http://www.minbuza.nl/content.asp?Key=411275
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag Directie Europa Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag
Datum 12 maart 2001 Auteur Drs J.H. Schütte
Kenmerk DEU-104/01 Telefoon 3485002
Blad /1 Fax 3485329
Bijlage(n) Antwoorden op Kamervragen E-mail
jh.schütte@deu.minbuza.nl
Betreft Oekraine/arrestatie Timosjenko, burgerlijke en politieke vrijheden
Zeer geachte Voorzitter,
Onder verwijzing naar de brief van de Griffier Uwer Kamer d.d. 16 februari
2001, kenmerk 2000106560, waarbij gevoegd waren de door de Leden Uwer Kamer
Valk en Koenders overeenkomstig artikel 134 van het Reglement van Orde van
de Tweede Kamer bij U ingediende vragen, heb ik de eer U als bijlage dezes
mijn antwoord op de gestelde vragen te doen toekomen.
De Minister van Buitenlandse Zaken
Antwoord van de heer Van Aartsen, Minister van Buitenlandse Zaken, op
vragen van de leden Valk en Koenders over de arrestatie van de voormalig
vice-premier van Oekraïne
Vraag 1
Heeft U kennisgenomen van het bericht van de arrestatie van Julia
Timosjenko, voormalig vice-premier van Oekraïne?
Antwoord:
Ja.
Vraag 2
Zo ja, hoe beoordeelt U deze arrestatie in het licht van de huidige
politieke situatie in Oekraïne en dan met name de positie van president
Koetsjma?
Antwoord:
Mevrouw Timosjenko is gearresteerd op verdenking van corruptie. Deze zaak is
momenteel in onderzoek bij de Oekraïense justitiële autoriteiten. Een
aanklacht is nog niet uitgebracht.
De confrontaties tussen de president en de oppositie, die al verhevigd waren
door de zaak Gongadze, zijn nog verscherpt door de arrestatie van mevrouw
Timosjenko. Concreet is de positie van de regering en president Koetsjma
verzwakt na het uittreden van de "Vaderland"- fractie van Mevrouw Timosjenko
uit de pro-regerings meerderheid in het parlement.
Vraag 3
Hoe verloopt momenteel de dialoog, zowel bilateraal als in multilateraal
verband, met de Oekraïense autoriteiten over de toestand van de politieke en
burgerlijke vrijheden?
Hebben de door u eerder aangekondigde interventies enig effect gehad?
Antwoord:
De EU en de lidstaten afzonderlijk dringen bij iedere mogelijke gelegenheid
bij de Oekraïense autoriteiten aan op voortzetting van de hervormingen en
respect voor de politieke en burgerlijke vrijheden, met name voor de
vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van de pers. Daarbij wordt in het
bijzonder aangedrongen op een onafhankelijk, transparant en voortvarend
onderzoek naar de verdwijning van en de moord op de journalist Gongadze.
Sinds het gesprek van de vertegenwoordigers van de Europese Unie met het hoofd van de presidentiele administratie op 8 december 2000, genoemd in mijn antwoord op eerdere vragen (Aanhangsel Handelingen, nr. 460, vergaderjaar 2000-2001), heeft de Europese Unie op 5 februari 2001 een verklaring uitgegeven waarin zij de Oekraïense regering oproept verbetering te brengen in het klimaat voor de media en de omstandigheden waarin journalisten in Oekraïne moeten werken. Tevens werd de noodzaak tot versterking van de politieke vrijheden beklemtoond. Op 13 februari 2001 heeft een EU-Troika van ministers van Buitenlandse Zaken, onder leiding van de Zweedse minister mevrouw Lindh, bij president Koetsjma aangedrongen op voortzetting van hervormingen en verbeteringen t.a.v. de persvrijheid in Oekraïne.
Bilateraal heeft Staatssecretaris Ybema, die van 26 februari jl. tot 1 maart
jl. als leider van een handelsmissie een bezoek bracht aan Oekraïne, op mijn
verzoek zijn gesprek met de Oekraïense premier Joesjenko op 28 februari jl.
aangegrepen om de Nederlandse zorg over de situatie van de media en de
tekortschietende behandeling van de zaak Gongadze door de Oekraïense
autoriteiten naar voren te brengen.
