Ministerie van Middenstand en Landbouw België

27/03/2001

PERSBERICHT

OPPERVLAKTEAANGIFTE AKKERBOUW - CAMPAGNE 2001-2002 (OOGST 2001)

De Minister van Landbouw en Middenstand vestigt de aandacht op een aantal punten van de reglementering inzake de oppervlakteaangifte voor de campagne 2001-2002 (oogst 2001).


1. Indieningsdatum en verzending van de documenten
+ De aanvragen moeten worden ingediend ten laatste op maandag 30 april 2001. Evenwel is voor de dossiers ingediend op informatiedrager, deze datum vastgesteld op dinsdag 15 mei 2001.

+ De formulieren en bijhorende fotoplannen zijn eind maart 2001 verstuurd aan alle producenten. In principe zullen de reeds vroeger aangegeven percelen aangeduid zijn op de voornoemde fotoplannen. Indien de producent geen fotoplannen heeft ontvangen of indien een bepaald perceel dat door hem wordt gebruikt, niet op de ontvangen fotoplannen staat, moet hij, zoals de vorige jaren, de ontbrekende percelen aanduiden op topografische kaarten (NGI-kaart).

+ De nieuwe producenten en diegenen die om één of andere reden toch geen formulier zouden hebben ontvangen, dienen zelf een formulier aan te vragen op de provinciale bureaus van het Bestuur voor het Landbouwproductiebeheer (DG 3). De producent wordt eraan herinnerd dat hij alle wijzigingen i.v.m. zijn identificatiegegevens aan het provinciaal bureau moet mededelen.
Het feit geen oppervlakteaangifteformulier of fotoplan op tijd te hebben ontvangen kan nooit ingeroepen worden als excuus voor laattijdige indiening.

2. Presentatie van het formulier en de reeds ingevulde gegevens Om het de producenten gemakkelijker te maken de percelen aan te geven zijn de aangegeven percelen van 2000 reeds in rubriek 2 van het oppervlakteaangifteformulier 2001 weergegeven alsook bepaalde erbij horende gegevens : perceelnummer, nummer fotoplan of kaart, code landbouwstreek, grafische oppervlakte en aangegeven (gemeten) oppervlakte.
De grafische oppervlakte is de geregistreerde oppervlakte op basis van de ingetekende (gecodeerde) percelen. De aangegeven oppervlakte is de oppervlakte die u in 2000 hebt aangegeven. Ingeval het perceel bij een controle is opgemeten is deze gemeten oppervlakte in het vet weergegeven.
Als het perceel aangeduid met het overeenkomstig nummer van 2000 identiek blijft in 2001 dienen de producenten enkel de laatste 3 kolommen van rubriek 2 in te vullen (gewas 2001, code gewas en perceelbestemming 2001).
De producenten worden gevraagd zich ervan te verzekeren in 2001 de juiste oppervlakte aan te geven. Dit betekent het herzien van alle documenten die hen tot hiertoe hebben toegelaten om een oppervlakte aan te geven zoals die vermeld is in hun aangifte, zeker bij merkbare verschillen tussen grafische en aangegeven oppervlakte 2000. Zij wijzigen zo nodig de aangegeven oppervlakte voor 2001.
Percelen die niet meer identiek worden aangegeven zoals in 2000, moeten geschrapt worden in de voorgedrukte lijst van de aangifte 2001.
De aangifte van 2001 moet verder aangevuld worden met de "nieuwe" percelen van 2001 (andere dan identieke percelen). Het kan immers niet zo zijn dat als uw aangegeven oppervlakte van 2000 gedrukt is op het formulier 2001 dat het ministerie van Middenstand en Landbouw kan verantwoordelijk worden gesteld indien bij een controle dit jaar zou blijken dat de aangegeven oppervlakte groter is dan de geconstateerde oppervlakte. De producent wordt verzocht met alle middelen die hij te zijner beschikking heeft na te gaan of deze gedrukte gegevens op het formulier 2001 overeenkomen met de werkelijk ingezaaide oppervlakte voor 2001.
De producenten worden uitdrukkelijk verzocht hieromtrent aandachtig het gedeelte van de toelichting betreffende de rubriek 2 van het oppervlakteaangifteformulier, waarbij concrete voorbeelden zijn gegeven, te lezen. In geval van twijfel worden zij verzocht contact op te nemen met het provinciaal bureau.
3. Toelichting
Zoals hierboven gemeld wordt bij de verzending van de oppervlakteaangifteformulieren een uitgebreide toelichting meegestuurd.
De producenten worden verzocht eerst aandachtig deze toelichting te lezen vooraleer hun oppervlakteaangifte in te vullen en zo nodig bijkomende inlichtingen in te winnen op het provinciaal bureau.

