Ministerie van Buitenlandse Zaken

http://www.minbuza.nl/content.asp?Key=414330



(Vragen over Hoofdstuk 5 van de Rijksbegroting 2001 en de HGIS-nota). Antwoord

Aan de Voorzitter van de Vaste Commissie voor Buitenlandse Zaken van de Tweede Kamer der Staten Generaal Binnenhof 4 Den Haag Bureau Secretaris Generaal Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag

Datum 3 mei 2001 Auteur BSG/PID

Kenmerk BSG 258/01 Telefoon 070-3484882

Blad /1 Fax 070-3484800

Bijlage(n) 2 E-mail bsgpid@minbuza.nl

Betreft Verzoek beantwoording vraag 74 Begrotingsbehandeling

Zeer geachte Voorzitter,

Onder verwijzing naar het verzoek van uw commissie van 19 april, kenmerk Buza 2001/44, over een herzien antwoord op vraag 74, gesteld naar aanleiding van de Memorie van Toelichting bij de begroting 2001, stuur ik u hierbij, met welgemeende excuses voor de vertraging, een herzien antwoord op de gestelde vraag. Daarnaast stuur ik u een afschrift van mijn brief aan het COC, met daarin een reactie op het rapport
de Stilte is onze grootste Vijand
.

De in uw brief genoemde toezegging om in contact te treden met de Minister van Sociale zaken en Werkgelegenheid over migrantenrecht, werd gedaan door de Minister van Buitenlandse Zaken. Hij zal u hierover separaat berichten.

De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

Eveline Herfkens

(Vragen over Hoofdstuk 5 van de Rijksbegroting 2001 en de HGIS-nota).


Vraag 74

Is de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking voornemens de toezegging van haar ambtsvoorganger na te komen voor het inventariseren van alle projecten rondom homoseksualiteit die door de Nederlandse vertegenwoordigingen en/of de regering worden ondersteund, en van alle kontakten die Nederlandse vertegenwoordigers hebben met lokale lesbische en homobewegingen? Zo ja, wanneer is die inventarisatie te verwachten? Op welke wijze is gereageerd op de aanbevelingen uit het rapport "De stilte is onze grootste vijand" van de fact finding missie naar Nicaragua van COC en het Landelijk Beraad Stedenbanden Nederland Nicaragua dat gefinancierd is door de uitzendorganisatie DOG? Op welke wijze zal worden tegemoet gekomen aan de kritiek in dit rapport op de negatieve en destructieve houding van de Nederlandse ambassade aldaar, opdat dergelijke ervaringen in de toekomst vermeden kunnen worden?

Antwoord

Op 6 juni 1996 heeft de vorige Minister voor Ontwikkelingssamenwerking een brief aan de Tweede Kamer aangeboden over de 'Voortgang van het homobeleid in het kader van het ontwikkelingsbeleid'. In punt 4 van die brief staat aangegeven dat ambassades is verzocht het Ministerie van Buitenlandse Zaken in kennis te stellen van de situatie van homoseksuele mannen en lesbische vrouwen in de verschillende landen en regio's. Tevens geeft de brief informatie die van enkele ambassades is ontvangen. Aangezien zowel het tegengaan van discriminatie op grond van seksuele oriëntatie als de ondersteuning van de emancipatie van homoseksuelen een integraal onderdeel vormen van het mensenrechtenbeleid van de regering, volgen ambassades de ontwikkelingen in dezen nauwlettend en ondersteunen waar mogelijk initiatieven van NGO's in ontwikkelingslanden. Naar aanleiding van kamervragen werd de Kamer deze Kabinetsperiode geïnformeerd over ontwikkelingen in Zimbabwe (Aanhangsel 572, Vergaderjaar 1998-1999), Uganda (Aanhangsels 123 en 1664, Vergaderjaar 1999-2000) en over de ontwikkelingen in Namibië (Aanhangsel 996, Vergaderjaar 2000-2001).

Naar aanleiding van het rapport
De stilte is onze grootste vijand
heeft de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking in december 2000 een brief gestuurd aan de Nederlandse Vereniging tot Integratie van Homoseksualiteit COC Voorzitter, mevrouw Huyser. In deze brief wordt aangegeven dat homo/lesbische organisaties in relatie tot de 'civil society' een bijdrage moeten leveren aan de beïnvloeding van het maatschappelijke klimaat, opdat de in het rapport gesignaliseerde intolerantie voor homoseksualiteit verdwijnt. De conclusie uit het rapport dat de ideeën en projectvoorstellen van de Nicaraguaanse (homo/lesbische) organisaties daarbij centraal dienen te staan, wordt daarbij ten volle onderschreven. Voorts wordt het rapport als een goede basis gezien voor een discussie met zowel Nicaraguaanse als Nederlandse homo/lesbische organisaties, over de wijze waarop het N.V.I.H COC kan bijdragen tot de emancipatie van homoseksuelen in Nicaragua. Uit het rapport wordt opgemaakt dat er sprake is geweest van een open discussie met de Nederlandse ambassade in Nicaragua, waarbij over bepaalde punten echter verschillend werd gedacht. De indruk dat het ambassadepersoneel niet 'open' zou staan voor het onderwerp homoseksualiteit en dat dit thema een gevoelig onderwerp zou betreffen in 'diplomatenland' wordt niet gedeeld.

