Ministerie van Financiën
http://www.minfin.nl
MINFIN: Antwoorden over de inflatie in nederland
PERSBERICHTNR. 01/075 Den Haag 12 maart 2001
ANTWOORDEN VAN DE MINISTER VAN FINANCIEN OP VRAGEN VAN DE LEDEN
BALKENENDE EN DE HAAN VAN DE TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL OVER DE
INFLATIE IN NEDERLAND
VRAGEN
1. Kloppen de berichten in de pers dat de inflatie vorige maand is
opgelopen tot een percentage van 4,2%?
2. Wat bedoelde u met de opmerking dat hiernaar 'met de odige zorg en
een scherp oog' moet worden gekeken?
3. Bent u werkelijk verrast door de inflatie-ontwikkeling? Zo ja, hoe
verklaart u dat in het licht van het feit dat het kabinet reeds vorig
jaar door meerdere instanties -met name De Nederlandsche Bank -is
gewaarschuwd voor het risico van een snel oplopende inflatie, die
bovendien mede het gevolg is van het overheidsbeleid?
4. Kunt u een precisering geven van de mededeling dat er 'met een
scherp oog' naar de hoge inflatie wordt gekeken?
5. Acht u een percentage van 4,2% in het licht van de
inflatiepercentages in andere Europese landen en de afspraken in het
kader van het Stabiliteitspact aanvaardbaar of niet? Wanneer wordt de
grens van een aanvaardbaar inflatiepercentage overschreden?
6. Is het kabinet wel of niet voornemens beleidsmaatregelen te treffen
wanneer het percentage dit jaar onverminderd hoog blijft ? Met welke
macro-economische en budgettaire gevolgen van een inflatie van meer
dan 4% houdt het kabinet thans rekening?
7. Klopt het bericht dat u 'overleg bepleit tussen de sociale partners
om te voorkomen dat de jongste inflatiecijfers het sein vormen voor
een golf van loonsverhogingen' en dat slechts 'een stevig gesprek' een
'haasje-over-effect' van lonen en prijzen kan voorkomen 'waar niemand
baat bij heeft'? Heeft u nu reeds indicaties dat de sociale partners
zich zullen bezondigen aan dit haasje-over-effect?
8. Legt het kabinet de verantwoordelijkheid voor de gevolgen van de
hoge inflatie niet te zeer bij de sociale partners, terwijl - zo is
meermalen geconstateerd - het vooral ook de overheid is die
medeverantwoordelijkheid draagt voor een betrekkelijke hoog
inflatieniveau?
9. Bestaat er nu reeds inzicht of de BTW verhoging per 1 januari door
ondernemers is benut om de prijzen extra te verhogen?
10. Waarom heeft u een koppeling gelegd tussen de
inflatie-ontwikkeling en de invoering van de euro? Zijn er reeds nu
aanwijzingen dat de omwisseling van de euro gepaard zal gaan met
prijsverhogingen voor de consument? Welke stappen is het kabinet
voornemens te zetten om een dergelijke situatie te voorkomen?
ANTWOORDEN
1. De inflatie, afgemeten aan de verandering van de
Consumentenprijsindex (CPI) ten opzichte van dezelfde periode vorig
jaar, bedroeg in januari 4,2%. In februari is de inflatie uitgekomen
4,5%. In december lag de inflatie op 2,9%. Zowel de hoogte van de
inflatie in januari en februari, als de oploop van de inflatie in
januari ten opzichte van december, verdient enige toelichting.
De relatief hoge inflatie in januari en februari kent twee belangrijke
oorzaken. De forse stijging van de olieprijzen en de stevige
appreciatie van de dollar in de loop van 2000 heeft in een oploop van
de energieprijzen in guldens geresulteerd. In januari en februari was
1%-punt van de inflatie te verklaren uit hogere energieprijzen.
De verhoging van de indirecte belastingen in het kader van de
Belastingherziening 2001 levert ook een bijdrage van 1%-punt aan de
hogere inflatie in januari en februari. Deze bijdrage valt uiteen in
een bijdrage van 0,5%-punt door een verhoging van het hoogste
BTW-tarief van 17½% naar 19%, en een bijdrage van 0,5%-punt door de
invoering van de derde tranche van de ecotax.
De rest van de inflatie (de verandering van de CPI exclusief de
verhoging van de indirecte belastingen en hogere energieprijzen)
bedraagt ruim 2% in beide maanden.
