Ministerie van Financien

Titel: Doorlichting subsidieregelingen en overige regelingen op



De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag

Uw brief (Kenmerk)

Ons kenmerk

22 februari 01

Doreac - 133

DAR 2001-00028

Onderwerp

MDW Accountancy: doorlichting subsidieregelingen en overige regelingen op accountancy-aspecten

In mijn brief van 18 november 19991 heb ik u geïnformeerd over het interdepartementale MDW-project Doorlichting Regelingen op Accountancy-aspecten (Doreac) en u toegezegd regelmatig schriftelijk te informeren over de voortgang hiervan. Met deze brief stel ik u op de hoogte van de eerste resultaten.

De departementen zijn begin 2000 gestart met het doorlichten van hun subsidieregelingen en overige regelingen waarin om een accountantsverklaring wordt gevraagd. Doel van de doorlichting is te bezien of de (verplicht) voorgeschreven accountantsverklaring nu wel onderdeel uitmaakt van het meest passende toezichtsinstrumentarium, uitgaande van een bestuurlijke visie, een daarop gebaseerde adequate bekostigingswijze en gewenste mate van zekerheid. Het gevolg van de doorlichting zou moeten zijn dat departementen het meest passende toezichtsinstrumentarium kiezen bij een regeling en overbodige beleidslasten vermijden. De accountantsverklaring over de getrouwheid van een financiële verantwoording, zoals vereist in artikel 393 van boek 2 BW, staat niet ter discussie.

De doorlichting is gepland in drie tranches. Het project zal in april 2002 worden afgerond. De departementen hebben aangegeven in totaal 341 regelingen en/of clusters van samenhangende regelingen door te gaan lichten.

Afgezien is van regelingen die:

* expireren voor of in 2002;

* behoren tot Europese regelgeving;

* al in het kader van de MDW-traject specifieke uitkeringen worden doorgelicht;

* gelden voor beleidsterreinen die worden heringericht (zoals het SUWI-traject bij SZW); of

* gaan over de reguliere wettelijke bekostiging (zoals bij OCenW).
De stuurgroep Doreac, die de doorlichting coördineert, heeft de departementen voorbereid op de doorlichting. Zo is in samenwerking met het adviesbureau Twijnstra Gudde Management Consultants een handleiding voor de doorlichting ontwikkeld met de titel Naar een doeltreffend toezicht bij regelingen. Deze handleiding was als bijlage opgenomen bij de brief van 18 november 1999. Verder heeft de stuurgroep eind 1999 een startconferentie georganiseerd en begin 2000 workshops op de departementen gehouden.

De Algemene Rekenkamer heeft mij een schriftelijke reactie gegeven op de handleiding Naar een doeltreffend toezicht bij regelingen. De Rekenkamer onderschrijft de waarde van de gekozen bestuurlijke benadering. Ook is zij van mening dat met de handleiding een goede aanzet is gegeven ten aanzien van de doorlichtingsoperatie betreffende de bestuurlijke visie en de bekostigings-systematiek van de subsidie- en andere regelingen. De Algemene Rekenkamer vraagt wel nog eens aandacht voor het strikt handhaven van het uitgangspunt dat bij de verstrekking van rijksgeld voorwaarden gelden, waarbij de minister steeds redelijke zekerheid dient te krijgen over de naleving van deze voorwaarden. Hierin voorziet de gekozen aanpak.

De departementen hebben in november 2000 de rapportage over de eerste tranche doorlichtingen afgerond. De stuurgroep Doreac heeft bij de departementale rapportages per regeling een marginale toets uitgevoerd. Zo wordt gewaarborgd dat de departementen de doorlichting adequaat uitvoeren. De departementen hebben in de eerste tranche 86 regelingen doorgelicht met een indicatief budgettair beslag van circa 2,9 miljard gulden.

Departementen stellen bij 20 regelingen wijzigingen voor. Door deze wijzigingen wordt het toezicht meer in overeenstemming gebracht met de bestuurlijke visie, de bekostigingswijze en de zekerheid die het departement wenst bij de regeling. Zo wil een aantal departementen gebruik gaan maken van additionele toezichtsinstrumenten zoals kengetallen en benchmarking om meer inzicht te krijgen in de doelmatigheid. Ook denken departementen na over het gebruik of het wijzigen van controleprotocollen waarin de werkzaamheden van de accountant zijn uitgewerkt.

