Partij van de Arbeid

Den Haag, 22 februari 2001

BIJDRAGE VAN GERRITJAN VAN OVEN (PVDA) AAN HET PLENAIRE DEBAT OVER HET INTERNATIONAAL STRAFHOF

Inleiding

De Tweede Kamer behandelt vandaag het Voorstel tot goedkeuring van het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof. Historische gebeurtenis. Voor het eerst in de wereldgeschiedenis wordt een universeel en onafhankelijk strafhof wordt gecreëerd. Universeel, dat wil zeggen in beginsel en in potentie rechtsmacht, in de gehele wereld. Onafhankelijk, dat wil zeggen voor zijn functioneren niet gebonden aan een landsregering of aan een internationale organisatie. Niet gebonden na of in een conflict aan "de overwinnende partij" zoals de tribunalen van Neurenberg en Tokio. De wereld sticht een instituut tegen onrecht.

Stap in de ontwikkeling van de internationale rechtsorde die de PVDA (als voorvechter van die internationale rechtsorde) van harte toejuicht. Het totstandkomingstraject hebben wij dan ook met veel belangstelling gevolgd. Er is hard genoeg aan gewerkt. De omstandigheid dat Den Haag tot vestigingsplaats is verkozen (vrijwel zonder slag of stoot) stemt te meer tot tevredenheid. De Nederlandse residentie was al plaats van vestiging van het Vredespaleis en van het ICTY; de vestiging van het Strafhof is een kroon op die ontwikkeling.

De regering komt een gelukwens toe voor haar aandeel in deze ontwikkelingen. Meer persoonlijk uiteraard in de richting van Mr. A. Bos als "urheber", maar toch ook in de richting van andere hardwerkende, ijverige ambtenaren die hun aandeel hebben geleverd, volgens de PREPCOM-zitting van december 1999.

In het navolgende een aantal vragen, opmerkingen en zorgen en zelfs een amendement. Dit mag niet het zicht op de uitkomst van dit debat verduisteren: de PvdA-fractie gaat dan ook van ganser harte akkoord met de ratificatie en ook met de voorliggende goedkeuringswet. En hoopt dat die kamerbreed zal worden gesteund.



* De totstandkoming van het Statuut

* Het Statuut zelf


* 3. Gevolgen voor Nederland

* 4. Parlementaire controle

Vooraf: wij betreuren de late indiening van het voorstel betreuren. Nederland had vooraan moeten staan. Nu hebben 28 landen al geratificeerd, onder wie een aantal EU-leden. Nederland zal - ondanks snelle actie in Tweede-Kamerverband - niet vóór de zomer ratificeren. (Notitie over totstandkoming verdragen laat voor wat betreft het Strafhof nog wel vragen over. Wellicht nog net binnen de eerste 60. Dat staat het toekomstige gastland niet fraai.)

1. De totstandkoming van het Statuut

Wat opvalt is dat het Hof veel sneller tot stand komt dan aanvankelijk werd verwacht. De vraag is hoe dat komt. Toegenomen moreel besef? De PvdA vreest dat het minstens evenzeer aan de gruwelen ligt die zich afspeelden in recente conflicten. (Is er zoveel veranderd sedert de tijd dat de 80-jarige oorlog in 1765 door van der Vynckt, Raadsheer in de Raad van Vlaanderen beschreven werd onder de titel "Nederlandsche beroerten"? Volgens de voorbije eeuw, door Brezinski getypeerd als de century of megadeath: hij berekent (in 1993) al 170 miljoen doden als gevolg van oorlogen en totalitaire genocide en noemt de 20ste eeuw "mankinds most bloody and hateful century, a century of hallucinatory politics of monstruous killings" in zijn boek Out of Control.)

Strafrechtspleging heeft 4 functies: vergelding (leedtoevoeging), generale preventie (afschrikking), speciale preventie (voorkomen van herhaling), uitdeuking van de rechtsorde (vrij vertaald: het herstel van een uitgedeukt blikje, het normaliseren van menselijke betrekkingen). Al die functies kan ook het Hof vervullen in de internationale rechtsgemeenschap-in-wording. Een rechtsgemeenschap die niet langer alleen staten kent als rechtssubjecten maar nu ook individuen. Een steeds menselijker rechtsgemeenschap.