De oploop van de inflatie in januari ten opzichte van december is voor
1%-punt te verklaren uit de verhoging van de indirecte belastingen per
1 januari. Daarnaast is het wegvallen van het tijdelijk drukkende
effect op de inflatie van de afschaffing van de omroepbijdrage van
belang. Deze afschaffing drukte in alle maanden van 2000 het
inflatiecijfer met 0,4%-punt. Daartegenover stond in 2000 een opwaarts
effect als gevolg van een verhoging van de indirecte belastingen uit
hoofde van de invoering van de tweede tranche van de ecotax. Dit
bedroeg 0,3%-punt. Beide effecten zijn per 1 januari uit de
verandering van de CPI gevallen.
2 ,4,7
Tijdens de persconferentie van de minister-president na afloop van de
ministerraad van 13 januari jl. is de minister-president gevraagd naar
een reactie op het relatief hoge inflatiecijfer. De Minister-President
heeft een uiteenzetting gegeven over de oorzaken en het incidentele
karakter van het huidige inflatiecijfer. Daarbij heeft hij duidelijk
te kennen gegeven dat het effect dat de hogere indirecte belastingen
op de koopkracht heeft - zoals bekend - meer dan gecompenseerd wordt
door de verlaging van de loon- en inkomstenbelasting en de
premieheffing per 1 januari van dit jaar.
Dit geheel overziende heeft de minister-president aangegeven dat bij
het huidige inderdaad relatief hoge inflatiecijfer alle aanleiding
bestaat om er goed het hoofd bij te houden, structurele en incidentele
ontwikkelingen scherp in het oog te houden en geen verkeerde
beleidsreacties te geven.
Desgevraagd is gewezen op het belang van een goed overleg met
werkgevers en werknemers. Een goed begrip van de oorzaken van de
oploop in de inflatie kan een loon-prijsspiraal voorkomen.
3.
Het CPB heeft in het CPB report uit december aangegeven voor het
gehele jaar 2001 te rekenen op een inflatie van 4¼%; o.a. doordat de
verhoging van de indirecte belastingen in het verschiet lag. Het
inflatiecijfer van januari lag derhalve in de lijn der verwachting.
5.
In het Stabiliteits- en Groeipact zijn geen afspraken over de inflatie
opgenomen.
6.
De inflatie zal in 2001 eenmalig hoog liggen. Het CPB verwacht een
daling van de olieprijs en dollarkoers. Daarnaast valt het effect van
de verhoging van de indirecte belastingen in het kader van de
Belastingherziening in 2002 uit de inflatie. Beide hebben positieve
effecten op de inflatie. In 2002 daalt de inflatie, naar verwachting,
weer tot het relatief lage niveau uit de jaren negentig. Daarbij dient
te worden aangetekend dat tegenover een incidenteel hoge inflatie in
2001 een structurele verbetering van het belastingstelsel staat. Dit
heeft onder meer tot gevolg dat werken meer gaat lonen met positieve
gevolgen voor de economie en de arbeidsparticipatie.
Inflatie, afgemeten aan de verandering van de CPI, heeft op zich
beschouwd een negatief effect op de koopkracht van de consument. De
koopkracht ontwikkelt zich dit jaar echter gunstig, omdat het effect
van de hogere indirecte belastingen op de koopkracht meer dan
gecompenseerd wordt door een verlaging van de directe belastingen.
8.
Het kabinet bepaalt niet de inflatie-ontwikkeling in Nederland. Wel
levert de verhoging van de indirecte belastingen in 2001 een bijdrage
aan de inflatie. Zoals hierboven reeds is aangegeven leidt de
Belastingherziening evenwel tot een structurele verbetering van de
werking van de economie. Daarnaast bevordert het kabinet een gematigde
inflatie-ontwikkeling op verschillende manieren. Ten eerste
ondersteunt het een verantwoorde en gematigde loonontwikkeling via de
doorgevoerde lastenverlichting. Ten tweede doet het kabinet dat via
het streven om het functioneren van markten te verbeteren. Een actief
marktwerkingsbeleid kan leiden tot lagere prijzen doordat
marktpartijen geprikkeld worden om zich van elkaar te
onderscheiden.
9.
De analyse van de prijsontwikkeling van het CBS duidt daar niet op.
10.
Door de minister-president is, anders dan de vraagstelling suggereert,
geen koppeling gelegd tussen de huidige inflatieontwikkeling en de
invoering van de euro volgend jaar. Voor de vragen over de invoering
van de euro verwijs ik naar de antwoorden op de kamervragen van lid
Crone uit december 2000 (kenmerk FM 2000/0419-M).
Woordvoerder: ir.N.M. Zoon
telnr. 070 - 342 8124
12 mrt 01 15:56