Persbericht 27 april 2001
WW-rechten voor seizoenswerknemers horeca blijven
WOERDEN - 27 april 2001 - Werknemers van bedrijven die om
klimatologische redenen in één of meer perioden van het jaar volledig
worden gesloten of worden afgebroken, verrichten `seizoenmatige
arbeid'. Op grond daarvan blijven zij recht houden op een
WW-uitkering. Dit is het gevolg van een verdere verduidelijking van
het begrip `seizoenmatige arbeid' door het Lisv. Met de
verduidelijking van dit begrip blijven bepaalde groepen werknemers uit
de horeca recht houden op een WW-uitkering. Het betreft vooral
strandpaviljoens, maar eventueel ook andere horeca- en
recreatiebedrijven. Koninklijk Horeca Nederland vindt de
verduidelijking nog onvoldoende.
In principe hebben werknemers die jaarlijks werken in een cyclisch
arbeidspatroon geen recht op WW. Uitzondering daarop zijn werknemers
die seizoenmatig werken. Eind vorig jaar bepaalde het Lisv op
aandringen van de toezichthouder Ctsv dat van seizoenmatige arbeid
alleen sprake is wanneer het werk naar zijn aard op klimatologische
gronden seizoensgebonden is of hieraan direct is gerelateerd. Van
seizoenmatige arbeid is geen sprake wanneer het werk om
bedrijfseconomische motieven of organisatorische redenen in één of
meer jaarlijkse perioden is geconcentreerd.
Voor werknemers die eerder in een cyclus hebben gewerkt en die nu op
basis van de nadere invulling geen recht meer hebben op een
WW-uitkering is door het Lisv een overgangsrecht geformuleerd. Zij
moeten vóór het begin van de cyclus op de hoogte zijn van de nieuwe
interpretatie en de gevolgen die dit voor het eventuele recht op WW
kan hebben. Is dit niet het geval en is de nieuwe cyclus begonnen, dan
kan het nieuwe besluit pas worden toegepast bij de eerstvolgende
cyclus. Voor nieuwe werknemers geldt dat het nieuwe besluit direct kan
worden toegepast.
Koninklijk Horeca Nederland vindt de verdere verduidelijking nog
onvoldoende. Bovendien leidt de verduidelijking tot ongelijke
beoordelingen. Jeu Claes, directeur Koninklijk Horeca Nederland: "De
verduidelijking lijkt beperkt tot die bedrijven die (al dan niet op
last van overheidswege) hun zaak in de winter (moeten) sluiten c.q.
afbreken. Werknemers van een bedrijf dat niet elk bedrijfsonderdeel
volledig sluit kunnen daarbuiten vallen. Dat geeft ongelijke
uitkomsten die niets met klimaatafhankelijkheid van de arbeid te maken
hebben. Het Lisv hanteert bij de land- en tuinbouw het criterium van
bedrijfssluiting ook niet. Daar worden evenmin hele boerderijen
gesloten of afgebroken maar ligt het werk ook gewoon stil omdat het
weer nu eenmaal productievoorwaarde is."
Koninklijk Horeca Nederland raadt haar leden aan bovenstaande
argumenten te (blijven) gebruiken in bezwaar- en beroepsprocedures die
ex- of toekomstige werknemers zullen moeten voeren. Ook kan dit helpen
bij overleg dat leden met het regionale kantoor van de
uitvoeringsinstelling kunnen aangaan over de uiteindelijke
beoordelingen.
Samen met het Platform Toerisme en Recreratie en VNO-NCW is ingestoken
op samenhang en gelijke criteria voor de land- en tuinbouw.
Weer/klimaat geeft voor toerisme eenzelfde productievoorwaarde als
voor de land- en tuinbouw en dus seizoenmatige arbeid.
De criteria zijn:
aanwezigheid in de directe omgeving van kust, eilanden, bos-
en/of heide- en/of water- en/of heuvel- en/of waterrijke gebieden
exploitatie van horeca, dag- en verblijfrecreatie en
detailhandel is verbonden aan die aanwezigheid van openlucht
recreatiemogelijkheden
de wisselende beschikbaarheid van de feitelijke verrichte
arbeid dient met die omstandigheden te zijn verbonden.
Koninklijk Horeca Nederland adviseert leden in procedures en overleggen deze drie criteria te blijven hanteren als invulling van de niet limitatieve ruimte die er nu komt. Daarnaast worden leden gewezen op de mogelijkheid personeel in te lenen, dan is de cyclus er wel maar niet bij dezelfde werkgever. Dit kan echter maar één keer.