Erkend dient dat het Hof sterke beperkingen kent. In de te berechten misdrijven, in de toegang tot de rechter, (voorlopig) in het aantal deelnemende staten. En dat het nog gezag zal moeten verwerven. Niettemin een keerpunt in de ontwikkeling.

De tribunalen voor Rwanda en Joegoslavië zijn het strafhof voorgegaan. Dat is een voordeel, omdat door die tribunalen als het ware belangrijk pionierswerk is verricht. Het functioneren van het Rwanda Tribunaal was - zeker in het begin - een bron van zorg. Voor wat betreft het Joegoslavië Tribunaal hebben we dat in Nederland concreet mee kunnen maken. Dat Tribunaal is gegroeid. Wij hebben daar in het verleden zorgen over gehad. De samenwerking met staten, met de VN, met de in ex-Joegoslavië gelegerde troepen schoot - aanvankelijk zeer - te wensen over.

De financiële situatie van het tribunaal was aanvankelijk slecht. Het ergste was dat de onder VN-vlag uitgezonden troepen niet bereid of in staat waren tot arrestatie over te gaan. Waren of zijn? Blijft een ergernis dat juist de zwaarste verdachten niet zijn opgepakt. Karadcic en Mladic (nu weer onvindbaar).Talrijk zijn de geruchten dat SFOR wel degelijk wist waar de beide hoofdverdachten zich bevonden. Eenmaal zou zelfs Mladic zelfs in een hoofdkwartier omsingeld zijn geweest. Ondenkbaar dat de troepen in ex-Joegoslavië niet zouden kunnen weten waar die mannen zijn! Talloze malen zijn over het niet arresteren van personen op de lijst van het tribunaal in deze kamer vragen gesteld. Telkenmale was het antwoord van de regering even onbevredigend.

Nog deze week vroeg ik tijdens een bijeenkomst van de NAVO-assemblee aan de assistent SG Klaiber wat de reactie was op de suggestie van mevrouw Del Ponte binnen de NAVO een speciale arrestatiemacht in te stellen voor de arrestatie van oorlogsmisdadigers. Van Traa verwees naar het voorbeeld van de Westduitse GSG 9-groep die een rol speelde bij de beëindiging van oorlogsmisdaden. Het antwoord was dat de NAVO geen formele band met het ICTY heeft maar dat men overigens formally de inspanningen van de aanklager steunt.

Hoe komt dat? Van waar die altijd terughoudende houding van de verdragsorganisatie? Wat wordt door de Nederlandse regering gedaan om daarbinnen een andere attitude te bevorderen? Zou juist niet op het gebied van de arrestatie lering getrokken moeten worden van de ervaringen van het tribunaal? Ligt in het niet arresteren van verdachten niet een levensgroot geloofwaardigheidsrisico voor het Strafhof? Moeten dus juist op dit gebied in militaire verdragsorganisaties als de NAVO harde afspraken worden gemaakt? Gaat de regering dat bevorderen? Hoe en wanneer? Is de regering bereid dit aspect bij de vorming van een Europese defensiemacht een rol te laten spelen?

Natuurlijk zullen voorlopig de grootmachten in deze wereld van essentieel belang zijn voor het welslagen van het Hof. In die zin is zorgelijk dat van de permanente leden van de Veiligheidsraad (VR) drie leden hebben getekend maar er slechts twee zullen ratificeren. Temeer omdat die leden kunnen bewerkstelligen dat de VR geen gebruik maakt van de mogelijkheid een situatie aan het Hof voor te leggen. Natuurlijk is het mooi dat de VS door een (wat dit betreft gelukkige) midnight beslissing van President Clinton nog heeft getekend met Israël in zijn spoor. Maar van dit congres kan ratificatie nauwelijks worden verwacht (evenmin als van de nieuwe Israëlische regering). Wat zal - bijvoorbeeld door de EU - worden ondernomen om de VS tot ratificatie, China en Rusland tot toetreding te bewegen?

