07-05-2001
GS willen meer aandacht voor veiligheidsbeleid
Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland (GS) vinden dat veiligheidsbeleid
meer aandacht moet krijgen. GS achten dit noodzakelijk om provinciale
taken als het verlenen van vergunningen aan bedrijven, het opstellen
van streekplannen en het toetsen van bestemmingsplannen op een
verantwoorde manier in te vullen. GS vinden dat daarbij met name ook
gekeken moet worden hoe op een zorgvuldige wijze omgegaan wordt met
het zogenaamde groepsrisico. Dit is het risico dat er grote aantallen
slachtoffers vallen wanneer een incident plaatsvindt. In de huidige
situatie wordt vooral gekeken naar de kans dat een incident
daadwerkelijk plaatsvindt. De provincie wil dat er meer dan tot nu toe
bewust wordt omgegaan met alle schakels uit de veiligheidsketen. Open
communicatie en heldere besluitvorming over risicovolle activiteiten
en de kans op incidenten is daarvoor van groot belang.
GS hebben gezocht naar verbreding en verdieping van het begrip
groepsrisico, binnen het totale stelsel van veiligheidsregels. Bij het
omgaan met het begrip groepsrisico gaat het vaak om voorschriften bij
vergunningaanvragen of ruimtelijke plannen waar een
groepsrisico-overschrijding dreigt. De provincie wil hierbij graag een
toetsende rol op zich nemen bij de handhaving van deze plichten. De
provincie is van mening dat op deze manier de kans op ingrijpende
gevolgen bij een incident kleiner wordt.
Aanvullende bepalingen (CHAMP-benadering)
Om de plichten te kunnen handhaven zijn er bepalingen opgesteld. Het
gaat om de volgende bepalingen. Door een bedrijf of plaatselijke
overheid moet met de omgeving gecommuniceerd worden over de aanwezige
risicos van de activiteit (communicatieplicht). Ook moet rekening
gehouden worden met toekomstige situaties die betrekking hebben op de
risico-veroorzakende activiteit, bijvoorbeeld een toename van het
transport van gevaarlijke stoffen (horizonplicht).
Een ander voorschrift gaat in op de maatregelen die genomen moeten
worden die het effect van een incident beperken, zoals bijvoorbeeld
nooduitgangen, sproeiers en situering van gebouwen
(anticipatieplicht). Verder moet de aanvrager kunnen motiveren waarom
de activiteit juist op die locatie moet plaatsvinden (motivatieplicht)
en moeten bedrijven en lagere overheden goed voorbereid zijn op rampen
en incidenten (preparatieplicht). De opstelling van een gemeentelijk
rampenplan met daarbij specifieke uitwerkingen in de vorm van
rampenbestrijdingsplannen en oefenprogrammas geeft invulling aan deze
plicht.