http://www.minbuza.nl/content.asp?Key=414225
Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag Directie Sociale en Institutionele Ontwikkeling Afdeling DSI/MY Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag
Datum 1 mei 2001 Auteur Ada Holleman
Kenmerk DSI/MY-184/01 Telefoon 070-3485304
Blad /1 Fax 070-3484883
Bijlage(n) 1 E-mail ada.holleman@minbuza.nl
Betreft Beantwoording vragen over Gemeentelijke ontwikkelingssamenwerking
Zeer geachte Voorzitter,
Onder verwijzing naar de brief van de Griffier uwer Kamer van 30 maart 2001,
kenmerk 2000108790 waarbij gevoegd waren de door de leden Verburg en
Verhagen overeenkomstig artikel 134 van het Reglement van Orde der Kamer bij
u ingediende vragen, heb ik de eer u in bijlage dezes de antwoorden op de
gestelde vragen aan te bieden.
De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
Eveline Herfkens
Antwoord van mevrouw Herfkens, Minister voor Ontwikkelingssamenwerking, op
de vragen van de leden Verburg en Verhagen (CDA).
Vraag 1
: Waarom is uitwisseling van kennis over en weer geen
ontwikkelingssamenwerking in de zin van effectieve hulp?
Antwoord
: Nederlandse gemeenten beschikken over expertise op het terrein van
ondersteuning van lokale besturen en kunnen derhalve een positieve bijdrage
leveren aan ontwikkelingen op het terrein van decentralisatie.
Dit komt ook tot uitdrukking in de huidige situatie, waarin BZ zowel op
programma als op projectbasis met de VNG samenwerkt. De activiteiten zijn
wereldbreed (GSO-programma) of concentreren zich op specifieke regio's
(Balkan) danwel op specifieke landen (Tanzania, Zimbabwe). Raming voor 2001
is NLG 16.7 mln en voor 2002 NLG 17.7 mln.
Uitwisseling van kennis tussen gemeenten in Nederland en in
ontwikkelingslanden is echter geen vanzelfsprekendheid. Ik heb in het
interview met de VNG naast een aantal positieve opmerkingen inderdaad ook
een aantal kritische kanttekeningen, gebaseerd op onderzoek terzake,
geplaatst.
Een DHV-evaluatie (1997) toont aan dat gemeenten, zowel in
ontwikkelingslanden als in Nederland, de samenwerking als positief ervaren
en in het algemeen tevreden zijn met de resultaten. Wel plaatsten
partnergemeenten een kanttekening bij het functioneren van de Nederlandse
ambtelijke adviseurs. Zij hebben tijd nodig voor cultuurgewenning en voor
het aanpassen van hun adviesvaardigheid aan de lokale situatie.
Het is waar dat gemeenten beschikken over expertise op het bestuurlijk vlak en van specifieke stedelijke taken, maar het is niet reëel te verwachten dat veel gemeenteambtenaren ook deskundig zijn op het gebied van OS.
De DHV-evaluatie toont verder aan dat de basis voor het internationale werk van gemeenten erg smal is; de formatieruimte voor ambtenaren mondiaal beleid varieert van 0,3 tot 1 per gemeente. Een punt is dat de VNG de medewerking van gemeenten niet kan opleggen, gelet op de gemeentelijke autonomie inzake de invulling van het beleidsterrein ontwikkelingssamenwerking.
In de VNG publikatie "25 jaar Gemeentelijke Internationale Samenwerking"
(1997) wordt gerefereerd aan het onderzoek van Eijsbouts en Jansen (KUB).
Zij stellen dat "gemeentelijke internationale samenwerking in de meeste
gemeenten niet als kerntaak beschouwd wordt" ondermeer vanwege "het
ontbreken van een duidelijke relatie met het gemeentelijk belang, het wordt
niet als aansprekend genoeg ervaren en de effectiviteit is moeilijk vast te
stellen".
De bevindingen van de DHV- en de KUB-studies worden onderkend door J.M.
Otto, auteur van "Lokaal bestuur in ontwikkelingslanden"(1999). Met
betrekking tot gemeentelijke internationale samenwerking benadrukt hij het
grote enthousiasme en de betrokkenheid van gemeenten. Maar tevens
constateert hij (i) dat de mensen die betrokken zijn bij de projecten
onvoldoende ervaring hebben met het ontwikkelingswerk dat vol valkuilen zit,
(ii) dat veel gemeenteambtenaren te weinig tijd krijgen om zich te kunnen
voorbereiden en bezig te houden met het managen van internationale projekten
en (iii) dat sommige gemeenten aan te ambitieuze, grote projekten beginnen
waar ze niet goed greep op kunnen krijgen.
Vraag 2
: Waarom vindt u deze vorm van hulp "irrelevant"?
