De Voorzitter van de Vaste Commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en
Visserij
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van
uw kenmerk
ons kenmerk
IZ. 2001/515
datum
29-03-2001
onderwerp
Verslag Landbouwraad 19 maart 2001 te Brussel.
TRC 2001/3211 doorkiesnummer
bijlagen
Geachte Voorzitter,
Op maandag 19 maart jl. vond te Brussel een vergadering plaats van de Europese ministers van Landbouw. Belangrijke onderwerpen die besproken werden waren onder meer de stand van zaken over BSE, de actuele situatie ten aanzien van MKZ en de ontwikkelingen op de markt voor rundvlees. Daarnaast werd ingegaan op de voorstellen van de Raad inzake katoen. Onder het punt diversen werd - op verzoek van een aantal lidstaten - ingegaan op het tijdelijke verbod op het vervoederen van dierlijke eiwitten. Op verzoek van de Commissie is gesproken over de marktordening suiker en de noodzaak tot een oplossing te komen voor de huidige marktordening die eind juni van dit jaar afloopt. Op verzoek van Duitsland werd het onderwerp diertransport aan de agenda toegevoegd. Het onderwerp eiwithoudende gewassen is door de Commissie op het laatste moment aan de agenda toegevoegd.
up
datum
29-03-2001
kenmerk
IZ. 2001/515
bijlage
BSE - Stand van zaken
De heer Byrne legde uit dat door de verplichte BSE-testen veel goede
data beschikbaar komen. Sinds 1 januari 2001 tot nu toe zijn er 19
positieve gevallen op 440.000 testen bij slachterijen vastgesteld; 19
BSE-gevallen bij 31.000 testen op reeds zieke dieren of kadavers; 2
BSE-gevallen op 3.500 runderen middels het uitroeiïngsprogramma en 85
BSE-gevallen bij 567 dieren die klinische verschijnselen vertoonden.
Strikte controle blijft noodzakelijk, met name ook ten aanzien van het
verwijderen van de SRM's. Voor wat betreft de lijst van derde landen
die ingedeeld moeten worden in BSE-risicocategorieën deelde de
Commissaris het volgende mee. Inmiddels hebben 33 landen hun dossier
ten aanzien van de nationale BSE-maatregelen ingediend. De Commissie
heeft 15 landen geëvalueerd, de overige 18 volgen. 35 landen hebben
besloten geen dossier in te dienen. Deze landen conformeren zich aan
de importmaatregelen die de EU handhaaft. Op 1 april 2001 was gepland
dat de indeling van derde landen in de BSE-risicocategorieën afgerond
zou zijn.
De heer Byrne deelde mee dat het wellicht noodzakelijk zal zijn om
deze datum met één maand uit te stellen omdat het Permanent
Veterinaire Comité (PVC) veel landendossiers nog niet beoordeeld
heeft. Lidstaten kunnen in die periode hun nationale maatregelen
handhaven, mits die genotificeerd zijn.
Een groot aantal lidstaten was niet te spreken over het feit dat de
inwerkingtreding van het beleid ten aanzien van derde landen
waarschijnlijk met één maand uitgesteld wordt. De indeling in de
risicocategorieën dient te worden bespoedigd. Er werd benadrukt dat
het nog langer handhaven van strenger beleid ten aanzien van rundvlees
geproduceerd in de EU ten opzichte van rundvlees van buiten de EU,
niet te rechtvaardigen is.
Van Nederlandse zijde heb ik ingebracht dat alle stappen tegen BSE die
we ondernemen ook helder naar de consument gecommuniceerd moeten
worden. Het vertrouwen in de veiligheid van rundvlees komt pas terug
als de consument gelooft dat de aanpak doeltreffend is. Ik heb de
Commissie gevraagd of er voortgang geboekt is bij het opheffen van
nationale maatregelen. Afsluitend heb ik mij aangesloten bij de
lidstaten die ervoor pleiten dat het noodzakelijk is dat het
derdelandenbeleid op 1 april in werking treedt en niet later.
De Commissaris betoogde dat de beoordeling van de derde landen gebeurt
in het PVC. Omdat dat zeer zorgvuldig moet gebeuren, kon de heer Byrne
niet garanderen dat dit vóór 1 april zou zijn afgerond. Hij voegde
daaraan toe dat nationale maatregelen dan ook gedurende die eventuele
extra maand geoorloofd zijn.
