Toespraak staatssecretaris Gijs de Vries bij de start van de
Bestuurlijke Informatieronde C2000
Een toespraak bij het onderwerp Project C2000
7 mei 2001
Dames en heren,
Ook ik heet u graag u van harte welkom bij de eerste bijeenkomst
van de Bestuurlijke Informatieronde C2000. Op een gepaste locatie,
mag ik wel zeggen, want we bevinden ons hier in het hol van de
leeuw. De informatie en Communicatie Technologie Organisatie (ITO)
zal voor u een belangrijke, en naar ik verwacht ook een zeer
ondersteunende, partner zijn bij de totstandkoming en onderhoud
van het nieuwe digitale netwerk voor mobiele communicatie.
Een digitaal netwerk, landelijk dekkend, dat is toegesneden op de
sector openbare orde en veiligheid. Met C2000 gaan we een systeem
invoeren dat optimale mogelijkheden biedt voor de hulpdiensten in
de OOV-sector om met elkaar te communiceren. Met het zoeken naar
het beste systeem om communicatie binnen en tussen de
verschillende diensten te optimaliseren, zijn we niet over één
nacht ijs gegaan. De verschillende mogelijkheden moesten immers
goed worden onderzocht om tot een weloverwogen keuze te komen.
Die keuze is inmiddels een belangrijke stap dichterbij gekomen. We
zetten in op het C2000 systeem. Ik heb het proces van invoering in
februari dit jaar in een stroomversnelling gebracht. De
ministerraad stemde toen in met mijn voorstel om de landelijke
implementatie nu al verder voor te bereiden, en niet te wachten
tot 1 augustus. Daarmee is een gecalculeerd risico genomen. Het
kabinet heeft voldoende vertrouwen in het C2000 systeem dat de
voorbereidingen voor de landelijke implementatie nu door kunnen
gaan alhoewel de definitieve testresultaten nog niet voorhanden
zijn.
Uit onderzoek in buiten- en binnenland (onder andere door TNO) is
gebleken dat er op dit moment geen beter systeem op de markt is.
Daarom ook heeft het kabinet voor C2000 299 miljoen gulden extra
beschikbaar gesteld.
De zorg voor veiligheid vraagt niet alleen het gebruik van de best
beschikbare middelen, zoals het C2000 systeem. De zorg voor
veiligheid vraagt ook om de best mogelijke organisatie van
partners in de veiligheid, van bestuur en diensten. Voor het
vertrouwen dat mensen moeten kunnen hebben in de overheid is
doorslaggevend dat de lessen zoals die zijn getrokken door het
Kabinet de commissie-Oosting na de ramp in Enschede in de praktijk
worden gebracht. Het is voor mij de komende periode een
belangrijke taak om de organisatie van de rampenbestrijding verder
te verbeteren.
Daarbij gelden voor mij twee speerpunten. In de eerste plaats het
intensiveren van het preventiebeleid op het terrein van de
rampenbestrijding. Meer accent op preventie binnen de brandweer en
meer accent op multidisciplinair werken. Ontkokering dus ook in
deze sector. In de tweede plaats geldt als speerpunt het
verbeteren van de mechanismen van verantwoording en toezicht.
Gemeenten zijn de spil in de organisatie van de brandweer en
rampenbestrijding in ons land. Veelal wordt die taak uitgeoefend
in regionale samenwerking met andere gemeenten. De organisatie
kent in veel gevallen een monodisciplinair karakter, met andere
woorden: er komt onvoldoende synergie tot stand tussen brandweer,
geneeskundige hulpverlening en politie.
Ik hecht aan een multidisciplinaire samenwerking. Daarin schuilt
namelijk de meerwaarde van de rampenbestrijding. Waar die hier en
daar nog vrijblijvend is, moet een strakkere organisatie tot stand
worden gebracht.
Tot op heden kunnen Rijk of provincie in uitzonderlijke situaties
aanwijzingen geven tijdens een ramp, maar niet in de preventie- en
voorbereidingsfase. Daarom heeft het kabinet besloten de
provincies een zwaardere rol toe te kennen in het
toezichtarrangement. De rol van de provincie binnen de
voorbereiding op de rampenbestrijding zal worden aangescherpt. De
Commissaris van de Koningin zal worden belast met de toetsing van
de regionale beheersplannen voor rampenbestrijding. Als de
verantwoordelijke besturen van de betrokken
hulpverleningsorganisaties niet tot een overeenstemming kunnen
komen, zal de Commissaris van de Koningin het beheersplan kunnen
vaststellen.
Ik vind het daarbij van groot belang dat er bestuurlijke
rapportages aan het beheersplan worden gekoppeld. Dat geeft
gemeenteraden en provinciale staten een additioneel instrument in
handen om de verantwoordelijke besturen te kunnen aanspreken op
het gevoerde beleid.
