Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Vaststellen tarieven Destructiewet

De Voorzitter van de Tweede
Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag

GZB/VVB-2158690

1 maart 2001

Op basis van artikel 21 Destructiewet kan Rendac BV bij de aanbieder van gespecificeerd hoog-risico-materiaal (SRM) een tarief in rekening brengen, mits de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (LNV) en ik daaraan onze instemming hebben verleend. Bijgaand treft u de desbetreffende ontwerp-regeling aan. Alvorens de Minister van LNV en ik onze instemming verlenen, wordt het voornemen daartoe schriftelijk medegedeeld aan de beide kamers der Staten-Generaal. Instemming wordt niet eerder verleend dan nadat vier weken zijn verstreken na die mededeling.

In het algemeen overleg van 22 november 2000 over de Destructiewet en de aanpak van BSE (kamerstukken II, 2000-2001, 27495, nr 3) is vastgesteld dat het financieringssysteem neergelegd in de Destructiewet onder de huidige omstandigheden tekort schiet. In dit overleg heb ik daarom toegezegd voor de komende jaren met een ander financieringssysteem te komen. Dit zal moeten gaan over een systeem, waarbij geen prikkel bestaat om de aangifte van kadavers te ontduiken. Een dergelijk systeem wordt op dit moment uitgewerkt.

Voor het eerste kwartaal van het jaar 2001 geschiedt, in afwachting van een definitief nieuw financieringssysteem, de financiering volgens de thans in de Destructiewet neergelegde systematiek. Dit is op 24 januari 2001 aan u meegedeeld in brief VVM/01.276, welke de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij mede namens mij heeft verzonden.

Als gevolg van de diverse EU-BSE-maatregelen die eind 2000 zijn getroffen en die van grote invloed zijn op de relevante bedrijfsprocessen in de landbouwsector zijn er beperkingen gesteld aan onder meer de bereiding van dierlijke eiwitten bestemd voor vervoedering aan landbouwhuisdieren. Voorts zijn in aanvulling op de bestaande SRM's alle hoog-risico-materiaal als SRM aangewezen. De bovengenoemde maatregelen zijn op zeer korte termijn ingevoerd en van grote invloed op de relevante bedrijfsprocessen in de landbouwsector. Mijn uitgangspunt en dat van de Minister van LNV is dat de vleessector voor het eerste kwartaal van 2001 niet mag worden geconfronteerd met substantiële kostenstijgingen als gevolg van de EU-BSE-besluitvorming. In dit kader is besloten dat de tarieven voor SRM voor de eerste drie maanden van dit jaar niet zullen wijzigen. Een uitzondering vormen de tarieven voor SRM-slachtafvallen. Omdat thans veel meer slachtafvallen als SRM worden aangemerkt, zijn de tarieven voor SRM-slachtafvallen zodanig verlaagd dat ook voor de slachterijen het niveau van de kosten niet wordt verhoogd. De regering heeft een bedrag van 350 miljoen gereserveerd voor tijdelijke en aflopende financiële ondersteuning. Hieruit zal onder meer aan Rendac het verschil tussen de opbrengst van de tarieven en de werkelijke kostprijs van het ophalen, voorverwerken en vernietigen van SRM worden vergoed. Dit is in een contract tussen Rendac en de Staat vastgelegd.

Voor de aanbieder van SRM komt het voor de eerste drie maanden van 2001 op het volgende neer. Voor het ophalen, verwerken en verbranden van alle kadavers wordt aan de veehouders in het eerste kwartaal van 2001 hetzelfde tarief in rekening gebracht als in 2000. Het tarief bedraagt derhalve f 23,25 exclusief BTW en f 27,67 inclusief BTW per stop. Per ton aangevoerd bloed brengt Rendac aan de slachterijen een tarief in rekening van f 25,- exclusief BTW en f 29,75 inclusief BTW. Voor overig SRM afval geldt dat de kleine leveranciers per ophaling worden ingedeeld in een staffel met vijf gewichtscategorieën, tot een maximum van f 25,- exclusief BTW en f 29,75 inclusief BTW per stop. Grote slachterijen betalen f 50,- per ton, exclusief BTW en f 59,50 inclusief BTW.

Mocht ik binnen vier weken na dagtekening van deze brief geen reactie van u hebben ontvangen, dan zal ik de voorliggende tarieven in de Staatscourant bekend laten maken.

Een zelfde brief heb ik gestuurd aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal.

De Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,

dr. E. Borst-Eilers