Ministerie van Buitenlandse Zaken

http://www.minbuza.nl/content.asp?Key=410925



der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag Directie Noord-Afrika en Midden-Oosten Afdeling Golfstaten Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag Nederland

Datum 7 maart 2001 Auteur drs. H.J. Mijnarends

Kenmerk DAM-135/01 Telefoon +31 (70) 348 6445

Blad /3 Fax +31 (70) 348 6639

Betreft Kamervragen van het lid Van Bommel Over het beleid ten aanzien van Irak E-mail hj.mijnarends@minbuza.nl

Zeer geachte Voorzitter,

Onder verwijzing naar de brief van de Griffier Uwer Kamer d.d. 22 februari jl., kenmerk no 2000106990, waarbij gevoegd waren de door het lid Van Bommel overeenkomstig artikel 134 van het Reglement van Orde van de Tweede Kamer bij U ingediende vragen, heb ik de eer U als bijlage dezes mijn antwoord op de gestelde vragen te doen toekomen.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Antwoord van de heer Van Aartsen, Minister van Buitenlandse Zaken, op vragen van het lid Van Bommel (SP) over het beleid ten aanzien van Irak (ingezonden op 22 februari 2000).

Vraag 1

Bent u bekend met de berichten dat de Britse regering overweegt haar beleid ten aanzien van Irak ter herzien?

Antwoord

Ja.

Vraag 2

Wat is u bekend van een toekomstige inzet van de Britse regering voor het instellen van zogenaamde 'slimme sancties'?

Vraag 3

Deelt u de mening dat hierdoor de Verenigde Staten in de Veiligheidsraad - met het onverkort vasthouden aan het huidige sanctieregime - in toenemende mate een geïsoleerde positie innemen?

Antwoord

Zowel in het Verenigd Koninkrijk als in de Verenigde Staten vindt op dit moment een beleidsdiscussie plaats over het geheel van het Irak-beleid, waaronder invulling van 'intelligente sancties'. Beide landen hebben overigens laten weten dat opheffing van het sanctieregime niet aan de orde is.

Vraag 4

Is de toenemende druk van de internationale gemeenschap om het sanctiebeleid ten aanzien Irak te herzien ook voor de Nederlandse regering aanleiding haar beleid terzake te heroverwegen? Kunt u dat toelichten?

Antwoord

Het sanctiebeleid ten aanzien van Irak is immer onderhevig geweest aan evaluatie alsmede aanpassing, met name waar het de humanitaire component betreft. Een goed voorbeeld hiervan vormt Veiligheidsraadresolutie 1284.

Zoals bekend, heeft Nederland zich tijdens zijn lidmaatschap van de Veiligheidsraad en als Voorzitter van het Sanctiecomité zeer ingespannen om
-ook bij afwezigheid van Iraakse medewerking aan uitvoering van alle ontwapeningsverplichtingen voortvloeiend uit de relevante Veiligheidsraadresoluties- de humanitaire situatie voor de Iraakse bevolking verder te verbeteren.

Vraag 5

Hoe verklaart u de tegenstelling tussen het nieuwe Britse voornemen inzake het beleid jegens Irak en de Britse medewerking aan het bombardement op doelen nabij Bagdad van 16 februari jl.?

Antwoord

De recente Brits-Amerikaanse bombardementen passen binnen het kader van handhaving van de no fly-zones, d.w.z. dienen om het toezicht door Britse en Amerikaanse piloten mogelijk te maken.

Handhaving van de no fly-zones dient om de Iraakse bevolking van de betrokken gebieden tegen de eigen regering te beschermen.

'Slimme sancties' dienen om -via controle op de olie-inkomsten van Irak- te voorkomen dat dat land (wederom) massavernietigingswapens aanschaft. Derhalve is geenszins sprake van een tegenstelling.

Kenmerk DAM13501
Blad /3

1 NRC, 20 februari jl.