Den Haag, 22 februari 2001
BIJDRAGE VAN GERRITJAN VAN OVEN (PVDA) AAN HET PLENAIRE DEBAT OVER HET
INTERNATIONAAL STRAFHOF
Inleiding
De Tweede Kamer behandelt vandaag het Voorstel tot goedkeuring van het
Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof. Historische
gebeurtenis. Voor het eerst in de wereldgeschiedenis wordt een universeel en
onafhankelijk strafhof wordt gecreëerd. Universeel, dat wil zeggen in
beginsel en in potentie rechtsmacht, in de gehele wereld. Onafhankelijk, dat
wil zeggen voor zijn functioneren niet gebonden aan een landsregering of aan
een internationale organisatie. Niet gebonden na of in een conflict aan "de
overwinnende partij" zoals de tribunalen van Neurenberg en Tokio. De wereld
sticht een instituut tegen onrecht.
Stap in de ontwikkeling van de internationale rechtsorde die de PVDA (als
voorvechter van die internationale rechtsorde) van harte toejuicht. Het
totstandkomingstraject hebben wij dan ook met veel belangstelling gevolgd.
Er is hard genoeg aan gewerkt. De omstandigheid dat Den Haag tot
vestigingsplaats is verkozen (vrijwel zonder slag of stoot) stemt te meer
tot tevredenheid. De Nederlandse residentie was al plaats van vestiging van
het Vredespaleis en van het ICTY; de vestiging van het Strafhof is een kroon
op die ontwikkeling.
De regering komt een gelukwens toe voor haar aandeel in deze ontwikkelingen.
Meer persoonlijk uiteraard in de richting van Mr. A. Bos als "urheber", maar
toch ook in de richting van andere hardwerkende, ijverige ambtenaren die hun
aandeel hebben geleverd, volgens de PREPCOM-zitting van december 1999.
In het navolgende een aantal vragen, opmerkingen en zorgen en zelfs een
amendement. Dit mag niet het zicht op de uitkomst van dit debat
verduisteren: de PvdA-fractie gaat dan ook van ganser harte akkoord met de
ratificatie en ook met de voorliggende goedkeuringswet. En hoopt dat die
kamerbreed zal worden gesteund.
* De totstandkoming van het Statuut
* Het Statuut zelf
* 3. Gevolgen voor Nederland
* 4. Parlementaire controle
Vooraf: wij betreuren de late indiening van het voorstel betreuren.
Nederland had vooraan moeten staan. Nu hebben 28 landen al geratificeerd,
onder wie een aantal EU-leden. Nederland zal - ondanks snelle actie in
Tweede-Kamerverband - niet vóór de zomer ratificeren. (Notitie over
totstandkoming verdragen laat voor wat betreft het Strafhof nog wel vragen
over. Wellicht nog net binnen de eerste 60. Dat staat het toekomstige
gastland niet fraai.)
1. De totstandkoming van het Statuut
Wat opvalt is dat het Hof veel sneller tot stand komt dan aanvankelijk werd
verwacht. De vraag is hoe dat komt. Toegenomen moreel besef? De PvdA vreest
dat het minstens evenzeer aan de gruwelen ligt die zich afspeelden in
recente conflicten. (Is er zoveel veranderd sedert de tijd dat de 80-jarige
oorlog in 1765 door van der Vynckt, Raadsheer in de Raad van Vlaanderen
beschreven werd onder de titel "Nederlandsche beroerten"? Volgens de
voorbije eeuw, door Brezinski getypeerd als de century of megadeath: hij
berekent (in 1993) al 170 miljoen doden als gevolg van oorlogen en
totalitaire genocide en noemt de 20ste eeuw "mankinds most bloody and
hateful century, a century of hallucinatory politics of monstruous killings"
in zijn boek Out of Control.)
Strafrechtspleging heeft 4 functies: vergelding (leedtoevoeging), generale
preventie (afschrikking), speciale preventie (voorkomen van herhaling),
uitdeuking van de rechtsorde (vrij vertaald: het herstel van een uitgedeukt
blikje, het normaliseren van menselijke betrekkingen). Al die functies kan
ook het Hof vervullen in de internationale rechtsgemeenschap-in-wording. Een
rechtsgemeenschap die niet langer alleen staten kent als rechtssubjecten
maar nu ook individuen. Een steeds menselijker rechtsgemeenschap.
