Ministerie van Financien

Titel: Betalingskorting en te hoog opgelegde AVAR-aanslagen



Betalingskorting en te hoog opgelegde AVAR-aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2001

Directie Rechtstoepassingsbeleid Belastingdienst

Besluit van 27 februari 2001, nr. RTB 2001/916M

De directeur-generaal Belastingdienst heeft namens de staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.


1. Algemeen


Bij het opleggen van voorlopige aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen aan het begin van het belastingjaar, wordt doorgaans het historisch belastbaar inkomen tot uitgangspunt genomen. Voor het jaar 2001 zijn voorlopige aanslagen opgelegd met dagtekening 31 januari 2001 waarbij in het kader van de schatting door de inspecteur het historisch belastbaar inkomen om uitvoeringstechnische redenen geheel is toegerekend aan box 1 terwijl een deel van dat inkomen feitelijk thuishoort in box 3. Bij personen die tot 1 januari 2000 belastingplichtig waren voor de vermogensbelasting, zijn de geschatte inkomsten uit vermogen zowel toegerekend aan box 1 als aan box 3. Als gevolg van deze onjuiste box-indeling is bij een aantal belastingplichtigen de voorlopige aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2001 tot een te hoog bedrag vastgesteld. Het betreft in casu de zogenoemde AVAR-aanslagen, opgelegd met dagtekening 31 januari 2001. Aangezien te verwachten was dat een aantal uit deze groep belasting- en premieplichtigen een bezwaarschrift zou indienen tegen de te hoog opgelegde aanslag, is bij de aanslagbiljetten een concept-bezwaarschrift gevoegd. Inmiddels is gebleken dat van de mogelijkheid tot het indienen van een bezwaarschrift ook gebruik is gemaakt.


2. Betalingskorting en bezwaar tegen de voorlopige aanslag

Conform artikel 27a van de Invorderingswet 1990 hebben belastingplichtigen die uiterlijk op de eerste vervaldag van de voorlopige aanslag (voorzover die in meer dan één termijn betaalbaar is, waarvan in dit geval sprake is) tenminste het bedrag van de voorlopige aanslag, verminderd met de aangeboden betalingskorting, hebben voldaan, recht op betalingskorting. Ook voor gevallen waarin bezwaar is gemaakt tegen de voorlopige aanslag en de vermindering niet uiterlijk op de eerste vervaldag is verleend, bestaat het recht op de betalingskorting slechts indien tenminste het oorspronkelijke bedrag van de aanslag, verminderd met de aangeboden betalingskorting, voor of op de eerste vervaldag is voldaan. Voor zover daarvoor niet is gekozen, betekent dit dat belastingplichtigen niet in aanmerking komen voor de betalingskorting. Nu een aantal belastingplichtigen vanwege de verkeerde boxindeling (zie hiervoor onder punt 1) feitelijk niet voor de aangeboden betalingskorting in aanmerking komt, bestaat er aanleiding tot het treffen van een tegemoetkomende maatregel.


3. Voorwaarden coulanceregeling

Indien een belastingplichtige aan wie een voorlopige aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2001 is opgelegd voldoet aan de hierna genoemde voorwaarden stort de belastingdienst op diens rekening een bedrag dat overeenkomt met de betalingskorting welke na vermindering van de aanslag, bij betaling op de eerste vervaldag van die aanslag, zou zijn verleend.

De voorwaarden luiden:

* De voorlopige aanslag is opgelegd met dagtekening 31 januari 2001;
* Het bezwaarschrift tegen de voorlopige aanslag is tijdig ingediend (vóór 15 maart 2001);
Het bezwaarschrift houdt verband met de overgang naar het nieuwe belastingstelsel (zie punt 1 hiervoor);
Het volledige bedrag van de voorlopige aanslag na vermindering is voldaan binnen veertien dagen na dagtekening van de verminderingsbeschikking.


4. Berekening van het terug te storten bedrag
Voor de berekening van het terug te storten bedrag wordt gebruik gemaakt van de formule die wordt gebruikt voor de berekening van de betalingskorting. Voor de gevallen waarin een bedrag op de rekening wordt teruggestort luidt deze formule:

(A x P) x bedrag van de belastingaanslag (na vermindering) = terug te storten bedrag

72.000

Met A wordt aangegeven het tijdvak dat aanvangt op 1 maart 2001 en eindigt op 31 december 2001 (derhalve 301dagen). P staat voor het in aanmerking te nemen percentage dat 4,7 % bedraagt.