Ministerie van Financien

Titel: Antwoorden op schriftelijke vragen van het kamerlid De Vries



De Voorzitter van de Tweede Kamer der

Staten-Generaal

Postbus 20018

2500 EA DEN HAAG

Datum

Uw brief (Kenmerk)

Ons kenmerk

3 april 2001

21 maart 2001/2000108190

RTB 2001-01264

Onderwerp

Antwoorden op schriftelijke vragen van het kamerlid De Vries over de termijnbewaking van het instellen van cassatieberoep

Hierbij bied ik u de antwoorden aan op de schriftelijke vragen van het kamerlid De Vries over de termijnbewaking van het instellen van cassatieberoep (ingezonden op 20 maart 2001).

DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN,

W. Bos

Nota ter beantwoording van de vragen van het lid De Vries (VVD) inzake de termijnbewaking van het instellen van cassatieberoep
1.


De reden dat tegen de uitspraak van het Hof s-Gravenhage van 24 mei 2000, nr. 98/04369, te laat beroep in cassatie is ingesteld, is niet gelegen in de wijze van verzending, maar is gelegen in een telfout bij het vaststellen van de uiterste datum voor het indienen van een beroepschrift in cassatie. Ik merk overigens op dat beroepschriften in cassatie in alle gevallen niet alleen per post, maar ook per fax worden verzonden.


2.


In het kader van de cassatieprocedure zijn aan het indienen van nagenoeg alle stukken termijnen verbonden. Naast het instellen van beroep in cassatie valt te wijzen op het indienen van een verweerschrift in cassatie, het indienen van conclusies van repliek en dupliek, het reageren op conclusies van de Advocaat-Generaal en het al dan niet indienen van een schriftelijke toelichting. In zijn totaliteit gaat het om ongeveer 1000 stukken op jaarbasis. Het spreekt vanzelf dat de termijnen nauwgezet in de gaten worden gehouden. Er is een registratiesysteem en een systeem van termijnbewaking. In de zaak waar het hier om gaat is bij het invoeren in dat systeem een fout gemaakt. Uit het voorgaande moge blijken dat er sprake is van een incident.


3.

Voorzover dit kon worden nagegaan is vanaf 1 januari 1994 in twee gevallen op een beroep mijnerzijds een niet-ontvankelijkverklaring uitgesproken.


4.

Ja.