Mevrouw Ineke Huyser Voorzitter N.V.I.H. COC Postbus 3836 1001 AP Amsterdam Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag

Datum 18 december 2000 Behandeld J.J. Groenemeijer

Kenmerk MC/JG-526/00 Telefoon 070-3485250

Blad /6 Fax 070-3485472

Bijlage(n) E-mail jj.groenemeijer@minbuza.nl

Betreft Toezending rapport Nicaragua missie

C.c.

Geachte mevrouw Huyser,

Allereerst wil ik u mijn oprechte excuses aanbieden voor mijn late reactie op het rapport "De stilte is onze grootste vijand". Ik antwoord u hierbij mede namens mijn collega van Buitenlandse Zaken, aan wie u hetzelfde rapport zond. Uit uw rapport komt duidelijk naar voren dat de positie van homoseksuelen in Nicaragua complex is. Sociale repressie, wetgeving en in bepaalde gevallen een negatieve attitude bij de autoriteiten inperken en belemmeren het beleven van homoseksualiteit.

Wat betreft de achtergronden van deze situatie en de wijze hoe daarop zou kunnen worden ingespeeld worden in uw rapport de diverse meningen en zienswijzen verwoord. Genoemd wordt de fragmentatie binnen de homoseksuele beweging zelf, de geringe samenwerking tussen mannen en vrouwen, wrijving en polarisatie tussen 'gematigden' en 'openlijken' en de zeer geringe solidariteit tussen de verschillende sociale strata. Anderzijds wijst U op het in Nicaragua bestaande 'web van NGO's' dat zich bezighoudt met een indrukwekkend aantal initiatieven op het gebied van de gezondheidszorg, het voorkomen van geweld en vrouwenemancipatie, waarbinnen ook homoseksualiteit, zij het in de marge, aan de orde komt.

Ik ben van mening dat, ook tegen de achtergrond van de langdurige en gewelddadige burgeroorlog in een recent verleden, de hoge civiele organisatiegraad in Nicaragua een positieve zaak is, omdat deze 'civil society' basis en uitgangspunt vormt voor de verdere vormgeving van de Nicaraguaanse samenleving.

In relatie tot deze 'civil society', zullen homo/lesbische organisaties een bijdrage moeten leveren aan de beïnvloeding van het maatschappelijk klimaat, opdat de in uw rapport gesignaleerde intolerantie voor homoseksualiteit verdwijnt. Wil daarbij sprake zijn van een duurzame ontwikkeling, dan dienen de initiatieven voort te komen uit en gedragen te worden door de betreffende Nicaraguaanse organisaties zelf. Uw conclusie dat bij alle mogelijke stappen en strategieontwikkeling de ideeën en projectvoorstellen van de Nicaraguaanse (homo/lesbische) organisaties centraal dienen te staan, wordt door mij dan ook ten volle onderschreven.

Ik ben van mening dat uw rapport een goede basis kan zijn voor een discussie met Nicaraguaanse homo/lesbische organisaties, alsook Nederlandse organisaties die bij dit vraagstuk betrokken zijn, over de wijze waarop uw vereniging kan bijdragen aan de emancipatie van homoseksuelen in Nicaragua.

Wat betreft de contacten van de missie met HM Ambassade te Managua maak ik uit uw rapport op dat sprake was van een open discussie waarbij over bepaalde punten met betrekking tot de politieke realiteit en de uitvoering van de missie verschillend werd gedacht. Na kennisname van de wederzijdse standpunten heb ik echter zeker niet de indruk, zoals uit uw brief zou kunnen worden afgeleid, dat het ambassadepersoneel niet 'open' zou staan voor het onderwerp homoseksualiteit en dat het laatste een gevoelig onderwerp zou betreffen 'in diplomatenland'.

De vraag of een toekomstig project zal kunnen rekenen op financiële ondersteuning, kan ik niet in algemene termen beantwoorden, die vraag zal beantwoord moeten worden op basis van een projectvoorstel. Een dergelijk voorstel is nog niet ontvangen.

Ik wens het uw vereniging veel succes toe bij de voorbereiding van haar verdere activiteiten op het vlak van de homo-emancipatie.

Hoogachtend,

De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking

Eveline Herfkens

===