Persbericht Trimbos-instituut
REGULIERE VERSLAVINGSZORG
DREMPEL VOOR ALLOCHTONEN
Utrecht, 1 maart 2001. Allochtone verslaafden zoeken naar verhouding
weinig hulp bij de reguliere verslavingszorg. Zowel in de intramurale
als de ambulante verslavingszorg zijn allochtonen
ondervertegenwoordigd. Bovendien stoppen veel cliënten die zich wel
melden bij de ambulante verslavingszorg voortijdig met de behandeling
('drop-out'). Dat blijkt uit de achtergrondstudie Allochtonen en
verslavingszorg' van de Nationale Drugmonitor (NDM). De NDM brengt in
kaart wat er bekend is over het gebruik en de gevolgen van gebruik van
drugs en andere `genotmiddelen'.
Het is moeilijk om een beeld te krijgen van de toegankelijkheid van de
verslavingszorg voor allochtonen. Er bestaan uiteenlopende definities
van het begrip `allochtoon'. Daardoor wordt een vergelijking van de
toch al schaarse gegevens uit onderzoek en registraties bemoeilijkt.
Bovendien blijven veel allochtone verslaafden buiten beeld van
onderzoekers.
Gebruik
Drinken van alcohol is voor Marokkanen en Turken minder
vanzelfsprekend dan voor Surinamers en Antillianen en vooral
autochtonen. Islamitische geloofsbepalingen spelen hier een
belangrijke rol. Toch bleek uit een onderzoek in Utrecht dat 5% van de
ondervraagde Marokkanen en Turken in deze stad een probleemdrinker is
of was. Het percentage probleemdrinkers onder Surinamers, Antillianen
en autochtonen ligt in Utrecht bijna drie maal zo hoog (13-14%).
De problemen waarmee allochtonen bij de ambulante verslavingszorg
aankloppen variëren per etnische groep. Turkse cliënten hebben
bovengemiddeld problemen met gokken, Antiliaanse cliënten met cocaïne,
Molukse, Surinaamse en Marokkaanse cliënten met heroïne, terwijl
Marokkaanse cliënten ook problemen hebben met cannabis.
Allochtonen nemen minder deel aan de zogeheten groepsbehandelingen van
de ambulante verslavingszorg. Ook maken ze minder gebruik van de
intramurale verslavingszorg: opname in klinieken en
deeltijdbehandeling. De meerderheid van de allochtonen met een Turkse,
Surinaamse, Antilliaanse of Marokkaanse achtergrond die zich melden
bij de ambulante verslavingszorg staakt voortijdig de behandeling
(`drop-out'). Hetzelfde wordt vermoed bij de intramurale behandeling,
maar dit kan niet uit de officiële registratie worden afgeleid omdat
die niets vermeldt over `drop-out'.
Redenen waarom voortijdig wordt gestopt zijn: wantrouwen jegens de
hulpverlening, moeite met jonge, onervaren of vrouwelijke
hulpverleners, communicatieproblemen en taalbarrières, onvermogen tot
het beheerst uiten van irritaties en onvrede, en onvoldoende aandacht
van hulpverleners voor de familie van de allochtone cliënt.
Er zijn twee vormen van ondergebruik van verslavingszorg door
allochtonen: enerzijds het niet inroepen van hulp en anderzijds het
staken van het contact. Oorzaken van het niet inroepen van hulp zijn,
wisselend per allochtone groepering:
- veel allochtone druggebruikers weten te weinig van de hulpverlening
of zij hebben daarvan een ongunstig beeld;
- er bestaat een taalbarrière;
- sommige allochtonen hebben moeite zich bloot te geven en denken dat
wat zij te zeggen hebben wordt doorverteld;
- Marokkanen en vooral Turken houden het probleem liever verborgen in
de eigen familie.
Er is iets mis met de relatie tussen allochtonen en verslavingszorg.
De diagnose valt bij gebrek aan goede cijfers nog niet goed te
stellen, zeker niet als men wil verbijzonderen naar allochtone
groepering. De remedie laat zich dus nog niet formuleren.
_____
Voor nadere informatie: Henk Maurits (030 - 297 11 38) of Harald Wychgel (030-2971116), voorlichters Trimbos-instituut.
Bezoekadres: Da Costakade 45, Utrecht.
Postadres: Postbus 725, 3500 AS Utrecht.
Telefoon (030) 297 11 00
Fax: (030) 297 11 11
index Homepage