BaByXL Broadband DSL
De heer G. Phoelich
Postbus 93152
2509 AD 'S-GRAVENHAGE
Contactpersoon Ons kenmerk Uw kenmerk Doorkiesnummer
OPTA/IBT/2001/200368
Datum Onderwerp Bijlage(n)
Linesharing
Geachte heer Phoelich,
In uw brief van 8 januari jl. verzoekt u OPTA in te gaan op een aantal vragen ten aanzien van gedeelde
toegang tot het aansluitnet (hierna: linesharing). Ten aanzien van linesharing wenst het college het
volgende op te merken.
Verzoek om linesharing
Het college is van oordeel dat linesharing een vorm van bijzondere toegang is en dat KPN derhalve op
basis van artikel 6.9 van de Telecommunicatiewet dient te voldoen aan redelijke verzoeken om
linesharing. Ook in de Verordening inzake ontbundelde toegang tot het aansluitnetwerk1 (hierna: de
Verordening) is bepaald dat KPN elk redelijk verzoek van een marktpartij om ontbundelde toegang tot
haar aansluitnetwerk onder transparante, billijke en niet-discriminerende voorwaarden dient in te
willigen. Een verzoek kan alleen worden afgewezen op grond van objectieve criteria die betrekking
hebben op de technische haalbaarheid of de noodzaak om de integriteit van het netwerk te handhaven.
Marktpartijen kunnen daarom te allen tijde bij KPN een verzoek doen om linesharing.
Het is in eerste instantie aan de marktpartij om te bepalen welke invulling zij wil geven aan haar
verzoek. De door de verzoekende partij aangegeven dienstinrichting dient uitgangspunt te zijn bij de
beoordeling of het verzoek redelijk is. De vraag of een verzoek redelijk is dient in eerste instantie door
degene die het verzoek doet en degene die het zal moeten honoreren (in dit geval KPN) in onderling
overleg beantwoord te worden.
1 Verordening (EG) Nr. 2887/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 inzake
ontbundelde toegang tot het aansluitnetwerk (PbEG 2000 L 336/4)
Indien KPN van oordeel is dat het verzoek niet redelijk is, op basis van de genoemde objectieve criteria, dient zij het verzoek gemotiveerd af te wijzen en in overleg te treden met de verzoekende partij over een andere dienstinrichting voor linesharing. Indien de om linesharing verzoekende partij en KPN niet tot overeenstemming kunnen komen over het verzoek om linesharing kan zij een geschil bij het college aanhangig maken.
Indien KPN niet ingaat op een redelijk verzoek om linesharing handelt zij naar oordeel van het college in strijd met de Telecommunicatiewet en de Verordening. Ook in dat geval kunnen marktpartijen een geschil bij het college aanhangig maken. Daarnaast dient KPN op basis van de Verordening een referentie-aanbod te publiceren voor ontbundelde toegang tot haar aansluitnetwerk (waaronder linesharing) en bijbehorende faciliteiten. Het college zal een aan hem voorgelegd referentie-aanbod onder meer beoordelen op volledigheid op basis van hetgeen bepaald is in de Verordening en de Principles of Implementation and Best Practice regarding LLU (PIBS) zoals vastgesteld door de Independent Regulators Group op 24 November 2000. Indien KPN een referentie-aanbod als bedoeld in de Verordening niet publiceert, handelt zij naar het oordeel van het college in strijd met de Verordening.
Dienstinrichting linesharing
De Verordening stelt dat in het geval van linesharing een marktpartij toestemming wordt verleend voor het gebruik van het buiten de spraakband liggende deel van het frequentiespectrum van de metalen aderparen. Het college is van oordeel dat marktpartijen, wanneer zij ontbundelde toegang tot een aansluitlijn verkrijgen (of dit nu in de vorm van volledige ontbundeling is of in de vorm van linesharing) toegang krijgen tot een `kale' koperen aansluitlijn van KPN. Het is in beginsel aan marktpartijen om te bepalen welke diensten zij via het door hen verkregen spectrum wensen aan te bieden. Zoals het college reeds eerder heeft opgemerkt in zijn voorlopige standpunten inzake spectraalmanagement d.d. 14 december 2000 (kenmerk: OPTA/IBT/2000/203165) vindt het college het van groot belang dat marktpartijen afspraken maken ten aanzien van netwerkintegriteit en spectraalmanagement. Eventuele beperkingen in verband met spectraalmanagement acht het college niet op voorhand onredelijk, echter eventuele beperkingen dienen naar het oordeel van het college noodzakelijk te zijn en voldoende duidelijk te zijn onderbouwd. Het college is overigens voornemens dit voorjaar definitieve standpunten te publiceren inzake spectraalmanagement.
Het college acht het op voorhand niet redelijk als marktpartijen, indien zij dit niet wensen en er alternatieve mogelijkheden zijn, hun collocatieruimte dienen te gebruiken voor het plaatsen van splitters ten behoeve van linesharing. Zoals reeds aangegeven dient de door een marktpartij verzochte dienstinrichting leidend te zijn bij de beoordeling van een verzoek om linesharing. Indien KPN op basis van de technische haalbaarheid of de noodzaak om de integriteit van het netwerk te handhaven kan aantonen dat de door een marktpartij verzochte dienstinrichting niet mogelijk is, dient KPN in overleg te treden met de marktpartij over een alternatieve dienstinrichting.