4. Braakpercentage
De braakverplichting blijft voor het jaar 2001 behouden op 10% van de oppervlakte akkerbouwteelten (braak inbegrepen) waarvoor steun wordt gevraagd indien de producent een aanvraag indient voor een oppervlakte die groter is dan de oppervlakte nodig voor een opbrengst van 92T.
Gezien dit lage braakpercentage kan het niet-naleven van de verplichte braakverbintenissen op een relatief kleine oppervlakte braak een grote weerslag hebben op de compensatiebedragen die uitbetaald worden voor de akkerbouwgewassen. Dit betekent dat als voor 1 ha verplichte braak niet voldaan is aan de verplichtingen voor de aan de productie onttrokken oppervlakte, 9 ha oppervlaktesteun voor de akkerbouwgewassen (1x90/10 = 9) niet zal kunnen betaald worden. Bij twijfel of bepaalde oppervlakten wel in aanmerking zouden kunnen komen als braak, worden de producenten verzocht voorafgaandelijk contact op te nemen met de provinciale bureaus.
5. Gewassen toegelaten op braak
Wat betreft de lijsten met de gewassen toegelaten op braakgelegde gronden, zullen de producenten geen wijziging ten opzichte van de vorige jaren moeten noteren. Deze lijsten zijn opgenomen in de bijlagen bij de toelichting die gevoegd wordt bij het oppervlakteaangifteformulier.
Op de faunabraak moet de bodembedekking verplicht gezaaid worden vertrekkende van een gecertificeerd zaaizaadmengsel van ten minste twee verschillende families (vermeld in de lijsten 1 en 2 die voorkomen in bijlage 3 van de toelichting van de oppervlakteaangifte) en moet het mengsel ten minste 20% van elke familie bevatten.

6. Verlenging van de afwijking voor 2001 i.v.m. verplichting van maaien (braak)
Voor soorten voorkomend op lijst 1 (gewassen toegelaten op braakgelegde grond met verplichting van maaien vóór de zaadvorming) van de voornoemde toelichting mag afgeweken worden van de verplichting van maaien vóór de zaadvorming als deze soorten uitgezaaid werden als een gecertificeerd zaaizaadmengsel van soorten van verschillende families voorkomend op lijst 1 of 1 en 2 met minstens 20 % van elke familie.
In dit geval moeten de producenten met het oog op eventuele controle de aankoopbewijzen en de certificeringsetiketten van de gezaaide mengsels bijhouden.
Opgelet, de verplichting op het einde van de braakperiode tussen 15 en 31 augustus te maaien, blijft voor elke bodembedekking van de braak een absolute verplichting (wetende dat voor de meerjarige braak het 31 augustus betreft van het laatste jaar van de verbintenis). Het maaien moet dusdanig gebeuren dat de begroeiing tot tegen de bodem wordt weggenomen. Het maaisel moet ter plaatse blijven liggen. Voor alle duidelijkheid, gaat het hier niet om het stockeren van het maaisel (onder vorm van balen, inkuiling of andere) op het veld.
De voornoemde verplichting heeft geen betrekking op de faunabraak voor dewelke de producent geniet van een afwijking. Hij is enkel verplicht om de bodembedekking te vernietigen op het einde van de periode van de verbintenis (duur één of meerdere jaren), gespecifieerd in het contract dat afgesloten is met een jager of met een vertegenwoordiger van een vereniging voor het behoud van de natuur of een wildbeheerseenheid (tussen 1 november ten vroegste en 15 december ten laatste).

7. Aangifte van niet voor voeding of voor vervoedering bestemde teelten op braak
De producenten van sommige toegelaten teelten op braak worden uitgenodigd om aan het provinciaal bureau een specifiek formulier voor de aangifte van niet voor voeding of voor vervoedering bestemde teelten te vragen.
Model 1 betreft teelten waarvoor een contract moet afgesloten worden met een handelaar of een eerste verwerker, zoals winterkoolzaad, zomerkoolzaad, olievlas, angelica, enz... Model 2 is gereserveerd voor teelten waarvoor geen contract nodig is, zoals Mariadistel (Sylibum marianum), Sint-Janskruid (Hypericum perforatum), enz...
Dit formulier moet worden toegevoegd aan de oppervlakteaangifte. Aangifte van oppervlakten voor het bekomen van rundveepremies
8.1. Algemeenheden

+ De oppervlakteaangifte is niet alleen dienstig voor het bekomen van steun voor bepaalde akkerbouw-gewassen (code A) maar is ook de basis voor de toekenning van rundveepremies door de aangifte van oppervlakten met perceelsbestemming voedergewas (code P).