Erkend dient dat het Hof sterke beperkingen kent. In de te berechten
misdrijven, in de toegang tot de rechter, (voorlopig) in het aantal
deelnemende staten. En dat het nog gezag zal moeten verwerven. Niettemin een
keerpunt in de ontwikkeling.
De tribunalen voor Rwanda en Joegoslavië zijn het strafhof voorgegaan. Dat
is een voordeel, omdat door die tribunalen als het ware belangrijk
pionierswerk is verricht. Het functioneren van het Rwanda Tribunaal was -
zeker in het begin - een bron van zorg. Voor wat betreft het Joegoslavië
Tribunaal hebben we dat in Nederland concreet mee kunnen maken. Dat
Tribunaal is gegroeid. Wij hebben daar in het verleden zorgen over gehad. De
samenwerking met staten, met de VN, met de in ex-Joegoslavië gelegerde
troepen schoot - aanvankelijk zeer - te wensen over.
De financiële situatie van het tribunaal was aanvankelijk slecht. Het ergste
was dat de onder VN-vlag uitgezonden troepen niet bereid of in staat waren
tot arrestatie over te gaan. Waren of zijn? Blijft een ergernis dat juist de
zwaarste verdachten niet zijn opgepakt. Karadcic en Mladic (nu weer
onvindbaar).Talrijk zijn de geruchten dat SFOR wel degelijk wist waar de
beide hoofdverdachten zich bevonden. Eenmaal zou zelfs Mladic zelfs in een
hoofdkwartier omsingeld zijn geweest. Ondenkbaar dat de troepen in
ex-Joegoslavië niet zouden kunnen weten waar die mannen zijn! Talloze malen
zijn over het niet arresteren van personen op de lijst van het tribunaal in
deze kamer vragen gesteld. Telkenmale was het antwoord van de regering even
onbevredigend.
Nog deze week vroeg ik tijdens een bijeenkomst van de NAVO-assemblee aan de
assistent SG Klaiber wat de reactie was op de suggestie van mevrouw Del
Ponte binnen de NAVO een speciale arrestatiemacht in te stellen voor de
arrestatie van oorlogsmisdadigers. Van Traa verwees naar het voorbeeld van
de Westduitse GSG 9-groep die een rol speelde bij de beëindiging van
oorlogsmisdaden. Het antwoord was dat de NAVO geen formele band met het ICTY
heeft maar dat men overigens formally de inspanningen van de aanklager
steunt.
Hoe komt dat? Van waar die altijd terughoudende houding van de
verdragsorganisatie? Wat wordt door de Nederlandse regering gedaan om
daarbinnen een andere attitude te bevorderen? Zou juist niet op het gebied
van de arrestatie lering getrokken moeten worden van de ervaringen van het
tribunaal? Ligt in het niet arresteren van verdachten niet een levensgroot
geloofwaardigheidsrisico voor het Strafhof? Moeten dus juist op dit gebied
in militaire verdragsorganisaties als de NAVO harde afspraken worden
gemaakt? Gaat de regering dat bevorderen? Hoe en wanneer? Is de regering
bereid dit aspect bij de vorming van een Europese defensiemacht een rol te
laten spelen?
Natuurlijk zullen voorlopig de grootmachten in deze wereld van essentieel
belang zijn voor het welslagen van het Hof. In die zin is zorgelijk dat van
de permanente leden van de Veiligheidsraad (VR) drie leden hebben getekend
maar er slechts twee zullen ratificeren. Temeer omdat die leden kunnen
bewerkstelligen dat de VR geen gebruik maakt van de mogelijkheid een
situatie aan het Hof voor te leggen. Natuurlijk is het mooi dat de VS door
een (wat dit betreft gelukkige) midnight beslissing van President Clinton
nog heeft getekend met Israël in zijn spoor. Maar van dit congres kan
ratificatie nauwelijks worden verwacht (evenmin als van de nieuwe
Israëlische regering). Wat zal - bijvoorbeeld door de EU - worden ondernomen
om de VS tot ratificatie, China en Rusland tot toetreding te bewegen?