2. Het Statuut zelf

Voor wat betreft de te berechten misdrijven is gekozen voor een weerslag van het bestaande verdrags- en gewoonterecht. Dat heeft als nadeel dat bepaalde schendingen van het humanitaire recht tijdens interne conflicten niet onder het Statuut vallen. Ook is het misdrijf "agressie" voorlopig niet opgenomen omdat over de inhoud daarvan geen overeenstemming bestaat. Blijven belangrijke punten van aandacht bij herzieningen. Nederland moet op die punten alert blijven. Ziet de regering daartoe nog kansen de komende tijd? Of ligt de zaak nu zeven jaar stil?

In 1998 - vlak voor de conferentie in Rome - heeft de PvdA-fractie als belangrijkste ijkpunten ingebracht: de rechtsmacht van het Strafhof, de bevoegdheid van de aanklager en de opschortingsbevoegdheid van de VR. Bij afweging tussen een strafhof met zwakke bevoegdheden en veel draagkracht en een hof met sterke bevoegdheden en voorlopig minder draagkracht koos de PvdA-fractie voor het laatste, het groeimodel. Het ziet er naar uit dat op alle drie de punten een redelijk resultaat bereikt is. En dat het draagvlak niettemin potentieel groot is.

Onderhandelingen

Ad. Straffeloosheid van rechtspersonen

Te betreuren. De regering meent dat "de individuele leden van een dergelijke rechtspersoon niet straffeloos hoeven blijven" gelet op art. 25 van het Statuut. Kan de regering aangeven welke relatie van die personen tot de rechtspersoon dan zou worden vereist? Hoe zal dit in de implementatiewetgeving worden verwerkt?

Vestiging van het Strafhof in Den Haag

Hier wordt ingegaan op de vraag naar de executiemogelijkheden. Waar wordt de gevangenisstraf uitgezeten? Nederland is wat dit betreft afhankelijk van de medewerking van andere lidstaten en rekent op die medewerking. Maar de restcapaciteit zal toch door Nederland ter beschikking moeten worden gesteld. Zijn er - naast Spanje - al andere lidstaten die verklaard hebben de executie van veroordeelden te willen verzorgen? Wat wordt gedaan om dat aantal te bevorderen?

De mogelijkheid van een positief jurisdictiegeschil tussen het Hof en het Joegoslavië Tribunaal: de regering acht de kans daarop niet "geheel uitgesloten" maar niet groot. Wat zou er in een dergelijk geval gebeuren?

Beoordeling van het Statuut

Hier gaat het om de vraag welk soort recht de strafrechtspleging van het Hof zal gaan beheersen: Civil-law of common-law. De indruk bestaat dat het systeem iets minder civil-law gericht is dan het regime van het Joegoslavië-tribunaal. De regering stelt dat het een stelsel "sui-generis" zal zijn. Geruststellend merkt de regering op dat er van doorwerking in de regels van het Nederlandse strafrecht geen sprake zal zijn.

Het is de vraag of een zo stellige stellingname wel klopt. Van "verwante" rechtsstelsels gaat altijd een zekere beinvloeding uit. Maar in dit geval zal een stukje oorlogsrechtspraak in het nederlands strafrecht geincorporeerd moeten worden. Kan de Minister van Justitie meer concreet aangeven welke rol deze ontwikkeling (en dergelijke: Volgens het EVRM) op het studieproject inzake de grondslagen van Strafvordering zal hebben? Zouden wij als parlement trouwens niet eens over de voortgang van dat project moeten worden geinformeerd?

Grondwettelijke aspecten

De PvdA-fractie begrijpt de stelling van de regering zo dat er veiligheidshalve vanuit wordt gegaan dat aanvaarding van het Statuut afwijking van de Grondwet impliceert. Wel de vraag wat dat zou betekenen wanneer de goedkeuringswet met minder dan 2/3 zou worden aangenomen. Gelukkig is die kans klein.

Art. 3 Zetel van het Hof

Moet voor iedere zitting in een andere staat een zetelovereenkomst bestaan?

De PvdA-fractie is er niet voor dat de rechtsmacht van het Hof al te snel zou worden uitgebreid buiten de zogenaamde core crimes. Het Hof moet kunnen groeien en dat zal verreweg het beste lukken wanneer het zaken berecht die volstrekt duidelijk voor iedereen als zeer ernstige misdrijven worden beschouwd.

