Titel: MINISTERRAAD STEMT IN MET AANPASSINGEN ARTIESTENREGELING
Persberichtnr.
01/135
Den Haag
11 mei 2001
MINISTERRAAD STEMT IN MET AANPASSINGEN ARTIESTENREGELING
De ministerraad heeft op voorstel van staatssecretaris Bos van
Financiën ingestemd met een pakket maatregelen om de administratieve
verplichtingen voor artiesten te beperken. De fiscale behandeling van
artiesten en pop- en concertpodia wordt beter afgestemd op specifieke
omstandigheden. De maatregelen zijn in overleg met staatssecretaris
Van der Ploeg van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen tot stand
gekomen.
Uit gesprekken met vertegenwoordigers van artiesten en pop- en
concertpodia werd duidelijk dat de invoering van de wet
Inkomstenbelasting 2001 onbedoeld leidde tot hogere administratieve
lasten. Dit is voor staatssecretaris Bos aanleiding de regeling op een
aantal punten te herzien. Het uitgangspunt van de oorspronkelijke
artiestenregeling blijft ongewijzigd: er moet belastingheffing
plaatsvinden op basis van feitelijke inkomsten en niet op basis van
gemaakte kosten.
De belangrijkste wijzigingen zijn:
- Voor amateur-gezelschappen zoals fanfares, harmonieën,
carnavalsverenigingen en kerkzangkoren wordt aansluiting gezocht bij
de systematiek van onbelaste vergoedingen uit de
vrijwilligersregeling.
- De kostenvergoedingsbeschikking die oorspronkelijk alleen op
individueel niveau en vooraf bij de inspecteur aangevraagd kon worden,
kan nu ook (onder voorwaarden) achteraf en voor gezelschappen als
geheel worden aangevraagd.
- Met uitzondering van kosten die zijn gemaakt met het eigen vervoer
wordt het mogelijk dat reis- en verblijfskosten door een opdrachtgever
of inhoudingsplichtige onbelast worden vergoed of verstrekt.
- Er komt een speciale regeling voor kleine artiesten. Uitgangspunt
van deze regeling is dat wordt verondersteld dat kleine artiesten per
optreden bij benadering 300 gulden aan algemene kosten maken. Het
wordt mogelijk dat tot dit bedrag de opdrachtgever en de artiest
gezamenlijk kunnen beoordelen of sprake is van een kostenvergoeding.
Hierover hoeft dan geen loonbelasting te worden betaald. Deze
betalingen moeten overigens wel bij de belastingdienst worden
aangegeven zodat de inspecteur zijn heffingsrecht kan effectueren. De
belastingdienst zal in zon geval kunnen controleren of de
kostenvergoedingen overeenstemmen met de daadwerkelijk gemaakte
kosten.
- Door de nieuwe voorstellen wordt maatwerk geleverd waardoor het
speciale tarief in de loonbelasting van 20% voor binnenlandse
artiesten overbodig wordt. Daarom zal het normale tarief in de eerste
schijf gaan gelden.
- Om de administratieve lasten voor buitenlandse gezelschappen te
beperken wordt in de voorgestelde maatregel een verplichte voorheffing
van 20% over het totaal van de te ontvangen gage voorgesteld. Ook
wordt een buitenlands gezelschap als één geheel gezien. Wel blijft
voor buitenlandse artiesten de mogelijkheid bestaan al dan niet
aangifte te doen voor de inkomstenbelasting.
Voor de verplichte voorheffing van buitenlandse gezelschappen en de
verhoging van het tarief voor binnenlandse artiesten zijn
wetswijzigingen nodig. Deze worden op korte termijn ingediend. De
meeste andere maatregelen worden van kracht zodra hierover een
beleidsbesluit is genomen. Dit besluit wordt in de loop van volgende
week gepubliceerd.
Woordvoerder: drs. R. Dolstra