2. Het Statuut zelf
Voor wat betreft de te berechten misdrijven is gekozen voor een weerslag van
het bestaande verdrags- en gewoonterecht. Dat heeft als nadeel dat bepaalde
schendingen van het humanitaire recht tijdens interne conflicten niet onder
het Statuut vallen. Ook is het misdrijf "agressie" voorlopig niet opgenomen
omdat over de inhoud daarvan geen overeenstemming bestaat. Blijven
belangrijke punten van aandacht bij herzieningen. Nederland moet op die
punten alert blijven. Ziet de regering daartoe nog kansen de komende tijd?
Of ligt de zaak nu zeven jaar stil?
In 1998 - vlak voor de conferentie in Rome - heeft de PvdA-fractie als
belangrijkste ijkpunten ingebracht: de rechtsmacht van het Strafhof, de
bevoegdheid van de aanklager en de opschortingsbevoegdheid van de VR. Bij
afweging tussen een strafhof met zwakke bevoegdheden en veel draagkracht en
een hof met sterke bevoegdheden en voorlopig minder draagkracht koos de
PvdA-fractie voor het laatste, het groeimodel. Het ziet er naar uit dat op
alle drie de punten een redelijk resultaat bereikt is. En dat het draagvlak
niettemin potentieel groot is.
Onderhandelingen
Ad. Straffeloosheid van rechtspersonen
Te betreuren. De regering meent dat "de individuele leden van een dergelijke
rechtspersoon niet straffeloos hoeven blijven" gelet op art. 25 van het
Statuut. Kan de regering aangeven welke relatie van die personen tot de
rechtspersoon dan zou worden vereist? Hoe zal dit in de
implementatiewetgeving worden verwerkt?
Vestiging van het Strafhof in Den Haag
Hier wordt ingegaan op de vraag naar de executiemogelijkheden. Waar wordt de
gevangenisstraf uitgezeten? Nederland is wat dit betreft afhankelijk van de
medewerking van andere lidstaten en rekent op die medewerking. Maar de
restcapaciteit zal toch door Nederland ter beschikking moeten worden
gesteld. Zijn er - naast Spanje - al andere lidstaten die verklaard hebben
de executie van veroordeelden te willen verzorgen? Wat wordt gedaan om dat
aantal te bevorderen?
De mogelijkheid van een positief jurisdictiegeschil tussen het Hof en het
Joegoslavië Tribunaal: de regering acht de kans daarop niet "geheel
uitgesloten" maar niet groot. Wat zou er in een dergelijk geval gebeuren?
Beoordeling van het Statuut
Hier gaat het om de vraag welk soort recht de strafrechtspleging van het Hof
zal gaan beheersen: Civil-law of common-law. De indruk bestaat dat het
systeem iets minder civil-law gericht is dan het regime van het
Joegoslavië-tribunaal. De regering stelt dat het een stelsel "sui-generis"
zal zijn. Geruststellend merkt de regering op dat er van doorwerking in de
regels van het Nederlandse strafrecht geen sprake zal zijn.
Het is de vraag of een zo stellige stellingname wel klopt. Van "verwante"
rechtsstelsels gaat altijd een zekere beinvloeding uit. Maar in dit geval
zal een stukje oorlogsrechtspraak in het nederlands strafrecht
geincorporeerd moeten worden. Kan de Minister van Justitie meer concreet
aangeven welke rol deze ontwikkeling (en dergelijke: Volgens het EVRM) op
het studieproject inzake de grondslagen van Strafvordering zal hebben?
Zouden wij als parlement trouwens niet eens over de voortgang van dat
project moeten worden geinformeerd?
Grondwettelijke aspecten
De PvdA-fractie begrijpt de stelling van de regering zo dat er
veiligheidshalve vanuit wordt gegaan dat aanvaarding van het Statuut
afwijking van de Grondwet impliceert. Wel de vraag wat dat zou betekenen
wanneer de goedkeuringswet met minder dan 2/3 zou worden aangenomen.
Gelukkig is die kans klein.
Art. 3 Zetel van het Hof
Moet voor iedere zitting in een andere staat een zetelovereenkomst bestaan?
De PvdA-fractie is er niet voor dat de rechtsmacht van het Hof al te snel
zou worden uitgebreid buiten de zogenaamde core crimes. Het Hof moet kunnen
groeien en dat zal verreweg het beste lukken wanneer het zaken berecht die
volstrekt duidelijk voor iedereen als zeer ernstige misdrijven worden
beschouwd.
