Partij van de Arbeid

Den Haag 6 april 2001

Vragen van de leden Timmermans en Middel (beiden PvdA) aan de Minister van Buitenlandse Zaken



1.

Kent u de briefwisseling tussen de Vlaamse premier Dewael en de Nederlandse Ambassadeur in België Van Dongen over het gebruik van het Nederlands? (1)

2.

Zo ja, spreekt Ambassadeur Van Dongen namens de Nederlandse regering als hij zegt dat het aan alle ambassades gerichte verzoek van minister-president Dewael om meer Nederlands te gebruiken in de contacten met de bevolking getuigt van een gebrek aan hoffelijkheid? In welke zin kan het onhoffelijk zijn als een regering opkomt voor het gebruik van de taal van haar bevolking? Verdient een dergelijk streven niet juist ondersteuning, zeker nu het ook onze eigen taal betreft?

3.

Spreekt Ambassadeur Van Dongen ook namens de Nederlandse regering als hij zegt dat een dergelijke oproep het corps diplomatique partij maakt in een tegenstelling waarbij het geen partij wil zijn en dat daarmee een Vlaams probleem op een verkeerde plaats wordt neergelegd?

4.

Hoe zijn dergelijke opvattingen te rijmen met de inzet om de positie van het Nederlands als officiële taal van de Europese Unie te waarborgen en te versterken? Is een confrontatie over het Nederlands met de premier van een gewest met zes miljoen Nederlandssprekenden niet schadelijk voor dit streven?

5.

Indien Ambassadeur Van Dongen niet namens de Nederlandse regering heeft gesproken en indien u het streven blijft ondersteunen om samen met Vlaanderen en België de positie van het Nederlands in Europa te bevorderen, bent u dan bereid de Nederlandse positie bij de Vlaamse regering te verhelderen en Ambassadeur Van Dongen zijn woorden te laten terugnemen?

(1) NRC-Handelsblad van 5 april 2001