Voorts is op 5 maart jl. de Oekraïense ambassadeur op het ministerie van
Buitenlandse Zaken ontvangen, waarbij van Nederlandse zijde is aangedrongen
op handhaving van de democratische vrijheden in Oekraïne.
In het kader van de Raad van Europa heeft het EU-voorzitterschap, op 7
december 2000 en 7 februari jl. in het Comité van Ministers verklaringen
afgelegd waarin bezorgdheid over de verdwijning van en de moord op de heer
Gongadze is geuit. Op 25 januari jl. heeft de Parlementaire Assemblee een
debat gevoerd over de vrijheid van meningsuiting en het functioneren van de
parlementaire democratie in Oekraïne. Daarbij is, in resolutie 1239, de
Oekraïense regering opgeroepen de vrijheid van de media te garanderen en met
spoed opheldering te brengen in de zaak Gongadze.
Tevens richtte de Parlementaire Assemblee een aanbeveling (nr 1497) tot het
Comité van Ministers, met het aanbod om assistentie te verlenen bij het
onderzoek in deze zaak.
Oekraïne heeft verklaard de strekking van de resolutie en de aanbeveling te
onderschrijven en nauw te willen samenwerken met de Raad van Europa in het
onderzoek met betrekking tot de zaak Gongadze.
Nadat de zaak Gongadze op Nederlands initiatief in december 2000 op de
agenda van de OVSE was gezet, worden de burgerlijke en politieke vrijheden
in Oekraïne, met nadruk op vrijheid van de media, regelmatig besproken in de
Permanente Raad van deze organisatie. Op verzoek van onder meer de EU heeft
de Oekraïense vertegenwoordiging in de Permanente Raad op 25 januari jl. een
uiteenzetting gegeven over de situatie van de media en de stand van het
onderzoek in de zaak Gongadze. Hierin werd benadrukt dat dit onderzoek
serieus werd uitgevoerd en dat gewerkt werd aan verbetering van het klimaat
voor de media. Ook daarna heeft de EU herhaaldelijk in de Permanente Raad
haar verontrusting op dit punt kenbaar gemaakt.
De OVSE-Vertegenwoordiger voor de Vrijheid van de Media, de heer Duve, heeft
op 8 februari jl. een rapport gepubliceerd met aanbevelingen om verbetering
te brengen in de situatie van de Oekraïense media, waaronder een oproep aan
de regering om het onderzoek in de zaak Gongadze een nieuwe start te geven.
Van Oekraïense zijde is daarop kritisch gereageerd.
Hoewel de Oekraïense autoriteiten voortdurend het belang van de vrijheid van de media en spoedige opheldering in de zaak Gongadze benadrukken, is het effect van de interventies op dit terrein tot dusver beperkt gebleven. In het geval Gongadze hebben de Oekraïense justitiële autoriteiten onlangs vastgesteld dat het in november 2000 gevonden lijk inderdaad dat van Gongadze was, maar over het onderzoek naar de verdwijning en de moord is door de autoriteiten is nauwelijks iets openbaar gemaakt. Op 13 februari jl. hebben President Koetsjma, Premier Joesjenko en Parlementsvoorzitter Plioesj de tot dusver "onprofessionele" aanpak van het onderzoek betreurd en maatregelen aangekondigd om tot spoedige resultaten te komen.
President Koetsjma heeft in december 2000 een decreet uitgevaardigd om de
vrijheid van de media meer te waarborgen. Desalniettemin blijft de situatie
met betrekking tot de vrijheid van de media in Oekraïne zorgwekkend en zijn
er aanhoudende berichten dat druk op de media in allerlei vormen blijft
voorkomen. Nederland zal aan dit punt voortdurend aandacht blijven schenken,
op bilateraal en internationaal niveau.
Kenmerk
Blad /1
===