Met betrekking tot terrorisme en drugs bestaan trouwens wel al allerlei
internationaal rechtelijke voorzieningen. Wat zal hieromtrent de houding van
de Nederlandse regering zijn tijdens de herzieningsconferentie?
Art.11 Rechtsmacht ratione temporis
De PvdA-fractie is het eens met de hier gegeven redenering dat berechting
een voorwaarde is voor verzoening binnen door conflict verscheurde landen
(de uitdeuking).
Niet duidelijk vindt de PvdA de passage over de zogenaamde
verzoeningsprocessen. Uitdeuking biedt dat wel, zij het vooral binnen de
samenleving waar dat verzoeningsproces zich heeft voorgedaan, maar ook
daarbuiten kunnen slachtoffers zijn gevallen. Vergelding biedt het niet. De
regering zegt: "Het Statuut geeft op deze wijze dus ruimte aan nationale
processen van verzoening, mits deze het ter verantwoording roepen van de
daders met zich brengen". Maar daar gaat het toch juist om? Wanneer de
betrokkenen in een (nationaal) strafproces ter verantwoording worden
geroepen dan vervalt (onder voorwaarden) de rechtsmacht van het Hof. Zoniet,
dan blijft die rechtsmacht in stand maar kan de aanklager van vervolging
afzien. Wanneer de vervolgingsbeslissing beslissend is lijkt het
verzoeningsproces niet te kunnen baten? Klopt dat?
Art.13 t/m 15
De eigen initiatiefmogelijkheid van de Aanklager gecontroleerd door de Kamer
van Vooronderzoek is uiteraard cruciaal.
Voorlopig onderzoek door de Aanklager: dat betekent "min of meer actief
naspeuringen doen"?
De PvdA-fractie heeft (in het verleden) altijd de onafhankelijke aanklager
gesteund. De uiteindelijke tekst van art. 15 is een compromis. Uiteindelijk
is noch de aanklager noch de VR almachtig. Wel is uiteraard van het grootste
belang dat de Aanklager (zeker de eerste) zodanig benoemd en zodanig
uitgerust zal zijn dat zij of hij zich het benodigde gezag zal kunnen
verwerven.
Art. 17 t/m 20 complementariteit
De regering geeft toe dat het Statuut niet dwingt tot het vestigen van
rechtsmacht over de in het Statuut omschreven misdrijven door de lidstaten.
Maar dat zou wel volgen uit de systematiek van het statuut.
Dreigt nu niet een situatie dat in een aantal lidstaten niet op tijd aan die
(morele) verplichting zal zijn voldaan? En wat betekent dat voor de
overgangstijd?
Een andere vraag is hoe lang het Hof moet wachten voor het kan besluiten dat
de betrokken lidstaat niet bereid of in staat is? Is dit niet een zwakke
stee in het geheel? Komt het Hof hier niet in lastig diplomatiek vaarwater?
Zelden wordt een rechtsplegend orgaan niet geplaagd door overbelasting. De aanklager die moet beslissen of hij vindt dat de nationale staat die beweert te gaan vervolgen tijd genoeg heeft gehad staat voor een lastige keus. Neemt hij de zaak te vroeg (en dus misschien onnodig) over dan belast hij het Hof onnodig. Wacht hij te lang dat zal dat wellicht zijn bewijsmogelijkheden nadelig beïnvloeden of althans doorwerken in de straf.
Daarbij moet dan telkens worden ingeschat hoe serieus de inspanningen van de nationale lidstaat zijn. Graag commentaar van de regering.
Art. 20 ne bis in idem
Hier wordt gesteld dat art. 20 Statuut verder gaat dat ons art. 68, lid 2.
Dit zou moeten leiden tot een wijken van art. 68 voor art. 20. Dit zou met
name buiten het geval van de nieuw te bepalen nationale wetgeving om een rol
kunnen spelen (bijvoorbeeld wanneer het Strafhof vrijspreekt waarna
vervolgens een "gewone" officier van justitie zou willen gaan vervolgen voor
moord of verkrachting. Wanneer in een dergelijk geval art. 20 prevaleert dan
ontstaat er wel een gekke situatie als je dat vergelijkt met een vrijspraak
voor een nationaal oorlogstribunaal in het buitenland. Daarvoor zou art. 68
immers onverkort gelden!. Art. 68 zal so wie so gewijzigd moeten worden.