Bij linesharing is naar het oordeel van het college sprake van het afnemen van het buiten de spraakband liggende deel van het frequentiespectrum. Het college ziet dan ook op voorhand geen reden waarom een marktpartij die verzoekt om linesharing ook gedeeltelijk verantwoordelijk dient te zijn voor de telefoniedienst van KPN. Indien marktpartijen echter instemmen met de dienstinrichting voor linesharing zoals die op dit moment is voorgesteld door KPN, dienen er door marktpartijen en KPN gezamenlijke afspraken gemaakt te worden over de verantwoordelijkheid voor de telefoniedienst van KPN.
De positie van Mxstream
Het college is van oordeel dat KPN op basis van het beginsel van non-discriminatie bijzondere toegangsdiensten aan aanbieders onder gelijke omstandigheden dient te verstrekken onder gelijke voorwaarden. Daarnaast dient KPN bijzondere toegangsdiensten te verstrekken aan andere aanbieders onder gelijke voorwaarden als welke onder gelijke omstandigheden gelden voor henzelf of hun dochtermaatschappijen. Indien marktpartijen van oordeel zijn dat KPN het beginsel van non- discriminatie schendt doordat KPN niet ingaat op verzoeken om bijzondere toegang terwijl KPN de betreffende vorm van bijzondere toegang wel aan zichzelf aanbiedt, kunnen zij een geschil bij het college aanhangig maken.
Ten aanzien van het spectraalmasker ADSL over ISDN wenst het college het volgende op te merken. Eventuele beperkingen in verband met spectraalmanagement dienen naar het oordeel van het college aantoonbaar noodzakelijk te zijn en voldoende duidelijk te zijn onderbouwd. Er dienen duidelijke processen te zijn om tot goed- of afkeuring van nieuwe technieken te komen. Wellicht ten overvloede wenst het college op te merken dat KPN gehouden is dergelijke processen ook in haar referentie-aanbod inzake ontbundelde toegang tot het aansluitnetwerk op te nemen. Het college is van oordeel dat KPN een uitbreiding van de toegestane spectraalmaskers dient te onderbouwen door middel van objectieve, transparante en door andere partijen controleerbare informatie. Het college kan echter op basis van de door u in uw brief aangedragen informatie niet constateren dat KPN het beginsel van non-discriminatie schendt door het aanbieden van haar Mxstream-dienst in combinatie met ISDN-2.
Trials
Het college staat in beginsel niet afwijzend tegen het testen van een nieuwe dienst. Het college acht
het voorts van groot belang dat op zo kort mogelijke termijn de dienst linesharing beschikbaar komt.
Het college is niet overtuigd van de redelijkheid van het door KPN aangegeven tijdstip voor introductie
van de dienst linesharing, september 2001. Het college acht het aannemelijk dat veel processen rond
linesharing reeds zijn uitgewerkt ten behoeve van volledige ontbundeling. Het college ziet vooralsnog
dan ook geen aanleiding voor een uitgebreide testperiode en is van oordeel dat introductie van
linesharing op korte termijn mogelijk moet zijn.
Kosten
Het college is van oordeel dat KPN, zoals voor iedere vorm van bijzondere toegang, kostengeoriënteerde
tarieven dient te hanteren voor linesharing. Daarnaast is ook in de Verordening bepaald dat de tarieven
voor linesharing kostengeoriënteerd dienen te zijn.
Het college is van oordeel dat KPN marktpartijen inzicht dient te verschaffen omtrent de kostenopbouw van de dienst linesharing en tevens de tarieven voor linesharing. Daarnaast dient KPN deze tarieven op te nemen in haar referentie-aanbod ontbundelde toegang tot het aansluitnetwerk. Het college zal in ieder geval in het laatstgenoemde kader beoordelen of de door KPN gehanteerde tarieven voor linesharing kostengeoriënteerd zijn. Wellicht ten overvloede wijst het college u er op dat, indien partijen voordat de beoordeling van de tarieven voor linesharing in het kader van het referentie-aanbod ontbundelde toegang tot het aansluitnetwerk is afgerond, een oordeel van het college wensen ten aanzien van de tarieven voor linesharing zij een geschil aanhangig kunnen maken bij het college.
Een afschrift van deze brief zal worden gestuurd aan Novaxess, Versapoint, WorldCom, BBNed en aan
dhr. J. Sander van de afdeling Concernstrategie en Regelgeving van Koninklijke KPN N.V. Een afschrift
van deze brief zal ook op de website van OPTA geplaatst worden. Ik vertrouw erop u hiermee voldoende
geïnformeerd te hebben.
Hoogachtend,
HET COLLEGE VAN DE ONAFHANKELIJKE POST EN TELECOMMUNICATIE AUTORITEIT,
namens het college,
hoofd van de afdeling Interconnectie en Bijzondere toegang
mw. drs. C.M.I. Cramer