Antwoord:
Allereerst zie ik de bijdrage van Nederlandse gemeenten aan
ontwikkelingssamenwerking als draagvlakverbreding. Lokale overheden staan
dichter bij de burger dan de rijksoverheid, en zullen dan ook initiatieven
en ideeën die uit burgers voortkomen, makkelijker kunnen oppakken. Dit vind
ik uitermate relevant. Ik heb hierbij opgemerkt dat dit echter geen
ontwikkelingssamenwerking is in de zin van effectieve hulp. Uw vraag over
'irrelevantie' heeft dan ook betrekking op mijn opmerking over de invloed
die het werk van de VNG heeft gerelateerd aan het terugdringen van de
wereldwijde armoede. Immers, als je ziet over hoeveel lokale overheden we
spreken in internationaal verband en hoeveel Nederlandse gemeenten kunnen
doen, dan kan dat niet een oplossing voor het armoedeprobleem in de wereld
zijn.
Vraag 3
: Bent u van mening dat gemeenten over onvoldoende ontwikkelingsexpertise
beschikken voor samenwerking met lokale overheden in ontwikkelingslanden? Zo
niet, waarom suggereert u dat dan wel?
Antwoord
: Ik heb niet de suggestie gewekt dat gemeenten over onvoldoende
ontwikkelingsexpertise beschikken voor samenwerking met lokale overheden in
ontwikkelingslanden. Zo vind ik de samenwerking tussen VNG en SNV om te
werken aan institutionele capaciteitsopbouw in ontwikkelingslanden erg
nuttig. Wel heb ik enige reserves getoond bij het toepassen van kennis
gebaseerd op Nederlandse bestuurssituaties in ontwikkelingslanden. Immers
lokale overheden in ontwikkelingslanden opereren in totaal andere
omstandigheden dan die in Nederland. Gemeenten hebben weliswaar veel
expertise, maar die is niet noodzakelijkerwijs ook voor
ontwikkelingssamenwerking relevant. In Nederland wordt bijvoorbeeld het
vuilnis met de vuilniswagens opgehaald, in ontwikkelingslanden is dit heel
anders. Daar is de vuilnisverwerking erg belangrijk voor de werkgelegenheid
in de informele sector. Een advies om vuilniswagens te gebruiken, zou vooral
vrouwen van hun inkomen beroven. Zo zijn er nog tal van voorbeelden waarbij
een vertaalslag nodig is om Nederlandse kennis in te kunnen zetten in
ontwikkelingslanden.
Ik heb in dit verband meerdere malen gezegd zeer positief te staan
tegenover de samenwerking van de VNG met SNV, de MFO's.
Lopende samenwerkingsverbanden (VNG, SNV, Novib) die lastens het OS- budget
worden gefinancierd zijn:
- VNG (i.s.m. Novib, SNV), Balkan: NLG 5 mln, periode 2000 t/m 2002;
- SNV (i.s.m. VNG), Harare, NLG 972.122, periode 1999 t/m 2002;
- Novib (i.s.m. SNV, VNG), Albanië, NLG 3.564.830, periode 1996 t/m 2001;
- In de pipeline: SNV/VNG: NLG 4,4 mln.
Vraag 4
: Bent u van mening dat gemeenteambtenaren te veel reizen naar
ontwikkelingslanden maken, zo nee, waarom suggereert u dat dan wel?
Antwoord:
Bij gemeenten gaat het er om draagvlak, begrip en samenlevingen bij elkaar
brengen. In antwoord op een vraag tijdens het interview of ik zou vinden dat
gemeenteambtenaren te veel reizen, heb ik aangegeven dat reizen van
individuele gemeenteambtenaren naar ontwikkelingslanden best nuttig kunnen
zijn. Ik heb echter de kanttekening gemaakt dat een achtergrond in
ontwikkelingssamenwerking belangrijk is om relevant bezig te zijn in
ontwikkelingslanden. Het is dan ook onjuist om te stellen dat de suggestie
gewekt is, dat ik zou vinden dat gemeenteambtenaren te veel zouden reizen
naar ontwikkelingslanden.
Vraag 5
: Als u de slagkracht van lokale overheden zo belangrijk vindt, waarom ziet
u dan geen grotere rol voor samenwerking tussen lokale overheden hier en in
ontwikkelingslanden en ziet u uitsluitend een functie voor deze samenwerking
in het kader van draagvlakverbreding?
Antwoord
: Uit mijn antwoorden op de vorige vragen kunt u concluderen dat ik de taak
van gemeenten met betrekking tot ontwikkelingssamenwerking niet beperkt zie
tot enkel het verbreden van het draagvlak voor dit beleidsterrein. Naast
Nederlandse actoren, als SNV en de MFO's, loopt veel van onze hulp voor
lokale overheden ook via internationale organisaties. Zo ondersteun ik IULA
(International Union of Local Authorities) en UNCDF, een VN-organisatie die
zich op lokale overheden richt.
Kenmerk
Blad /1
===