Wellicht in tweeërlei opzicht in de richting van het Statuut: dus een
verlichting van de criteria, anderzijds door de toevoeging van een
intrinsieke beoordeling van (de wijze van totstandkoming) het buitenlandse
vonnis. Een revolutie in ne bis in idem land.
Art. 27 Irrelevantie van de officiële hoedanigheid
Voor wat betreft de leden van de Staten Generaal
Wanneer de "hoofdregel van de immuniteit overigens onverkort van toepassing
blijft", lijkt er een probleem inzake de complementariteit. Is dat wel
gewenst?
Art. 42 Parket van de aanklager
Is dat nu geregeld?
Art. 69 Bewijs
Niet volledig kan worden uitgesloten dat het Hof een feitelijk oordeel geeft
over de toepassing of schending van het nationale recht, inzake de
bewijsvergaring. Positief jurisdictiegeschil uitgesloten. Maar wat dan? Stel
dat in dezelfde zaak een verdachte voor de Nederlandse rechter komt en een
verdachte voor het Hof. Indien het Hof bewijsmateriaal uitsluit (eventueel
met fataal gevolg voor de vervolging) wat dan ten aanzien van de "nationale"
verdachte? Haar veroordeling op grond van dezelfde bewijsmiddelen is dan
toch pijnlijk?
Deel 8 Beroep en herziening
Op zich is de beperking van het beroep tot een toetsing aan juridische
maatstaven begrijpelijk. Maar het is wel in strijd met het Bupo. En het Bupo
Comitee bepaalde net dat Spanje in een dergelijk geval het verdrag schond en
dat moest aanpassen (zelf hebben wij op dat punt de belastingrechtspraak;
Kamerdebat). Voor de Nederlandse strafrechtspleging zijn ook twee feitelijke
instanties voorgeschreven. Ook hier dus weer een verschil.
Waarom was de beoordeling in twee feitelijke instanties "voor dit Hof niet
haalbaar"?
Art.90 Concurrerende verzoeken
In de Nota naar aanleiding van het verslag wordt hier aangegeven dat de
regering in verdragen die worden gesloten met andere staten om buitenlandse
militairen te laten opereren vanaf Nederlands grondgebied geen clausules zal
accepteren "die overdracht uit die staat aan het Strafhof verbieden". Maar
dit lijkt in de volgende zin te worden teruggenomen.
Laten wij hier nu eens de FOL-discussie op loslaten. Is nu helemaal
ondenkbaar dat Amerikaanse militairen opererend vanuit de FOL-bases
handelingen verrichten die door een aanklagende partij als vergemakkelijking
van misdrijven tegen de menselijkheid zouden worden beschouwd? Bijvoorbeeld
in verband met het verdrijven van mensen van het gebied waar zij leven. Wat
dan?
Zijn de immuniteitsclausules als in het FOL's verdrag voorzien niet in
strijd met tenminste de geest van het Statuut tenminste voor zover het
misdrijven als in het Statuut genoemd betreft? Hoe kijkt de regering daar
tegenaan?
3. Gevolgen voor Nederland
Deze zijn enorm.
Implementatiewetgeving
De implementatie heeft betrekking op twee gebieden: rechtshulpregels en
materieelrechtelijke bepalingen door middel waarvan de omschrijvingen van
strafbare feiten als in het Statuut gekwalificeerd in het Nederlandse recht
worden overgenomen. Daarbij zal ook beslist moeten worden welke instantie(s)
zich met de berechting van oorlogsmisdrijven in Nederland gaan bezighouden
(de gewone rechterlijke macht of een aparte instantie).
De implementatienotitie van 8/12 stemt in die in zorgelijk dat nog een heel
wetgevingstraject doorlopen moet worden vóór, laten we zeggen, 1 januari
2003. Is er inmiddels een wetsontwerp naar de Raad van State? Wanneer kan de
Tweede Kamer de ontwerpwetgeving verwachten?
De ervaringen met het NOVO-team in Arnhem (tot nu toe nog geen enkele zaak
aangebracht bij de rechter) stemmen wat dit betreft tot zorg. Het team lijkt
vast te lopen op bewijsproblemen en menskracht. Het is noodzakelijk hier op
korte termijn resultaat te behalen. (zonodig motie tot uitbreiding van het
team met 8 rechercheurs (= 1 miljoen, zit in PvdA-nota Kracht en Kwaliteit)
Begrijpt de PvdA-fractie goed dat uitgerekend dit team tot complementair
oorlogsmisdadigersvervolgingsteam zal moeten worden omgebouwd? Maar dat gaat
toch niet met anderhalve man en een paardekop (vragen van Van Oven d.d.
februari 2001 + eerder)!
