Schilderijen en grafiek van Leon Tebbe, te zien van 16 april tot en
met 20 mei 2001 in galerie Mackenbach.
Er zijn schilders die hun hele leven in een en dezelfde stijl werken.
Er zijn er ook die schijnbaar moeiteloos en even vaardig verschillende
stijlen door elkaar gebruiken. Tot de laatste categorie behoort de
schilder en graficus Leon Tebbe. Alleen al zijn schilderijen zijn op
zn minst onder te verdelen in drie soorten. De eerste soort is
ogenschijnlijk figuratief. De tweede soort is een broeierig huwelijk
tussen het figuratieve en het abstracte en de derde soort is volstrekt
abstract. Je zou bijna zeggen: er spoken in Tebbes hoofd meerdere
schilders. Bij nadere beschouwing moet je evenwel vaststellen dat
Tebbes werk, ondanks de verscheidenheid aan genres, een centraal thema
heeft. Dat thema zou je voor het gemak kunnen omschrijven als
harmonie. Maar met die harmonie is iets aan de hand. Tebbes
ontegenzeggelijk uitgebalanceerde doeken barsten van de onrust.
Mijn werk begint met kijken, zegt Tebbe. Het kijken, zoals Tebbe het
bedoelt, is echter niet het gebruikelijke over de dingen heen kijken:
het zien, registreren en weer vergeten van wat zich in ons blikveld
bevindt. Het is het werkelijke kijken naar wat zich aan de ogen
voordoet. Voor wie zo kijkt, is waarnemen een complexe aangelegenheid.
Zoiets eenvoudigs als een bierflesje is voor de echte kijker geen
simpele omtrek, maar een oogverblindende samenstellingen van matte en
spiegelende vlakken. In die constellatie ziet de kijker dan ook nog
eens een reeks rechte, schuine en gebogen lijnen die elkaar ontwijken
en ontmoeten.
Voor de daadwerkelijke kijker is er een hoop te zien en niet alles is
harmonie. Als ik om mij heen kijk, zegt Leon Tebbe, zie ik een hoop
visuele herrie. Alleen al de kleuren werken elkaar voortdurend tegen.
Groen is bijvoorbeeld tamelijk stabiel, maar blauw wijkt terug en rood
en geel dringen zich op. Die visuele chaos wordt nog eens versterkt
door de venijnige wisselwerking tussen de volumes en hun richting, de
contrasten en het tegen elkaar in van voor- en achtergrond.
Preoccupatie met de disharmonie van het visuele is een van Tebbes
eigenaardigheden. Het vormt het uitgangspunt van zijn werk. In zijn
abstracte schilderijen brengt Tebbe om te beginnen een aantal vormen,
contrasten en kleuren op het doek die elkaar tegenwerken, wegdrukken
en proberen uit te wissen. Over een veld van blauwe, rode en groene
vlakken schildert hij bijvoorbeeld een geel raster en zo ontstaat iets
dat alle kanten op rent. Het blauw wijkt, terwijl rood en geel
wedijveren om een plaats op de voorgrond. Een andersoortige, maar
vergelijkbare visuele spanning schept Tebbe in zijn ogenschijnlijk
figuratieve doeken. In zijn atelier rangschikt de schilder een aantal
voorwerpen op een plankje. Het aldus ontstane stilleven wordt
vervolgens het doek op gelogen, want Tebbes figuratie is een behendig
en arglistig spel met de conventies van de schilderkunstige weergave
en de gewoontes van het kijken. Het perspectief van het ene botst met
de vlakke en bijna abstracte weergave van het andere. Voor en
achtergrond lopen onbegrijpelijk door elkaar. Tebbe schildert een
werkelijkheid die zich in de werkelijkheid niet aan onze blik kan
voordoen en die de ogen verdraait.
Tebbe werkt zich in eerste instantie al schilderend in de nesten. Er
komt in de beginfase van een schilderij altijd een moment van grote
onsamenhangendheid, zegt de schilder. Alles schreeuwt tegen elkaar in.
Op zon moment denk je: als ik het schilderij nu met een stevige dreun
op de grond zet, valt alles er vanzelf af. Het moment van de grootste
onsamenhangendheid is echter ook het moment waarop zich de
mogelijkheid voordoet van het tegenovergestelde. Dat is geen voor de
hand liggende gedachte, maar de schilderkunst bewijst dat harmonie
ontstaat uit de samenzwering van het dissonante. Sterker nog: wie
harmonie wil bereiken, moet beginnen met disharmonie, want op een of
andere manier is evenwicht altijd de vrucht van spanning. De twee
kleuren die zich linksboven naar de voorgrond drukken en de kleuren
die rechtsonder door hun tegengestelde werking ruimte scheppen, kunnen
een mysterieus verbond sluiten. Dat wonder voltrekt zich echter niet
vanzelf.
Nadat Tebbe zijn doeken heeft bezaaid met haarden van visuele
onenigheid, begint het geduld eisende werk de aldus geschapen
mogelijkheden voor het tegendeel, de harmonie en de samenhang, ook
daadwerkelijk uit te buiten. Het is een kwestie van doen en proberen,
waarbij je hoogstens een beroep kunt doen op je intuïtie om je uit de
netelige situatie te redden. Zo ontstaat het eerder genoemde abstracte
doek. Daarop dansen de blauwe, wijkende vlakken achter de stabiel
groenige, horizontale banen; enigszins nerveus, maar ook in een
beweging die zichzelf verzamelt tot een welluidende, orkestrale golf.
Zo ontstaan de ogenschijnlijk figuratieve doeken. De elementen van die
doeken bestrijden elkaar - in hun diepte en vlakheid, hun onderlinge
positie en richting en desondanks of juist daardoor grijpt alles in
elkaar tot een alarmerende eenheid. Dit soort staaltjes van
dissonantie en harmonie, waarbij het eerste overgaat in het tweede
zonder zichzelf op te heffen, geven de verbeelding een hoop te denken.
Kun je het stap voor stap in gedachten volgen? Kun je, zonder het
beeld voor ogen, begrijpen dat harmonie steunt op het
tegenovergestelde? Je moet het wellicht eerst zien om te weten dat het
zo is.
Copyright © 1996-2001 Productschap Wijn / Wijninformatiecentrum