Toespraak minister Van Boxtel bij de Landelijke Bewonersdag van
het Landelijk Samenwerkingsverband Aandachtswijken (LSA) te
Apeldoorn
Een toespraak bij het onderwerp Grotestedenbeleid
21 april 2001
Ieder jaar organiseert het LSA een Landelijke Bewonersdag en ieder
jaar krijg ik een uitnodiging. Voor mij, als minister voor Grote
Steden- en Integratiebeleid een prachtige gelegenheid om met u van
gedachten te wisselen, met de mensen die het grotestedenbeleid in
hun vingertoppen hebben zitten, met de mensen die zich bijna
dagelijks inzetten voor het verbeteren van hun buurt of wijk.
Vorige keer kon ik helaas niet live aanwezig zijn, maar vandaag
gelukkig wel.
Ten eerste om u te feliciteren. Het is vandaag tenslotte niet
alleen een bijzondere dag, het is ook een dag in een bijzonder
jaar: het internationale jaar van de vrijwilligers. Een jaar
waarin we extra aandacht besteden aan al die mensen, die zich, net
als u, belangeloos inzetten voor anderen. Mensen die in woord en
daad betrokken zijn bij onze samenleving, bij hun stad, hun wijk
of buurt. De mensen die in ouderraden en buurt- en wijkcommissies
zitting nemen of actief zijn in politieke partijen en in
belangengroeperingen. Zij zijn het cement van onze samenleving,
zij zorgen er voor dat bestuurders en politici,
woningbouwcorporaties en welzijnsinstellingen, sterk verbonden
blijven met wat zich in de buurt afspeelt, met de ontwikkelingen
die zich voordoen en de behoeften die er leven.
En dan heb ik het nog niet eens over al die mensen die niet te
beroerd zijn om boodschappen te doen voor een buurvrouw die slecht
ter been is, die het buurtspeeltuintje onderhouden, het jaarlijkse
straatfeest organiseren. Deze vrijwilligers vervullen een
belangrijke rol op die plekken in de samenleving waar zorg,
begeleiding of opvang niet via instituties, instellingen en
instanties geregeld is of kan worden.
Vrijwilligerswerk is van onschatbare waarde voor het functioneren
van onze samenleving en onze democratie. Het bestaan van een
actief kader van vrijwilligers in tal van segmenten van de
samenleving - de civil socitiety - is zelfs een belangrijke
voorwaarde voor een democratisch, effectief en efficiënt bestuur,
zoals Robert Putnam al eens heeft aangetoond in een studie naar
het functioneren van de Italiaanse democratie. Tegelijkertijd - en
dat blijkt ook uit deze en andere studies - is het bestaan van een
actief vrijwilligerskader op zich niet genoeg. Ook een actieve
overheid is een belangrijke voorwaarde voor een levendige
democratie. Maar dan wel een overheid die ruimte biedt aan de
participatie van burgers.
Het vraagt dan ook om een actieve en open houding van het bestuur,
de instellingen en instanties en om de wil verantwoordelijkheid te
delen met bewoners en belanghebbenden. Bovendien vraagt het van de
gemeenten dat zij de samenwerking tussen bewonersorganisaties van
verschillende etnische bevolkingsgroepen en - wat breder - tussen
bewonersorganisaties, instellingen, instanties, gemeentelijke
diensten en bedrijven stimuleren, coördineren en organiseren. Een
regisserende gemeente, zoals het in grotestedenbeleid-taal heet.
Het is de afgelopen jaren duidelijk geworden dat het
grotestedenbeleid meer is dan alleen een zak met geld. Het
grotestedenbeleid is vooral een aanpak. Een nieuwe, onorthodoxe
manier van werken die de problemen in de grote steden effectief en
integraal moet oplossen. Een aanpak die vooral draait om maatwerk,
eigen verantwoordelijkheid en burgerparticipatie. Dat geldt niet
alleen voor de verhouding tussen Rijk en gemeenten, maar ook voor
de verhouding tussen gemeente en burgers. Resultaatgerichtheid,
beleidsmatige samenhang en samenwerking tussen de lokale partners
zijn hierbij uitgangspunten. Het Rijk en de grote steden hebben de
afspraken hierover vastgelegd in convenanten: een per stad
verschillende reeks afspraken - maatwerk dus - over wat de steden
moeten doen en hoe het Rijk dat faciliteert.