+ De producenten die premies voor zoogkoeien en/of mannelijke runderen vragen voor meer dan 15 grootvee-eenheden (de melkkoeien nodig voor de productie van het globaal melkquotum op 31 maart 2001(*) en de ooien waarvoor premies gevraagd worden inbegrepen) moeten een oppervlakte gewassen code P aangeven om deze rundveepremies te kunnen bekomen en om de melkkoeien en de ooien te rechtvaardigen. (*) voor producenten die met ingang van 1 april individuele referentiehoeveelheden geheel of gedeeltelijk vrijgeven wordt het nieuwe melkquotum op 01/04/2001 als referentie genomen. 8.2. Premies voor ooien

+ De producenten die een premieaanvraag voor ooien hebben ingediend voor de campagne 2001 en waarvan de productie-eenheid gelegen is in de "benadeelde gebieden" zijn verplicht een oppervlakteaangifte 2001 met hun oppervlakte voedergewassen (perceelbestemming : code P) in te dienen, om de bijkomende premie voor de benadeelde gebieden te kunnen ontvangen.
Bij het ontbreken van de aangifte voedergewassen zal geen bijkomende ooienpremie benadeelde gebieden toegekend worden. 8.3. Premies voor zoogkoeien
De producent die over een premiequotum zoogkoeien beschikt dient 90% van zijn premierechten te gebruiken, zoniet gaat het niet gebruikte gedeelte terug naar de nationale reserve. Een premierecht wordt als "gebruikt" beschouwd indien het premierecht werd uitbetaald. De producenten moeten hiermee rekening houden in hun oppervlakteaangifte (oppervlakte voedergewassen code "P"). 8.4. Aangifte van oppervlakte voedergewassen voor de extensivering Om van de extensiveringspremie te kunnen genieten, wordt enkel met volgende voedergewassen rekening gehouden :
+ permanent en tijdelijk grasland

+ andere voedergewassen :

- voederbieten;

- luzerne;

- klavers.
Minstens 50 % van deze oppervlakte dient minstens één maal te worden begraasd door runderen en/of schapen; Deze gewassen dienen als voedergewas, onder de code 'P', te worden aangegeven in de oppervlakteaangifte;
De gewassen die in aanmerking komen voor de steun akkerbouw' zoals maïs en andere granen (gerst, tarwe, haver, rogge, triticale, ...) worden niet aanvaard als voedergewassen voor de berekening van de extensiveringspremie;
De producenten die willen genieten van de extensiveringspremie als aanvulling op de premie voor mannelijke runderen en/of zoogkoeien, moeten op hun oppervlakteaangifte het vakje aankruisen dat hiervoor bestemd is.
8. Verplichtingen i.v.m. Verordening (EG) nr. 1257/99 (steun voor plattelandsontwikkeling)

9.1. Verplichting om de oppervlakten waarvoor steun wordt gevraagd in het kader van Verordening (EG) nr. 1257/99 (vroegere Verordeningen (EEG) nrs. 2078/92 en 2080/92) afzonderlijk aan te geven.
Het gaat hier in hoofdzaak over milieumaatregelen (beheerd door de gewesten) en over steun voor biologische landbouw (toegekend door het federaal Ministerie).
Daar elke producent verplicht is jaarlijks het totaal van zijn oppervlakte in gebruik aan te geven moet hij in zijn oppervlakteaangifte de percelen hernemen waarvoor hij een steunaanvraag voor één van beide voornoemde regelingen (biologische landbouw of milieumaatregelen) heeft ingediend. Te dien einde voegt hij een letter toe aan de gewascode van het (de) betrokken perce(e)l(en) (ter herhaling B, E of C). Ingeval het perceelsranden betreft met een andere teelt en een andere perceelbestemming dan het initiële perceel moeten 2 afzonderlijke percelen aangegeven worden.
Voor meer details worden de producenten verzocht het gedeelte van de toelichting betreffende deze verplichtingen bij de oppervlakteaangifte 2001 te raadplegen.
9.2. Verplichting tabak en hop aan te geven Alle betrokken producenten in deze sectoren worden verplicht alle percelen tabak (gewascode 9821) en hop (gewascode 9822) aan te geven met perceelsbestemming I.
9. Vermeerdering van zaaizaad
Er wordt aan herinnerd dat de percelen aangegeven als voedergewas (perceelbestemming P) in geen geval mogen gebruikt worden voor de vermeerdering van zaaizaad.
Ditzelfde beginsel is ook van toepassing voor percelen aangegeven als braak (codes X, 2, 3, 4 of 5).
Vermeerdering van zaaizaad is wel mogelijk op percelen aangegeven als akkerbouwgewassen (perceel-bestemming A) of als niet-premiegerechtigde oppervlakten (perceelbestemming I).
10. Onjuiste aangifte
De producenten worden herinnerd aan de zware sancties voor onjuiste aangifte.