Met betrekking tot terrorisme en drugs bestaan trouwens wel al allerlei internationaal rechtelijke voorzieningen. Wat zal hieromtrent de houding van de Nederlandse regering zijn tijdens de herzieningsconferentie?

Art.11 Rechtsmacht ratione temporis

De PvdA-fractie is het eens met de hier gegeven redenering dat berechting een voorwaarde is voor verzoening binnen door conflict verscheurde landen (de uitdeuking).

Niet duidelijk vindt de PvdA de passage over de zogenaamde verzoeningsprocessen. Uitdeuking biedt dat wel, zij het vooral binnen de samenleving waar dat verzoeningsproces zich heeft voorgedaan, maar ook daarbuiten kunnen slachtoffers zijn gevallen. Vergelding biedt het niet. De regering zegt: "Het Statuut geeft op deze wijze dus ruimte aan nationale processen van verzoening, mits deze het ter verantwoording roepen van de daders met zich brengen". Maar daar gaat het toch juist om? Wanneer de betrokkenen in een (nationaal) strafproces ter verantwoording worden geroepen dan vervalt (onder voorwaarden) de rechtsmacht van het Hof. Zoniet, dan blijft die rechtsmacht in stand maar kan de aanklager van vervolging afzien. Wanneer de vervolgingsbeslissing beslissend is lijkt het verzoeningsproces niet te kunnen baten? Klopt dat?

Art.13 t/m 15

De eigen initiatiefmogelijkheid van de Aanklager gecontroleerd door de Kamer van Vooronderzoek is uiteraard cruciaal.

Voorlopig onderzoek door de Aanklager: dat betekent "min of meer actief naspeuringen doen"?

De PvdA-fractie heeft (in het verleden) altijd de onafhankelijke aanklager gesteund. De uiteindelijke tekst van art. 15 is een compromis. Uiteindelijk is noch de aanklager noch de VR almachtig. Wel is uiteraard van het grootste belang dat de Aanklager (zeker de eerste) zodanig benoemd en zodanig uitgerust zal zijn dat zij of hij zich het benodigde gezag zal kunnen verwerven.

Art. 17 t/m 20 complementariteit

De regering geeft toe dat het Statuut niet dwingt tot het vestigen van rechtsmacht over de in het Statuut omschreven misdrijven door de lidstaten. Maar dat zou wel volgen uit de systematiek van het statuut.

Dreigt nu niet een situatie dat in een aantal lidstaten niet op tijd aan die (morele) verplichting zal zijn voldaan? En wat betekent dat voor de overgangstijd?

Een andere vraag is hoe lang het Hof moet wachten voor het kan besluiten dat de betrokken lidstaat niet bereid of in staat is? Is dit niet een zwakke stee in het geheel? Komt het Hof hier niet in lastig diplomatiek vaarwater?

Zelden wordt een rechtsplegend orgaan niet geplaagd door overbelasting. De aanklager die moet beslissen of hij vindt dat de nationale staat die beweert te gaan vervolgen tijd genoeg heeft gehad staat voor een lastige keus. Neemt hij de zaak te vroeg (en dus misschien onnodig) over dan belast hij het Hof onnodig. Wacht hij te lang dat zal dat wellicht zijn bewijsmogelijkheden nadelig beïnvloeden of althans doorwerken in de straf.

Daarbij moet dan telkens worden ingeschat hoe serieus de inspanningen van de nationale lidstaat zijn. Graag commentaar van de regering.

Art. 20 ne bis in idem

Hier wordt gesteld dat art. 20 Statuut verder gaat dat ons art. 68, lid 2. Dit zou moeten leiden tot een wijken van art. 68 voor art. 20. Dit zou met name buiten het geval van de nieuw te bepalen nationale wetgeving om een rol kunnen spelen (bijvoorbeeld wanneer het Strafhof vrijspreekt waarna vervolgens een "gewone" officier van justitie zou willen gaan vervolgen voor moord of verkrachting. Wanneer in een dergelijk geval art. 20 prevaleert dan ontstaat er wel een gekke situatie als je dat vergelijkt met een vrijspraak voor een nationaal oorlogstribunaal in het buitenland. Daarvoor zou art. 68 immers onverkort gelden!. Art. 68 zal so wie so gewijzigd moeten worden.