Mede op mijn verzoek werken de provincies momenteel aan een
eenduidig toetsingskader ter beoordeling van de regionale
beheersplannen en de bestuurlijke rapportages van de regionale
brandweer. Na alle publiciteit over Enschede en Voldendam hoop ik
dat bij de komende gemeenteraadsverkiezingen de deelnemende
politieke partijen in hun verkiezingsprogrammas en in hun
campagnes zullen aangeven welke prioriteit zij bereid zijn toe te
kennen aan rampenbestrijding en preventie.
De mede-overheden kunnen daarbij rekenen op steun van het Rijk. Zo
heeft het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
de landelijke leidraad Maatramp uitgebracht, die dit jaar nog
wordt gevolgd door een leidraad operationele prestaties en een
leidraad gevaarlijke stoffen. Verder wordt er door mijn ministerie
en door het ministerie van Verkeer en Waterstaat gewerkt aan
criteria voor ondergrondse parkeergarages en is er een wet in de
maak over de veiligheid van tunnels, om enkele voorbeelden te
noemen.
Daarbij is gebleken dat territoriale congruentie, dat wil zeggen
het afstemmen van de grenzen van regios van brandweer,
geneeskundige hulpverlening en politie, essentieel is om
multidisciplinaire samenwerking te bevorderen.
Er zijn momenteel zon 60 meldkamers in Nederland. Als op grond van
de plannen die er zijn voor verdergaande samenwerking en colokatie
heb ik eerder besloten om maximaal 40 meldkamers uit te rusten met
een radiobediensysteem. Voor het C2000 project vind ik het niet
verstandig om eerst 40 dure meldkamers uit te rusten met de zeer
kostbare radiobediensystemen om vrijwel direct daarna een aantal
te moeten afschrijven. In het kabinetstandpunt dat is ingenomen
naar aanleiding van de vuurwerkramp wordt gesproken over het
streven naar 25 meldkamers. Vandaar een eerste zeer beredeneerde
opzet om te komen tot 25 meldkamers.
Inmiddels heeft u in mijn schrijven van 11 april een lijst
aangetroffen met daarop aangegeven welke meldkamers ik voor ogen
heb. Voor Utrecht geldt uiteraard de Gemeenschappelijke Meldkamer
Utrecht waar begin 2003 het radiobediensysteem wordt geïnstalleerd
met 19 radiobedienplekken.
Colokatie is een eerste randvoorwaarde om te komen tot een beter
functionerende meldkamer. Dat is belangrijk want de meldkamer is
nu een te zwakke schakel in de hulpverleningsketen. Er kan in
geval van opschaling eenvoudiger worden gecommuniceerd tussen de
hulpverleningsdiensten, en er kan effectiever en efficiënter
gebruik worden gemaakt van nieuwe ICT projecten zoals bijvoorbeeld
C2000. Dat is bijvoorbeeld in de ondersteuning goedkoper en de
beschikbare capaciteit kan effectiever worden ingezet. Ik hoef dat
hier eigenlijk niet te vertellen want met de Gemeenschappelijke
Meldkamer Utrecht heeft u deze voordelen al in een eerder stadium
onderkend.
Ik hoop op een proces dat vanuit de regios op gang komt om het
samenvoegen van de meldkamers te stimuleren. In laatste instantie
sluit ik wetgeving niet uit.
Om tot samenvoeging van meldkamers te komen geef ik er echter de
voorkeur aan overleg en voorlichting. Bijvoorbeeld door middel van
de Bestuurlijke Informatieronde C2000. Tijdens het
implementatieproces zullen er ongetwijfeld vragen rijzen. Welke
vragen of problemen er aan de oppervlakte komen, kan per regio
verschillen. Communicatie tussen de verschillende partners kan bij
een dergelijk omvangrijk project dan ook geen éénrichtingsverkeer
zijn. Hierbij is uitwisseling van informatie en ervaringen van
essentieel belang. Daarom heeft deze Bestuurlijke Informatieronde,
de BIR, ook niet de vorm gekregen van een brochure, waarin u alle
ins and outs worden medegedeeld. De BIR heeft een eigen gezicht,
in de persoon van de heer Swinkels, die de komende tijd voor u een
belangrijk aanspreekpunt zal zijn.
Dames en heren,
Met C2000 zetten we een grote stap. C2000 is geen toy for the
boys, het gaat er niet om dat Nederland zo graag met de laatste
snufjes voor de dag wil komen; het gaat ook niet om onze eigen
arbeidsvreugde of beroepstrots. Nederlanders moeten op de overheid
kunnen vertrouwen waar het gaat om de handhaving van de openbare
orde en veiligheid.
Het realiseren van die verantwoordelijkheid is in handen gelegd
van de brandweer, politie, ambulancediensten en de Koninklijke
Marechaussee. Deze disciplines werken elke dag aan een zo veilig
mogelijk Nederland en doen dat niet zelden met gevaar voor eigen
leven. De hulpverleners moeten er dan ook op kunnen vertrouwen dat
zij bestuurders achter zich hebben staan die zich inzetten voor de
veiligheid van hun regio én de veiligheid van de uitvoerende
functionarissen.
Ik dank u wel.
N.B. alleen het gesproken woord geldt.