarajevo, is voor
2000 in het kader van het Stabiliteitspact 20 miljoen Euro beschikbaar
gesteld voor huisvestings- en werkgelegenheidsprojecten op kleine schaal,
uitgevoerd door NGO's, om de daadwerkelijke terugkeer van tot een minderheid
behorende ontheemden mogelijk te maken. Een bedrag van nog eens 65 miljoen
gulden is in dit kader in september 2000 toegekend voor 2001 als antwoord op
een noodkreet van de Hoge Vertegenwoordiger. Het geld heeft reeds in 2000
tot uitgaven geleid en wordt eveneens ingezet voor flexibele hulp aan
terugkerende ontheemden via NGO's.
Parallel hieraan loopt een project voor de financiering van kleine
infrastructurele projecten via de Nederlandse SFOR-militairen, de zogenaamde
Pronk-projecten. Via internationale organisaties als UNHCR, UNDP en ICMP
(International Committee for Missing Persons) werd eveneens steun aan
vluchtelingen gegeven en bijgedragen aan de identificatie van vermiste
personen. De familieleden van de slachtoffers van Srebrenica ontvingen
humanitaire steun via lokale en Nederlandse NGO's.
3 Vredesimplementatie:
Tenslotte werd in 2000 nog 5 miljoen gulden uitgegeven aan activiteiten die
gericht zijn op het continueren van de vrede en goed bestuur, zoals onder
meer het uitzenden van Nederlandse experts voor de kantoren van de Hoge
Vertegenwoordiger en de OVSE, bijdragen aan de internationale VN
politiemacht (UNIPTF) en onafhankelijke media. Financiering van deze
activiteiten wordt ook in 2001 voortgezet. Ambassade Sarajevo beheert
eveneens een klein programma ter financiering van projecten van goed
bestuur.
Daarnaast komt Bosnië in aanmerking voor andere budgetlijnen uit de
Balkanmiddelen. Het PSO-programma voor Bosnië kende een verplichtingenvolume
van 20.646.352,- gulden in 2000 ( sectoren landbouw en energie/milieu).
Voor 2001 is het geraamd op 7.000.000,- gulden.
Via de regionale projecten in het kader van het Stabiliteitspact profiteert
Bosnië van de door Nederland gesubsidieerde projecten, met name op het
terrein van milieu, media en mensenrechten. Via de FMO-Balkanfaciliteit zijn
bovendien kredietfondsen voor het MKB neergelegd bij de Micro Enterprise
Bank (0,5 miljoen gulden).
===