Wellicht in tweeërlei opzicht in de richting van het Statuut: dus een verlichting van de criteria, anderzijds door de toevoeging van een intrinsieke beoordeling van (de wijze van totstandkoming) het buitenlandse vonnis. Een revolutie in ne bis in idem land.

Art. 27 Irrelevantie van de officiële hoedanigheid

Voor wat betreft de leden van de Staten Generaal

Wanneer de "hoofdregel van de immuniteit overigens onverkort van toepassing blijft", lijkt er een probleem inzake de complementariteit. Is dat wel gewenst?

Art. 42 Parket van de aanklager

Is dat nu geregeld?

Art. 69 Bewijs

Niet volledig kan worden uitgesloten dat het Hof een feitelijk oordeel geeft over de toepassing of schending van het nationale recht, inzake de bewijsvergaring. Positief jurisdictiegeschil uitgesloten. Maar wat dan? Stel dat in dezelfde zaak een verdachte voor de Nederlandse rechter komt en een verdachte voor het Hof. Indien het Hof bewijsmateriaal uitsluit (eventueel met fataal gevolg voor de vervolging) wat dan ten aanzien van de "nationale" verdachte? Haar veroordeling op grond van dezelfde bewijsmiddelen is dan toch pijnlijk?

Deel 8 Beroep en herziening

Op zich is de beperking van het beroep tot een toetsing aan juridische maatstaven begrijpelijk. Maar het is wel in strijd met het Bupo. En het Bupo Comitee bepaalde net dat Spanje in een dergelijk geval het verdrag schond en dat moest aanpassen (zelf hebben wij op dat punt de belastingrechtspraak; Kamerdebat). Voor de Nederlandse strafrechtspleging zijn ook twee feitelijke instanties voorgeschreven. Ook hier dus weer een verschil.

Waarom was de beoordeling in twee feitelijke instanties "voor dit Hof niet haalbaar"?

Art.90 Concurrerende verzoeken

In de Nota naar aanleiding van het verslag wordt hier aangegeven dat de regering in verdragen die worden gesloten met andere staten om buitenlandse militairen te laten opereren vanaf Nederlands grondgebied geen clausules zal accepteren "die overdracht uit die staat aan het Strafhof verbieden". Maar dit lijkt in de volgende zin te worden teruggenomen.

Laten wij hier nu eens de FOL-discussie op loslaten. Is nu helemaal ondenkbaar dat Amerikaanse militairen opererend vanuit de FOL-bases handelingen verrichten die door een aanklagende partij als vergemakkelijking van misdrijven tegen de menselijkheid zouden worden beschouwd? Bijvoorbeeld in verband met het verdrijven van mensen van het gebied waar zij leven. Wat dan?

Zijn de immuniteitsclausules als in het FOL's verdrag voorzien niet in strijd met tenminste de geest van het Statuut tenminste voor zover het misdrijven als in het Statuut genoemd betreft? Hoe kijkt de regering daar tegenaan?

3. Gevolgen voor Nederland

Deze zijn enorm.

Implementatiewetgeving

De implementatie heeft betrekking op twee gebieden: rechtshulpregels en materieelrechtelijke bepalingen door middel waarvan de omschrijvingen van strafbare feiten als in het Statuut gekwalificeerd in het Nederlandse recht worden overgenomen. Daarbij zal ook beslist moeten worden welke instantie(s) zich met de berechting van oorlogsmisdrijven in Nederland gaan bezighouden (de gewone rechterlijke macht of een aparte instantie).

De implementatienotitie van 8/12 stemt in die in zorgelijk dat nog een heel wetgevingstraject doorlopen moet worden vóór, laten we zeggen, 1 januari 2003. Is er inmiddels een wetsontwerp naar de Raad van State? Wanneer kan de Tweede Kamer de ontwerpwetgeving verwachten?

De ervaringen met het NOVO-team in Arnhem (tot nu toe nog geen enkele zaak aangebracht bij de rechter) stemmen wat dit betreft tot zorg. Het team lijkt vast te lopen op bewijsproblemen en menskracht. Het is noodzakelijk hier op korte termijn resultaat te behalen. (zonodig motie tot uitbreiding van het team met 8 rechercheurs (= 1 miljoen, zit in PvdA-nota Kracht en Kwaliteit)

Begrijpt de PvdA-fractie goed dat uitgerekend dit team tot complementair oorlogsmisdadigersvervolgingsteam zal moeten worden omgebouwd? Maar dat gaat toch niet met anderhalve man en een paardekop (vragen van Van Oven d.d. februari 2001 + eerder)!