Verder noemen departementen motieven om de accountantsverklaring te handhaven. Deze motieven zijn bijvoorbeeld:

* de vereiste accountantsverklaring door artikel 393 BW 2 is van toepassing;

* het voldoen aan de rechtmatigheidseis;

* het ontbreken van een alternatief;

* de objectiviteit van de accountant;

* de omvang van de subsidie;

* de goede ervaringen met de accountantsverklaring.
Meerdere departementen geven in hun rapportages aan bij nieuwe regelingen rekening te zullen houden met de bestuurlijke benadering, die is uitgelegd in de handleiding Naar een doeltreffend toezicht.

Hieronder zijn de eerste resultaten van de doorlichting samengevat.

Ministerie

aantal

Indicatie budgettair beslag

(* 1.000.000)

wijziging regeling?

acountants-verklaring geschrapt

Algemene Zaken









Buitenlandse Zaken









Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties









Defensie



14




1

Economische Zaken

17

839


1


1

Financiën




2





Justitie

10

775





Landbouw Natuurbeheer en Visserij



36





Onderwijs Cultuur en Wetenschappen

20


1.033


1



Sociale Zaken en Werkgelegenheid2


6


60


2



Verkeer en Waterstaat3



151





Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieu


3

10





Volksgezondheid, Welzijn en Sport


1







Totalen:


86


2.920


20


2

In de bijlage treft u een beschrijving op hoofdlijnen aan van de resultaten per departement. Na afronding van het Doreac-project in april 2002 zal ik u een uitvoerige slotrapportage toesturen over de resultaten van de doorlichting. De ervaringen opgedaan met het doorlichten in deze eerste tranche zal de stuurgroep Doreac meenemen bij de tweede en derde tranche doorlichtingen. Naar verwachting zal u na de zomer 2001 worden geïnformeerd over de resultaten van de tweede tranche.

De minister van Financiën

Bijlage

Overzicht resultaten Doreac eerste tranche per departement

Algemene Zaken heeft géén regelingen, die moeten worden doorgelicht.

Buitenlandse Zaken heeft aanvankelijk één regeling voor doorlichting in de eerste tranche aangemeld (de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken). Bij nader inzien bleek de doorlichting van deze regeling een hoog abstractieniveau te krijgen zonder operationele meerwaarde. Om deze reden is besloten deze regeling gedetailleerder te onderzoeken, wat neerkomt op circa 25 specifieke doorlichtingen. Conform een nieuwe planning zal de rapportage over de gehele doorlichting van Buitenlandse Zaken tijdens de tweede tranche plaatsvinden.

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft de werkzaamheden voor de 19 door te lichten regelingen gepland in de tweede en derde tranche. Dit betekent, dat er nu geen resultaten te melden zijn.

Defensie doet in drie van de vijf doorgelichte regelingen voorstellen tot aanpassing.

Door de doorlichting wordt voor twee regelingen voorgesteld gebruik te gaan maken van aanvullende toezichtsinstrumenten (kengetallen en benchmarking). De accountantsverklaring van één subsidie wordt geschrapt, omdat de hoogte van het subsidie niet in verhouding staan met de kosten van de accountantscontrole.

Economische Zaken doet één voorstel tot wijziging. Het huidige toezichtsinstrumentarium bij die regeling biedt een grote mate van zekerheid. Een accountantsverklaring is niet meer noodzakelijk.

Verder zijn negen mogelijke verbeterpunten geïdentificeerd die een nader onderzoek recht-vaardigen. Economische Zaken zal in de tweede tranche de haalbaarheid van deze verbeterpunten onderzoeken. Daarnaast is besloten het departementale beleidskader voor het opvragen van accountantsverklaringen te evalueren. Economische Zaken geeft expliciet aan dat het Doreac-proces een meerwaarde heeft voor inmiddels nieuw vormgegeven (concept)regelingen.

Financiën heeft een aantal overige regelingen doorgelicht, waarbij om zeer uiteenlopende redenen om een accountantsverklaring wordt gevraagd. Uit de doorlichtingen is naar voren gekomen dat de accountantsverklaring een adequaat toezichtsinstrument is. Voor géén van deze regelingen wordt daarom een aanpassing in het toezichtsinstrumentarium voorgesteld.