Door deze nieuwe, zakelijke verhouding tussen Rijk en steden,
kunnen beide partijen afgerekend worden op hun inzet. Maar het
gaat niet alleen om het afrekenen tussen Rijk en steden. Het gaat
ook om afrekenen in de zin van publieke verantwoording. Door
monitoring, lokale zelfanalyse en visitaties wordt bijgehouden of
en op welke manier aan hun inspanningsverplichting voldoen.
Maar een naar mijn mening nóg belangrijker onderdeel van de
grotestedenaanpak is dat steden onderling van elkaar kunnen en
willen leren. Het kenniscentrum Grotestedenbeleid dat dit najaar
van start gaat, zal hierin een belangrijke rol gaan vervullen. Dit
kenniscentrum moet een spin in het web zijn als het gaat om de
uitwisseling van informatie, van best practices en van resultaten,
niet alleen tussen Nederlandse grote steden, maar ook met steden
in het buitenland.
Maar niet alleen de steden kunnen van elkaar leren. Ook binnen een
stad kan er veel van elkaar geleerd worden: van andere wijken en
buurten, andere organisaties, andere vrijwilligers. Leren door
samen te werken. Het is echt niet nodig om steeds opnieuw het wiel
uit te vinden, om steeds een pionier te zijn. Door voort te
borduren op het werk en initiatief van anderen, kan er steeds meer
bereikt worden. Samenwerken dus, naar elkaar luisteren, van elkaar
leren, dat is tenslotte ook wat u hier vandaag komt doen en wat u
al jaren met veel succes doet. Succesvolle samenwerking is
gebaseerd op openheid, flexibiliteit en betrokkenheid. U weet daar
alles van.
Op deze landelijke bewonersdag van het LSA staan de themas
veiligheid en multiculturaliteit centraal. Twee onderwerpen die
ook binnen mijn portefeuille veel aandacht krijgen. Veiligheid
staat de laatste tijd vooral in de aandacht door de rampen die
zich hebben voltrokken in Enschede en Volendam. Veel aandacht is
hierbij de afgelopen tijd uitgegaan naar de schuldvraag: wie is
verantwoordelijk? Wie had de rampen kunnen voorkomen? Natuurlijk
gaat het dan automatisch ook over de rol van de overheid, die,
zeker op lokaal niveau, een centrale rol vervult. Het rapport van
de Commissie-Oosting over de vuurwerkramp in Enschede dat volgende
week in de Kamer wordt besproken is daar helder over. Daarin staat
onomwonden dat "de rijksoverheid zowel in haar rol van adviseur,
vergunningverlener en toezichthouder als in haar rol van
(mede)verantwoordelijke voor de regelgeving met betrekking tot
vuurwerk, is tekortgeschoten."
Ik kan u vertellen dat deze boodschap luid en duidelijk is
aangekomen. Het kabinet is al maanden hard aan het werk om te
zorgen dat een ramp als in Enschede nooit meer kan gebeuren. Want
dat is belangrijk: dat we niet bij de pakken neer gaan zitten,
niet alleen omkijken, maar vooral vooruit kijken. Kijken wat we
kunnen en moeten leren. Ook hier geldt dat alle betrokkenen,
overheden, bedrijven, instellingen en burgers, ieder vanuit zijn
eigen verantwoordelijkheid er voor moet zorgen dat we elkaar
scherp houden, dat we de aandacht voor het veiligheidsbeleid niet
laten verslappen, en samen werken aan het veiliger maken van onze
leefomgeving.
