PERSBERICHT

Nederlander onderschat mogelijkheden Downkind

Na test wil meer dan helft zwangerschap beëindigen als kind Down heeft

Amsterdam, 8 mei 2001 - Nederlanders beoordelen mensen met het syndroom van Down onterecht als zwaar gehandicapt. Ruim eenderde van de bevolking zou hun ongeboren kind willen testen op Down. Daarvan wil 57 procent het kind aborteren als het kind inderdaad het syndroom van Down heeft, omdat ze het niet levenswaard achten. Dat blijkt uit een representatief onderzoek van het NIPO dat begin 2001 is gehouden in opdracht van de projectgroep 'Downpower', die zich inzet om de beeldvorming van het Downsyndroom in overeenstemming met de werkelijkheid te brengen.

Volgens de projectgroep zijn er veel misverstanden in de samenleving over de aard van de handicap van Down. Uit het NIPO-onderzoek blijkt dat 54 procent van de Nederlandse bevolking denkt dat mensen met het Downsyndroom zwaar verstandelijk beperkt zijn. In werkelijkheid is dat echter bij minder dan 25 procent van de Downmensen het geval, blijkt uit het Vademecum voor de Zorg. Een gevolg van dat verkeerde beeld is dat onevenredig veel kosten worden gemaakt en risico's genomen (bijvoorbeeld vruchtwaterpuncties) om te voorkomen dat Downkinderen geboren worden.

"Een Downkind is een doembeeld voor iedereen", zegt Jan Vos, voorzitter van de projectgroep Downpower. "Ook onze wereld stortte in, toen wij hoorden dat ons kindje Down bleek te hebben. Als ik toen wist wat ik nu weet, was de schok lang niet zo groot geweest. Met onze ervaringen en die van andere ouders van Downkinderen schrik je toch wel van het gemak waarmee mensen hun voorkeur uitspreken voor abortus zodra blijkt dat ze een kind met Down krijgen. Wat ze niet weten is dat hoe gewoner een kind met Down wordt opgevoed en opgeleid, des te beter en gewoner ze zich kunnen ontwikkelen. Die kans verdienen ze, net als andere kinderen."
"Helemaal nu de Gezondheidsraad geadviseerd heeft alle zwangere vrouwen, ongeacht leeftijd, een bloedtest aan te bieden om Downsyndroom op te sporen", zegt Vos, "wordt objectieve voorlichting een noodzaak." Bij gynaecologen en klinisch genetische centra waar het Downsyndroom wordt vastgesteld en waar mensen hun keuze voor wel of niet aborteren maken, ontbreekt echter genuanceerde informatie over kinderen met Down. Terwijl die folders wel beschikbaar zijn. Initiatieven van de Federatie van Ouder Verenigingen en de Stichting Down Syndroom om daar een realistisch beeld te geven, zijn vooralsnog mislukt."

Bijna de helft van de Nederlanders spreekt zich niet uit over de stelling of een ongeboren kind met Down wel of niet geaborteerd moet worden. 29 procent vindt dat dit wel zou moeten; 24 procent vindt van niet. Van de mensen die in hun omgeving te maken hebben met Downmensen, vindt 45 procent het onaanvaardbaar een zwangerschap te beëindigen vanwege het Downsyndroom.

Bijna driekwart van de bevolking vindt een mens met Down een zorg voor hun omgeving of heeft daar geen mening over. Slechts 28 procent van de bevolking vindt Downmensen juist een vreugde voor hun omgeving

Hoe groter de onbekendheid met Down, des te negatiever het beeld is. Vooral de deelname aan regulier onderwijs wordt laag ingeschat. Driekwart van de Nederlanders denkt dat kinderen met het Downsyndroom dit meestal niet of bijna nooit kunnen. In werkelijkheid volgt nu reeds 50 procent van de Downkinderen regulier onderwijs. Een percentage dat alleen maar toeneemt.


*-*-*-*-*-*-*
Noot voor de redactie (