11.1. Als een onjuiste aangifte door grove nalatigheid wordt gedaan, wordt het betrokken bedrijfshoofd uitgesloten van toepassing van :

+ de betrokken steunregeling (ofwel voor de ganse oppervlakte akkerbouwgewassen van de aanvraag ofwel voor de ganse oppervlakte voedergewassen ofwel voor beide als onjuiste aangifte in beide sectoren vastgesteld is) voor het betrokken kalenderjaar.
11.2. Als een opzettelijk onjuiste aangifte wordt gedaan, wordt het betrokken bedrijfshoofd uitgesloten van toepassing van :
+ de betrokken steunregeling (ofwel voor de ganse oppervlakte akkerbouwgewassen van de aanvraag ofwel voor de ganse oppervlakte voedergewassen ofwel voor beide als onjuiste aangifte in beide sectoren vastgesteld is) voor het betrokken kalenderjaar ;

+ én van alle in artikel 1 lid 1 van verordening (EEG) nr. 3508/92 bedoelde steunregelingen voor het volgende kalenderjaar voor een oppervlakte die gelijk is aan die waarvoor zijn steunaanvraag is afgewezen. 11.3. Als de producent een reeds aangegeven perceel voor 2001 door omstandigheden niet meer gebruikt in 2001 of een aangegeven gewas (door weersomstandigheden of wijziging van het teeltplan) vervangen is door een ander gewas dient dit onmiddellijk en in elk geval vóór controle aan het provinciaal bureau te worden gemeld. In dat geval wordt geen sanctie toegepast.
11. Verplichtingen i.v.m. vezelvlas (en -hennep) Vanaf 2001 is vezelvlas (en -hennep) opgenomen in de akkerbouwregeling en wordt voor deze teelten een areaalsteun in het kader van de oppervlakteaangifte toegekend (oppervlakteaangifte die tevens een absolute voorwaarde is voor het bekomen van de verwerkingspremie en de eventuele aanvullende forfaitaire steun voor de erkende eerste verwerker). Vezelvlas moet aangegeven worden met gewascode 921 (vezelhennep met gewascode 922) en met perceelsbestemming A door de producent. In de meeste gevallen, namelijk ingeval van een huurcontract, is de eerste verwerker de "producent" en moet hij de percelen aangeven om de areaalsteun te krijgen.
Enkel ingeval de landbouwer als vrije teelt vlas heeft (met een aankoop- verkoopcontract met een eerste verwerker of het stro "à façon" laat verwerken bij een erkende eerste verwerker), is het de landbouwer die het perceel moet aangeven en voor areaalsteun in aanmerking komt.
De percelen waarvoor in 2001 voornoemd huurcontract is afgesloten (aangegeven werden door de landbouwer in 2000) komen nog wel voor de voorgedrukte lijst percelen in rubriek 2 van zijn oppervlakteaangifteformulier 2001. Bedoelde percelen dienen geschrapt te worden (niet aangegeven) op de aangifte 2001 van de landbouwer. Het is de eerste verwerker die een huurcontract heeft afgesloten met de landbouwer die deze percelen moet aangeven op zijn aangifte.

12. Grafisch systeem en gevolgen
De ingetekende aangegeven percelen van elke producent worden gecodeerd in een grafisch systeem. Dit leidt ertoe dat elke dubbele aangifte automatisch aan het licht komt en als gevolg daarvan een onderzoek moet worden ingesteld om uit te maken wie de gebruiker is van het perceel. De producent die het perceel ten onrechte heeft aangegeven wordt gesanctioneerd. De producenten worden eraan herinnerd dat alleen de gebruiker een perceel mag aangeven.

13. Bedragen
De bedragen van de areaalbetalingen voor 2001 per landbouwstreek en per premiegroep zijn vermeld in hiernavolgende samenvattende tabel.