Daarnaast speelt de kwestie van de coördinatie in JBZ-verband (algemeen overleg oktober 1999).

De implementatiewetgeving moet klaar zijn wanneer het Hof start. Dus in beginsel per 2003. Dat stelt eisen aan het wetgevingstraject. Hoe ver is de regering?

Huisvesting van het Hof

De regering stelt dat het wat betreft de huisvesting van het Hof niet op de besluitvorming in de Ministerraad vooruit wil lopen. Uiteraard dient die opvatting te worden gerespecteerd. Maar hoe snel zal het Hof van start gaan? En wat is er dan klaar? Wanneer is het resultaat van de besluitvorming in de Ministerraad te verwachten? Een oplossing van het laatste probleem zou kunnen worden gevonden in Kamp Zeist waar momenteel het Schotse Hof dat de Lockerbiezaak behandelt, is gevestigd (maar kan dat in verband met de zetelbepaling).

De permanente vestiging van het Hof in Nederland brengt een aantal specifieke veiligheidsproblemen met zich mee. Op welke manier wordt daaraan het hoofd geboden?

Specifieke positie Nederland

Momenteel is er nog geen zetelverdrag tussen Nederland als gastland en het Strafhof. Formeel kunnen de onderhandelingen pas beginnen als het Statuut in werking is getreden. Pas dan bestaat het Hof immers formeel. De basisbeginselen zullen echter al later dit jaar worden vastgesteld door de Voorbereidende Commissie. De vraag is of de onderhandelingen naar wens verlopen. De regering is bereid om het zetelverdrag vrijwillig aan de Kamer ter goedkeuring voor te leggen, mocht de Kamer dit wensen. De PvdA lijkt het een goede zaak als het zetelverdrag aan het parlement wordt voorgelegd.

4. Parlementaire controle

De Vergadering van Staten die partij zijn, krijgt belangrijke bevoegdheden bij institutionele wijzigingen en bij een eventuele herziening van het Statuut. De regering heeft beloofd de Tweede Kamer te informeren over de agenda van bijeenkomsten waar de in art. 122 van het Statuut bedoelde wijzigingen aan de orde komen. Dat is mooi maar niet voldoende. Voor toekomstige regeringen vormt het geen garantie. Maar belangrijker is nog dat het belangrijk is de betrokkenheid van het parlement bij de besluitvorming in het kader van het statuut in de goedkeuringswet tot uitdrukking te brengen. Vandaar het amendement.

Om daar als parlement ook voorafgaand controle op te kunnen uitoefenen behoort tenminste een notificatieplicht in het leven te roepen, zodat de regering verplicht is om de Kamer in te lichten als belangrijke punten op de agenda staan van de Vergadering van Staten die partij zijn. De Kamer heeft dan de mogelijkheid om hierover voorafgaand met de regering te overleggen en niet achteraf met voldongen feiten te worden geconfronteerd (waarbij alleen de mogelijkheid bestaat om de wijzigingen te accepteren of het Statuut op te zeggen).

Vergelding, afschrikking, voorkoming van oorlogsmisdrijven en misdrijven tegen de menselijkheid op globaal niveau. Dat is de inzet van dit wetsontwerp, niet meer en niet minder. Het is een essentieel onderdeel van de maakbare samenleving op wereldschaal. De mensheid verschaft zich een eigen correctiemechanisme, maakt het mogelijk de inbreuken op de wereldrechtsorde te corrigeren, goed te maken, uit te deuken.

Laat ik de woorden gebruiken die Maarten van Traa in een van zijn laatste artikelen in 1997 bezigde: "Alle cynisme en onvolkomenheden van de huidige gang van zaken - met als triest hoogtepunt het vernietigende rapport over het werk van het Rwanda Tribunaal in Arusha - ten spijt, blijf ik me toch vastklampen aan de mogelijkheid het recht van de machtige te vervangen door de macht van het recht".