Multiculturaliteit lijkt daarnaast een heel ander onderwerp. Maar
er zijn wel degelijk raakvlakken en overlappingen. Bijvoorbeeld
het feit dat, net als bij het verbeteren van de veiligheid in
buurten, wijken en steden, het ontwikkelen van een multiculturele
samenleving, geen taak is van de overheid alleen. Je kunt de
multiculturele samenleving niet van bovenaf opleggen; die moet
ontstaan doordat mensen, groepen en organisaties van diverse
(etnische) achtergronden, geïnteresseerd zijn in elkaar, begrip
tonen voor elkaar opvattingen én gezamenlijk naar wegen willen
zoeken om samen te werken en samen te leven. Het toneelstuk Het is
hier Holland dat straks wordt opgevoerd, is daar een schitterend
voorbeeld van.
Ook al heeft de overheid een belangrijke stimulerende taak, ook op
dit terrein is het van essentieel belang dat mensen met
verschillende etnische en culturele achtergronden in instellingen,
in bedrijven, bij de gemeenten en in bewonersgroepen bereid zijn
om samen te werken en van elkaar te leren.
Samenwerken: dat klinkt makkelijker dan het klaarblijkelijk is.
Dat blijkt bijvoorbeeld uit een onderzoek van het SCP naar het
jeugdbeleid. Het SCP signaleert daar veel problemen in het
organiseren en concretiseren van de samenwerking tussen gemeenten
en instellingen en tussen instellingen onderling. En dan te
bedenken dat leren nog een stap verder is, want dat vraagt niet
alleen om het realiseren en verbeteren van samenwerkingsrelaties,
maar ook nog om die samenwerking continu te vernieuwen. Steeds
weer zoeken naar nieuwe, betere manieren om de problemen en kansen
die we tegen komen gezamenlijk aan te pakken.
Samenwerken en van elkaar leren vraagt dan ook om aanpassingen in
bestaande houdingen en verhoudingen, in het gedrag van
bestuurders, ambtenaren, professionals én bewoners. Het vraagt om
aanpassingen in de bestaande organisatiestructuren en -concepten
en het vraagt om training en scholing van mensen, bijvoorbeeld in
buurthuizen en wijkcentra, zodat zij zich de nieuwe werkhoudingen
en werkwijzen eigen kunnen maken. In sommige steden wordt hier al
aan gewerkt, maar naar mijn mening is er ook sprake van een grote
witte vlek in alle aandacht, namelijk het scholen en trainen van
wijkbewoners. Bewoners kunnen vaak wel een extra steuntje in de
rug gebruiken, willen ze competent blijven of worden om mee te
kunnen denken, praten en beslissen over wat er in hun wijk
gebeurt. Bovendien is er binnen het grotestedenbeleid afgesproken
dat de maatschappelijke participatie van met name mensen in
achterstandsgroepen moet toenemen. En dat vraag om het aanleren
van vaardigheden om bijvoorbeeld te vergaderen, te onderhandelen
of om voor te lezen op een school. Daarnaast is het bovendien van
belang dat mensen die eenmaal betrokken zijn, in de buurt, in de
wijk of op stedelijk niveau, betrokken blijven. Om dat te bereiken
moeten bewoners serieus worden genomen door bestuurders,
ambtenaren en professionals, én moeten er faciliteiten komen om te
zorgen dat bewoners hun rol als gesprekspartner, inspreker en luis
in de pels waar kunnen maken. Willen we dus echt serieuze zaak
maken het vergroten van de maatschappelijke participatie dan
zullen we moeten investeren in het sociale kapitaal in de wijken
(zoals ook in het RMO-rapport Ongekende aanknopingspunten wordt
gesteld). In ieder geval zal in het kader van het
grotestedenbeleid een onderzoek worden gestart naar de manier
waarop de burgerparticipatie beter vorm kan krijgen. Want alleen
door betrokkenheid van burgers en bedrijven kunnen we waarmaken
wat we willen: een veilige, democratische en multiculturele
maatschappij.
We gaan natuurlijk niet werkeloos op de resultaten van dat
onderzoek zitten wachten: ik ga er vanuit dat we vandaag hier,
morgen thuis, overmorgen misschien weer ergens anders, met elkaar
in gesprek blijven, naar elkaar blijven luisteren en van elkaar
blijven leren.
Ik wens u nog een heel prettige en leerzame dag toe!
N.B. alleen het gesproken woord geldt.
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties