Titel: Artiestenregeling
De Voorzitter van de
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
Datum
Uw brief (Kenmerk)
Ons kenmerk
22 Februari 2001
2000105320 en 200015370
WDB 2001-00110 M
Onderwerp
Artiestenregeling
Op de vragen van de Tweede Kamerleden Reitsma en Visser-van Doorn (beiden CDA), de leden Dijsselbloem en Belinfante (beiden PvdA) en het Eerste Kamerlid Platvoet aan de staatssecretaris van Financiën, de heer Bos, en de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, de heer Van der Ploeg, over de gevolgen van de Artiestenregeling (ingezonden 25 januari 2001, kenmerk 2000105320 en 200015370) is aan u geantwoord dat u zo spoedig mogelijk nader geïnformeerd zult worden over oplossingen voor knelpunten in de artiestenregeling. Deze brief dient daartoe.
Recentelijk heeft een aantal gesprekken plaatsgevonden met artiesten, vertegenwoordigers van artiesten, (grote) poppodia, podiumkunstenorganisaties, etc. om te inventariseren wat de gevolgen zijn van de artiestenregeling. Uit deze gesprekken is gebleken dat de artiestenregeling onbedoelde bij-effecten heeft met name op het terrein van de administratieve verplichtingen.
Onder meer is naar voren gekomen dat in het bijzonder bij kleine gagebedragen de toetsing via een kostenvergoedingsbeschikking door de belastinginspecteur in hoeverre het gagebedrag als onbelaste kostenvergoeding buiten de heffing van loonbelasting kan worden gehouden, een zware administratieve last met zich meebrengt. Ook voor organisatoren kunnen daardoor administratieve lasten en daarmee samenhangende extra kosten ontstaan waarvan de vraag is gesteld of dit in alle gevallen onvermijdelijk is. Voorts zijn verschillende artiesten van mening dat het relatief lage belastingtarief bij de voorheffing uiteindelijk nadelig uitpakt in de situatie dat nettoafspraken worden gemaakt. Voorts is naar voren gebracht dat de geïndividualiseerde belastingheffing tot hoge administratieve lasten leidt.
In overleg met staatssecretaris Van der Ploeg, heb ik gezocht naar oplossingen voor de geschetste problemen. Hierna wordt een schets gegeven van de eerste aanzet tot oplossingsrichtingen voor de geconstateerde knelpunten.
Binnenlandse amateurartiesten in verenigings- of stichtingsverband
Met binnenlandse amateurartiesten in verenigings- of stichtingsverband
worden o.a. (kerk)zangkoren, fanfares en harmonieën bedoeld. De gage
die ontvangen wordt, dekt meestal nauwelijks de gemaakte kosten. Het
is daarom niet snel aannemelijk dat er sprake is van een bron van
inkomen.
Om deze artiesten niet onnodig te confronteren met inhouding van
loonbelasting en daarmee samenhangende administratieve verplichtingen,
is naar een mogelijkheid gezocht om sneller te kunnen vaststellen dat
er geen sprake is van een bron van inkomen.
Dit kan worden bereikt door de leider van het gezelschap (dwz.
verenigingen of stichtingen) een inhoudingsplichtigenverklaring te
laten aanvragen. Met de afgifte van de verklaring verkrijgt de leider
alle verplichtingen van de opdrachtgever/ inhoudingsplichtige die uit
de Wet op de loonbelasting 1964 voortvloeien. Daarmee is deze laatste
van allerlei administratieve verplichtingen ontslagen. Om vervolgens
voor de leider van het gezelschap de administratieve lasten tot een
minimum te beperken, zal in beginsel aansluiting worden gezocht bij de
vrijwilligersregeling (Besluit van 19 december 2000, BCPP 2000/2727M).
In de situatie dat de leider van het gezelschap geen betalingen doet
aan de leden van het gezelschap komt de gage als kostenvergoeding ten
goede aan de verenigings- of stichtingskas en zal de gage in beginsel
buiten de loonheffing kunnen worden gelaten. Ten aanzien van de
uitbetaling van de gage aan de leden van het gezelschap, bereid ik een
beleidsbesluit voor dat aansluit bij de vrijwilligersregeling. Op
grond van dit beleidsbesluit zou - conform de vrijwilligersregeling -
geen loonbelasting hoeven te worden ingehouden voorzover de leden van
het gezelschap niet meer dan f 42 (incl. kostenvergoeding) per week en
op jaar basis niet meer dan f 1470 (incl. kostenvergoeding) aan gage
ontvangen.
Een inhoudingsplichtigenverklaring wordt afgegeven voor een duur van 5
jaren hetgeen betekent dat de administratieve verplichtingen voor de
leider van het gezelschap beperkt kan worden tot eenmaal in die
periode aanvragen van de verklaring. Voor de belastingdienst is de
schriftelijk aanvraag van de inhoudingsplichtigenverklaring en het
feit dat iemand (de leider van het gezelschap) kan worden aangesproken
voldoende als blijkt dat het besluit oneigenlijk wordt toegepast.