Justitie heeft de Doreac doorlichtingen gekoppeld aan het departementale Government Governance project waarbij de sturing en toezichtsrelatie binnen Justitie worden onderzocht. Van de 10 doorlichtingen worden 8 wijzigingen in de regelingen voorgesteld. Justitie geeft daarbij aan, dat dit veelal wijzigingen in de besturing betreft, die overigens niet leiden tot de afschaffing van de accountantsverklaring. Veelal is sprake van een verbreding van toezicht met onderzoeken ter zekerstelling van de omvang en de kwaliteit van de met het veld afgesproken productie.

Landbouw, Natuurbeheer en Visserij ziet géén aanleiding om de regelingen die in de eerste tranche zijn doorgelicht aan te passen. De belangrijkste reden hiervoor is dat wijziging van deze regelingen nagenoeg geen effect heeft op de beoogde vermindering van administratieve lasten voor het bedrijfsleven. De in het kader van Doreac genoemde beleidslasten omvatten echter meer. Ook de (uitvoerings) lasten bij de subsidieverstrekker vallen daaronder. In de doorlichting van de tweede tranche zal dit aspect meegenomen worden. De uitgevoerde doorlichtingen geven wel aanleiding om het LNV-Handboek Financiële Regelingen bij te stellen op het punt van bekostigingssystematiek (een leidraad voor de ontwikkeling van een regeling) en de evaluaties daarvan.

Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen stelt gemotiveerd voor negentien regelingen niet aan te passen, die in de eerste tranche zijn doorgelicht. Voor deze regelingen vindt OCenW de accountantsverklaring een goed instrument om te bezien of de subsidie is besteed aan de doelen waarvoor zij beschikbaar is gesteld. Bovendien geeft OCenW aan dat de in een aantal regelingen gevraagde accountantsverklaring door artikel 393 van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek al verplicht is. In deze gevallen is géén sprake van extra administratieve lasten. Tot slot noemt OCenW de omvang van de subsidiebedragen als een argument om de noodzaak van een accountantsverklaring aan te tonen. Bij één regeling zal een aanvullend toezichtsinstrument worden voorgeschreven.

Een gevolg van de doorlichting bij OCenW is dat de mogelijkheden zullen worden onderzocht om interne richtlijnen te harmoniseren voor het onderdeel accountantsverklaring. Zo zal worden nagedacht over het vaststellen van de hoogte van een subsidiebedrag waarvoor géén accountantsverklaring nodig is. Tevens zal worden onderzocht of het mogelijk is, het tijdstip van indiening van de accountantsverklaring samen te laten vallen met de jaarlijkse reguliere controle van het financieel jaarverslag.

Sociale Zaken en Werkgelegenheid wil bij twee regelingen de criteria aanpassen die bepalen wanneer een accountantsverklaring moet worden overlegd. Dit kan betekenen dat in de toekomst minder accountantsverklaringen bij deze regelingen worden gevraagd.

Verkeer en Waterstaat doet vijf voorstellen voor aanpassing van de 11 regelingen die zijn doorgelicht. De voorstellen hebben vooral betrekking op het duidelijker formuleren van de doelstellingen van regelingen. Voor één regeling is nog niet duidelijk welke aanpassingen hierbij noodzakelijk zijn; of de accountantsverklaring gehandhaafd blijft zal in de tweede tranche duidelijk worden.

Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieu heeft drie regelingen doorgelicht tijdens de eerste tranche. De doorlichting heeft aan het ministerie geen nieuwe inzichten opgeleverd die tot aanpassing van de regelingen leiden. Dit wordt veroorzaakt door het feit dat bij de drie regelingen sprake is van regelgeving waarmee een zelfstandig bestuursorgaan wordt ingesteld of waarmee een publieke taak aan een stichting wordt toegekend. De accountantsverklaring wordt in die gevallen gezien als een essentieel onderdeel van het toezichtsarrangement om de ministeriële verantwoordelijkheid te kunnen waarborgen. Tevens is een interne beleidslijn (bij DG milieu) beoordeeld aan de hand van de doreac-handleiding. Daarbij zal vooralsnog geen aanpassingen plaatsvinden.

Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft conform de planning één regeling doorgelicht in deze tranche. Aanpassingen in deze regeling worden niet voorgesteld omdat, uitgaande van de bestuurlijke visie, de accountantsverklaring noodzakelijk is. Met name de scheiding tussen markt en overheid is zo principieel dat een externe controle van de accountants nodig is.