Rundvlees - stand van zaken
De heer Fischler legde uit dat de consumentenvraag naar rundvlees op
EU-niveau 25% lager ligt dan voor de BSE-crisis. De Commissaris was
verheugd te melden dat de eerste indicaties tot herstel zich in
Duitsland voordeden. De prijzen in Nederland en Duitsland bevinden
zich net boven het (vangnet) interventieniveau. De Commissaris
waarschuwde dat een mogelijk herstel wel beïnvloed zou kunnen zijn
door de ontwikkelingen rond MKZ. De marktprognose voor 2001 zou dus
nog aangepast kunnen worden. Het Europese Parlement wil geen
spoedadvies uitbrengen over het 7-puntenplan om de markt voor
rundvlees te stabiliseren. Dit betekent dat niet eerder dan in mei een
besluit over het 7-puntenplan te verwachten is.
In mijn reactie heb ik - evenals enkele andere lidstaten - de
Juridische Dienst van de Raad verzocht te analyseren of Commissie de
bevoegdheid heeft om, zonder een besluit van de Raad, de
co-financiering (70% - 30%) inzake de opkoopregeling aan de lidstaten
op te leggen, gezien het feit dat het gaat om een
interventiemaatregel. Daarvoor geldt immers in beginsel volledige
EU-financiering.
De Commissaris was van mening dat de Commissie de bevoegdheid heeft
tot het instellen van verplichte co-financiering. De Commissie beriep
zich daarbij op artikel 38 uit de rundvleesverordening.
Daarin staat dat de Commissie gerechtvaardigd is maatregelen te nemen indien zich een crisis op de markt voordoet. Daarmee is echter nog niet de vraag beantwoord of in zo'n geval co-financiering gerechtvaardigd is, zo heb ik betoogd. Specifiek over deze vraag zal de Juridische Dienst met een schriftelijke analyse komen.
Katoen
Het voorstel voor wijziging van de Gemeenschappelijke Marktordening
voor katoen valt feitelijk uiteen in twee delen. Ten eerste de
aanpassing van de toetredingsakte van Griekenland. Het betreft hier
een formele wijziging. Ten tweede betreffen het voorstellen ten
aanzien van de steun voor katoenproducenten. De uitgaven hiervoor
worden gedaan in de vorm van een 'deficiency payment', waardoor de
uitgaven sterk fluctueren met de prijs op de wereldmarkt. Dit kan
leiden tot forse overschrijdingen van het budget. De Commissie stelt
voor om het kortingspercentage bij overschrijding van het nationale
quotum op te hogen om de stijgende uitgaven in de hand te houden.
De steun per hectare die katoenproducenten ontvangen zijn 3 à 4 maal hoger vergeleken met andere akkerbouwgewassen, zo legde de Commissaris uit. Ook is het bebouwde areaal toegenomen hetgeen een forse druk legt op de te besteden middelen. Aanpassing is derhalve noodzakelijk. Een bijkomende reden is dat de teelt van katoen bepaalde gevolgen heeft voor het milieu, zo betoogde de heer Fischler. Hij deelde lidstaten mee dat de Commissie geen manoeuvreerruimte heeft en dat in de Raad van april een beslissing genomen moet worden omdat anders de nieuwe marktordening niet voor het volgende jaar in kan gaan.
Het is de bedoeling om in de Landbouwraad van 24 april besluitvorming
te laten plaatsvinden.
Diversen
a) Tijdelijk verbod op het vervoederen van dierlijke eiwitten (verzoek
Oostenrijk, Spanje en Portugal)
Tijdens de Landbouwraad van december 2000 is besloten tot een verbod
op het vervoederen van dierlijke eiwitten tot 1 juli 2001. Deze
regeling is inmiddels enigszins versoepeld. Onder bepaalde voorwaarden
zijn gehydroliseerde eiwitten uit vismeel en verenmeel toegestaan.
Oostenrijk, Spanje en Portugal pleiten voor het instellen van een
definitief totaalverbod op het gebruik van diermeel.
De heer Byrne deelde mee dat in de Landbouwraad van april over een eventueel verbod op het gebruik van diermeel gesproken zal worden. Het Commissierapport dat dan beschikbaar is, zal als leidraad voor de discussie moeten dienen. Indien de analyse van de Commissie strekt tot een permanent verbod, kan besloten worden dat in te voeren. De Commissaris benadrukte dat een dergelijke beslissing gebaseerd moet worden op wetenschappelijk onderzoek. Anders kunnen problemen ontstaan met betrekking tot de WTO. Daarnaast dienen bij de afweging ook aspecten betrokken te worden ten aanzien van de milieu-implicaties bij een totaalverbod, zo besloot de Commissaris zijn inbreng.
Van mijn kant heb ik ingebracht dat een besluit thans voorbarig lijkt.