Buitenlandse amateur-artiesten in verenigings- of stichtingsverband
kunnen worden geholpen met de hierna uiteengezette kleine
artiest-regeling
Binnen- en buitenlandse kleine artiesten en kleine bands
Deze groep wordt voor een groot gedeelte gevormd door artiesten en
bands die zich nog - op weg naar de professionaliteit - in het
amateurstadium bevinden, maar ook door artiesten en bands die nooit
professioneel zullen of willen worden. Over het algemeen ontvangen
deze artiesten en bands een hogere gage dan de amateur-artiesten die
in verenigings- of stichtingsverband optreden.
Voor zowel binnenlandse als buitenlandse kleine artiesten en kleine
bands zouden de administratieve lasten kunnen verminderen door tot een
bepaald bedrag x de organisator en artiest gezamenlijk te laten
beoordelen of de gage alleen kostenvergoeding vormt en dat daarom niet
hoeft te worden ingehouden (kleine artiest-regeling). Dit bedrag x
geldt per artiest per optreden. De hoogte van bedrag x zal ik bepalen
in overleg met de verschillende artiestenorganisaties die daartoe
informatie zullen aanleveren.
Als het gaat om kostenvergoedingen die hoger zijn dan het hier voor
genoemde bedrag x dient de aanvaardbaarheid van de kosten door de
inspecteur te worden getoetst via een kostenvergoedingsbeschikking.
Indien geen kostenvergoedingsbeschikking wordt aangevraagd, wordt per
artiest het meerdere van het nog te bepalen bedrag x in de
loonbelasting betrokken: bij binnenlandse artiesten tegen het tarief
eerste schijf (2001: 32,35%) (zie toelichting hierna) en bij
buitenlandse artiesten tegen het tarief van 20%.
Deze kleine artiest-regeling heeft niet het karakter van een
kostenforfait en heeft dus niet als gevolg dat het bedrag onder alle
omstandigheden van de grondslag in de inkomstenbelasting wordt
uitgesloten. De kleine artiest-regeling houdt in dat de artiest in de
aangifte inkomstenbelasting op de gebruikelijke wijze zijn kosten moet
aantonen en geeft de artiest geen garantie tot bedrag x gevrijwaard te
zijn van inkomstenbelasting.
Bands moeten de gageverdelingsverklaring blijven gebruiken om de
inhoudingsplichtige inzicht te geven hoe de gage is verdeeld over de
verschillende artiesten. De hoofdregel is dat voor elke artiest als
gage wordt aangemerkt hetgeen aan zijn optreden moet worden
toegerekend. Indien geen verklaring wordt afgegeven wordt het voor het
optreden van het gezelschap overeengekomen bedrag geacht door ieder
lid van het gezelschap voor een gelijk deel te zijn genoten.
Ophoging tarief voor binnenlandse artiesten naar tarief eerste schijf
Gebleken is dat binnenlandse artiesten die nettoafspraken maken het
belastingtarief in de loonbelasting opgehoogd willen zien naar het
tarief van de eerste schijf in de inkomstenbelasting (2001: 32,35%).
Deze artiesten vrezen dat bij netto-afspraken het verschil tussen het
tarief in de loonbelasting en het tarief in de inkomstenbelasting -
vanwege de brutering van de netto-gage toevalt aan de zaalhouder en
dat zij na afloop in de inkomstenbelasting moeten bijbetalen.
Bovendien prefereren deze artiesten liever in de voorheffing te veel
te betalen zodat zij een teruggave in de inkomstenbelasting kunnen
verwachten. Hierdoor creëren zij voor zich zelf een fictief extra
besteedbaar inkomen.
Nu nog meer maatwerk in de loonbelasting wordt geleverd waardoor de
grondslagen van de loonbelasting en de inkomstenbelasting elkaar
dichter naderen, vloeit daar uit voort dat ook het tarief van de
loonbelasting en inkomstenbelasting naar elkaar toegebracht kunnen
worden. Daarom wordt voorgesteld het tarief in de loonbelasting voor
binnenlandse artiesten op te hogen naar het tarief van de eerste
schijf in de inkomstenbelasting.
Grote buitenlandse gezelschappen
Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan grote orkesten.
Verschillende organisatoren die grote (buitenlandse) gezelschappen
uitnodigen, hebben er op gewezen dat de nieuwe artiestenregeling veel
hogere administratieve lasten met zich meebrengt. De oorzaak hiervan
is gelegen in de meer individuele benadering die aan de nieuwe
regeling ten grondslag ligt. Thans bestudeer ik op welke wijze de
administratieve lasten terug gebracht kunnen worden.
Tot slot wil ik aangeven dat ik overleg voer met het ministerie van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid ten behoeve van de afstemming tussen
de fiscale wet- en regelgeving en de wet- en regelgeving voor sociale
verzekeringen op het terrein van artiesten.
Voorts wil ik meegeven dat met de grootst mogelijke prioriteitstelling
de voorgestelde regelingen tot stand zullen worden gebracht. Ten
aanzien van de knelpunten waarvoor thans onderzoek plaatsvindt naar
een mogelijke oplossing, zult u zo spoedig mogelijk nader worden
geïnformeerd, ook over het traject van wijziging van regelgeving.
De staatssecretaris van Financiën,
W.J. Bos