Daarnaast speelt de kwestie van de coördinatie in JBZ-verband (algemeen
overleg oktober 1999).
De implementatiewetgeving moet klaar zijn wanneer het Hof start. Dus in
beginsel per 2003. Dat stelt eisen aan het wetgevingstraject. Hoe ver is de
regering?
Huisvesting van het Hof
De regering stelt dat het wat betreft de huisvesting van het Hof niet op de
besluitvorming in de Ministerraad vooruit wil lopen. Uiteraard dient die
opvatting te worden gerespecteerd. Maar hoe snel zal het Hof van start gaan?
En wat is er dan klaar? Wanneer is het resultaat van de besluitvorming in de
Ministerraad te verwachten? Een oplossing van het laatste probleem zou
kunnen worden gevonden in Kamp Zeist waar momenteel het Schotse Hof dat de
Lockerbiezaak behandelt, is gevestigd (maar kan dat in verband met de
zetelbepaling).
De permanente vestiging van het Hof in Nederland brengt een aantal
specifieke veiligheidsproblemen met zich mee. Op welke manier wordt daaraan
het hoofd geboden?
Specifieke positie Nederland
Momenteel is er nog geen zetelverdrag tussen Nederland als gastland en het
Strafhof. Formeel kunnen de onderhandelingen pas beginnen als het Statuut in
werking is getreden. Pas dan bestaat het Hof immers formeel. De
basisbeginselen zullen echter al later dit jaar worden vastgesteld door de
Voorbereidende Commissie. De vraag is of de onderhandelingen naar wens
verlopen. De regering is bereid om het zetelverdrag vrijwillig aan de Kamer
ter goedkeuring voor te leggen, mocht de Kamer dit wensen. De PvdA lijkt het
een goede zaak als het zetelverdrag aan het parlement wordt voorgelegd.
4. Parlementaire controle
De Vergadering van Staten die partij zijn, krijgt belangrijke bevoegdheden
bij institutionele wijzigingen en bij een eventuele herziening van het
Statuut. De regering heeft beloofd de Tweede Kamer te informeren over de
agenda van bijeenkomsten waar de in art. 122 van het Statuut bedoelde
wijzigingen aan de orde komen. Dat is mooi maar niet voldoende. Voor
toekomstige regeringen vormt het geen garantie. Maar belangrijker is nog dat
het belangrijk is de betrokkenheid van het parlement bij de besluitvorming
in het kader van het statuut in de goedkeuringswet tot uitdrukking te
brengen. Vandaar het amendement.
Om daar als parlement ook voorafgaand controle op te kunnen uitoefenen
behoort tenminste een notificatieplicht in het leven te roepen, zodat de
regering verplicht is om de Kamer in te lichten als belangrijke punten op de
agenda staan van de Vergadering van Staten die partij zijn. De Kamer heeft
dan de mogelijkheid om hierover voorafgaand met de regering te overleggen en
niet achteraf met voldongen feiten te worden geconfronteerd (waarbij alleen
de mogelijkheid bestaat om de wijzigingen te accepteren of het Statuut op te
zeggen).
Vergelding, afschrikking, voorkoming van oorlogsmisdrijven en misdrijven
tegen de menselijkheid op globaal niveau. Dat is de inzet van dit
wetsontwerp, niet meer en niet minder. Het is een essentieel onderdeel van
de maakbare samenleving op wereldschaal. De mensheid verschaft zich een
eigen correctiemechanisme, maakt het mogelijk de inbreuken op de
wereldrechtsorde te corrigeren, goed te maken, uit te deuken.
Laat ik de woorden gebruiken die Maarten van Traa in een van zijn laatste
artikelen in 1997 bezigde: "Alle cynisme en onvolkomenheden van de huidige
gang van zaken - met als triest hoogtepunt het vernietigende rapport over
het werk van het Rwanda Tribunaal in Arusha - ten spijt, blijf ik me toch
vastklampen aan de mogelijkheid het recht van de machtige te vervangen door
de macht van het recht".