Naast de politieke kant van de zaak - door sommigen zal dat uitgelegd
worden als versoepeling van het BSE-beleid - heb ik gesteld dat ook
naar de wetenschappelijke argumenten en naar de uitkomsten van de
inspectiebezoeken gekeken moet worden.
b) MKZ - stand van zaken
De heer Byrne zette uiteen dat de eerste uitbraak van MKZ in het
Verenigd Koninkrijk werd geconstateerd op 20 februari. Direct de
volgende dag zijn maatregelen van kracht geworden om de verspreiding
in te dammen. Het laat zich nu aanzien dat de crisis niet onder
controle zal zijn. De MKZ-epidemie moet met wortel en tak uitgeroeid
worden, zo vervolgde de Commissaris. In Frankrijk is tot op heden één
uitbraak geweest. De Franse autoriteiten hebben in samenwerking met de
Europese Commissie snel actie ondernomen. Hierdoor had de Commissaris
goede hoop dat verdere maatregelen niet nodig zouden blijken te zijn.
De heer Byrne betreurde het dat derde landen niet gerustgesteld werden
door de snelle en uitvoerige maatregelen die de Europese Commissie
samen met de betreffende lidstaten getroffen hebben. Op korte termijn
volgt verder overleg met deze landen omdat het beleid dat de derde
landen hanteren buitenproportioneel is.
De Commissaris sloot zijn betoog af met de mededeling dat het volgens
de Commissie nu niet opportuun is om tijdens de crisis met een plan
voor preventieve vaccinatie te komen.
In navolging van de Britse minister, de heer Brown, gaf ook de Franse
minister, de heer Glavany, de stand van zaken weer voor wat betreft
het aantal gevallen van MKZ en de getroffen maatregelen om de epidemie
de kop in te drukken.
Ik heb mijn waardering uitgesproken voor de manier waarop de Britse en
Franse autoriteiten hebben opgetreden. Tevens heb ik mijn sympathie
betuigd met de betrokken boeren. Ik heb er bij de Commissie op
aangedrongen om de samenwerking te intensiveren waar het aankomt op de
afstemming van concrete maatregelen. Verder heb ik de risico's van
transport van levende dieren over lange afstanden onder de aandacht
gebracht. Er bestaan niet alleen risico's voor het dierenwelzijn maar
ook voor de verspreiding van dierziekten. Deze risico's nemen verder
toe met de uitbreiding van de Europese Unie. Ik heb benadrukt dat het
in het licht van de verdere hervorming van het beleid noodzakelijk is
dat we dit onderwerp nader beschouwen. Het is van groot belang dat er
een eind komt aan het nodeloos gesleep met dieren.
Tenslotte heb ik conform de brede wens van uw Kamer de Commissie
verzocht om het non-vaccinatiebeleid ter discussie te stellen. Daarbij
zouden aspecten van handelspolitieke, veterinaire, financiële,
economische, ethische en maatschappelijke aard betrokken moeten
worden. Ik heb duidelijk gemaakt dat Nederland vooralsnog in de
huidige crisis geen voorstander is van een nationaal preventief
vaccinatiebeleid, maar dat we wel deze discussie binnen de EU
indringend moeten voeren. Dit laat onverlet de mogelijkheden voor een
eventuele noodvaccinatie, zo heb ik betoogd.
De lidstaten waren het eens met de Commissie dat de reactie van derde
landen, dat veelal resulteerde in een importverbod op vlees uit de EU,
overtrokken is. De Commissaris kreeg dan ook veel steun om op korte
termijn met deze landen te overleggen. Uit de reacties op de vraag
over het vaccinatiebeleid bleek dat een grote meerderheid thans niet
wilde tornen aan het EU-non-vaccinatiebeleid. De lidstaten vrezen voor
de exportpositie. Een aantal lidstaten, waaronder mijn
Benelux-collega's, ondersteunde wel mijn verzoek om een evaluatie te
maken van het non-vaccinatiebeleid, waarbij de voor- en nadelen op een
rijtje worden gezet.
De Commissaris vond het bemoedigend dat een grote meerderheid het
overgaan tot vaccinatie beschouwt als een laatste redmiddel. Hij
noemde tevens een aantal argumenten tegen vaccineren: geen garantie
dat dieren ziektevrij zijn; vaccineren gaat gepaard met hoge kosten;
er bestaan vele MKZ-varianten; het verlies van exportmarkten en het
niet meer kunnen onderscheiden van geënte en niet-geënte dieren. De
heer Byrne was content met de steun die hij kreeg aangaande de
besprekingen met derde landen over de door hen ingestelde maatregelen.
