Weer Samen Naar School zorgt voor problemen in het voortgezet onderwijs Falen opvang probleemleerlingen in het basisonderwijs leidt tot explosie van aanmeldingen speciale vormen van voortgezet onderwijs
Utrecht, 22 februari 2001 - Het aantal leerlingen in het voortgezet onderwijs
dat speciale hulp nodig heeft groeit met duizenden per jaar. Het afgelopen
jaar steeg het aantal aanmeldingen van leerlingen met leer- en/of
gedragproblemen met 25 procent. In het basisonderwijs wordt deze groep in het
kader van Weer Samen Naar School nog op een gewone school opgevangen.
Daardoor is het aantal leerlingen dat van de basisschool naar een speciale
school voor basisonderwijs wordt verwezen de afgelopen jaren gedaald. In het
voortgezet onderwijs loopt deze groep echter alsnog vast, zo blijkt nu uit
een reportage in Het Onderwijsblad van de AOb dat zaterdag 25 februari
verschijnt.
De sterke groei van het aantal leerlingen dat aangewezen is op extra
hulp in het voortgezet onderwijs blijkt volgens Het Onderwijsblad uit
de aanmeldingscijfers van de regionale verwijzingscentra. Dat zijn de
beoordelaars die bepalen of leerlingen in aanmerking komen voor
leerwegondersteunend onderwijs of de praktijkschool, onderdelen van
het nieuwe vmbo. In 1999 werden daar 29.000 leerlingen getest, in 2000
ruim 36.000. Een stijging van 25 procent.
De groei was ook zichtbaar in de leerlingentellingen die het
ministerie van Onderwijs vorige week bekend maakte. In vier jaar tijd
is het totale aantal leerlingen dat gebruik maakt van speciale vormen
van voorgezet onderwijs met 20 procent gestegen naar 99.000, veel meer
dan waar het ministerie in haar prognoses rekening mee houdt.
Volgens Rob de Koning, beleidsmedewerker van de AOb schiet Weer Samen Naar School duidelijk tekort, nu blijkt dat het aantal leerlingen dat speciale aandacht nodig heeft in het voortgezet onderwijs zo sterk groeit. Allereerst rammelt de organisatie van de samenwerkings-verbanden. In een verband moeten ongeveer dertig basisscholen samenwerken om leerlingen met leer- en gedragsproblemen in hun eigen klas op te vangen. Binnen de samenwerkings-verbanden is de communicatie echter slecht en onttrekken sommige scholen zich aan hun verantwoordelijkheden om probleemkinderen op te nemen.
Daarnaast is er in zijn ogen te weinig geld om kinderen die extra hulp
in het basisonderwijs nodig hebben op te vangen. "Het budget betekent
dat je van de honderd kinderen maar vierenhalve leerling speciale zorg
kan geven. Dat is te weinig." De afspraken over dat budget zijn
gemaakt in een tijd van armoe toen het onderwijs nog gebukt ging onder
bezuinigingen en het woord investeringen onbekend was. "Wij waren toen
dolblij met die 4,5 procent. Nu kan het geld niet op en moeten we de
middelen verruimen", zegt hij in Het Onderwijsblad.