Op het verzoek om intensieve samenwerking met de Commissie, antwoordde
de Commissaris dat hij van mening was dat deze goed verloopt,
aangezien er veelvuldig overleg wordt gevoerd in het PVC en er
intensief contact is met de nationale veterinaire diensten. Afsluitend
heeft de heer Byrne toegezegd schriftelijk uiteen te zetten wat het
beleid is van de EU ten aanzien van vaccinatie. Daarbij zal hij ook
ingaan op de voor- en nadelen van dat beleid.
c) gevolgen van de maatregelen ter verwijdering van SRM's in verband
met TSE's voor aasetende roofvogels (verzoek Spanje)
De Spaanse minister van Landbouw, de heer Arias Cañete legde uit dat
bepaalde aasetende roofvogels in hun bestaan bedreigd worden omdat
kadavers van schapen door de TSE-maatregelen verwijderd worden. Tot
voor kort lieten herders tijdens hun trek door afgelegen gebieden
kadavers in het veld liggen waarna de natuur haar gang kon gaan. De
heer Arias Cañete verzocht de Commissie om voor dit specifieke
probleem een uitzondering te maken.
De Commissaris was van mening dat de huidige richtlijn voldoende
mogelijkheden biedt. Het laten liggen van kadavers is immers niet
verboden mits het SRM verwijderd is. De heer Byrne zei dat het
probleem dus doelmatig is op te lossen.
d) Suiker
Voor het eind van het vorige jaar was besluitvorming over de
voorstellen van de Commissie aangaande de marktordening suiker
voorzien. Tijdens de vergadering van december is de Raad er echter
niet in geslaagd overeenstemming te bereiken. De huidige regeling
loopt per 1 juli 2001 af. Om die reden is het noodzakelijk dat er
voortgang geboekt wordt met dit dossier.
De heer Fischler benadrukte dat in de Landbouwraad van april een
besluit in dit dossier genomen moet worden. Dit is noodzakelijk omdat
anders een aantal elementen uit de huidige marktordening verstrijkt,
die wel noodzakelijk zijn voor het functioneren daarvan. Een
verstoring van de markt zou dan op kunnen treden. Indien de Raad niet
tot een besluit komt, is de Commissie genoodzaakt maatregelen te
nemen, zo besloot de Commissaris.
e) Transport van dieren (verzoek Duitsland)
De Duitse minister mevrouw Künast vroeg aandacht voor het feit dat
diertransport, met name over langere afstanden, een negatieve bijdrage
levert aan de verspreiding van dierziekten. Aanpassingen zijn derhalve
noodzakelijk ook voor wat betreft de verbetering van dierenwelzijn.
Mevrouw Künast vroeg de Commissie op welke termijn het voorstel tot
wijziging van het diervervoerbesluit te verwachten is.
In het voorstel tot wijziging van het diervervoerbesluit zal aan een groot aantal aspecten aandacht besteed moeten worden, zo reageerde de Commissie. Aspecten die de Commissaris noemde waren: beladingsdichtheid; rusttijden; ventilatie; routeplanning en vochtregulering. Voordat het voorstel gepresenteerd kan worden, zal het eerst door het Wetenschappelijk Veterinaire Comité beoordeeld moeten worden. De heer Byrne verzekerde de lidstaten dat hieraan gewerkt wordt en dat het voorstel op korte termijn beschikbaar komt.
f) Eiwithoudende gewassen (extra aan de agenda toegevoegd)
Tijdens de Landbouwraad van december vorig jaar werd de Commissie
verzocht een analyse te maken over de vraag- en aanbodsituatie in de
sector eiwithoudende gewassen. Aangezien het rapport van de Commissie
nog niet officieel beschikbaar is gaf Commissaris Fischler een korte
analyse van de situatie. De mogelijkheden om eiwitproductie op de
middellange termijn te stimuleren, waarbij de financiële afspraken van
Berlijn (Agenda 2000) gerespecteerd worden, zijn beperkt. Het
importeren van plantaardig eiwit van de wereldmarkt is veel
kosteneffectiever.
Verschillende delegaties reageerden teleurgesteld en negatief op de
uiteenzetting van de Commissaris. Een aantal lidstaten waren van
mening dat meerdere elementen in de analyse betrokken hadden moeten
worden, zoals: de huidige braakleggingsregeling en de importen van
genetisch gemodificeerde soja.
De heer Fischler weerlegde het argument van de geïmporteerde genetisch
gemodificeerde soja eenvoudig, er wordt slechts één soort
gemodificeerde soja type toegelaten die voldoet aan de eisen die de
Europese regelgeving stelt.
De echte discussie zal nog gevoerd worden als het Commissierapport
besproken wordt, zo rondde de Commissaris af.
De minister van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij,
mr. L.J. Brinkhorst