CBS

Consumentenvertrouwen neemt verder af

De consument toont in februari minder vertrouwen in de economie dan in januari. De indicator van het consumentenvertrouwen komt in februari 4 punten lager uit dan in de maand ervoor. Het geringere vertrouwen vertaalt zich echter niet in een lagere koopbereidheid. Deze is gelijk gebleven aan die in januari. Wel is de indicator van het economisch klimaat in februari flink gedaald en zelfs licht negatief geworden, zo blijkt uit het maandelijkse Consumenten Conjunctuur-onderzoek van het CBS.

Koopbereidheid verandert niet
De indicator van de koopbereidheid is in februari onveranderd ten opzichte van januari, ook na uitschakeling van seizoeninvloeden. De koopbereidheid wordt onder meer afgeleid uit antwoorden op vragen naar de financiële situatie van het huishouden. Een ruime meerderheid van de consumenten oordeelt hierover ook in februari positief. Daarnaast geeft de consument aan of hij de tijd gunstig acht voor het doen van grote aankopen. Daarin is ten opzichte van januari nagenoeg geen verandering opgetreden, maar de consument vindt het dit jaar tot nu toe wel een minder gunstige tijd dan vorig jaar.

Oordeel economisch klimaat verslechtert
De consument beoordeelt in februari het economisch klimaat veel minder gunstig dan een maand eerder. De indicator van het economisch klimaat geeft ten opzichte van januari een daling van 11 punten te zien. Vooral de meningen over de economische vooruitzichten in de komende twaalf maanden zijn verslechterd. Het aantal pessimisten overtreft het aantal optimisten in februari met 18%. Na april 1999 is dit saldo niet meer zo negatief geweest.

Technische toelichting
De index van het consumentenvertrouwen geeft aan in hoeverre huishoudens vinden dat het economisch gezien beter of slechter gaat. Het consumentenvertrouwen wordt bepaald op basis van de mening van huishoudens over het algemene economische klimaat en over de eigen koopbereidheid. Maandelijks worden hierover in het Consumenten Conjunctuuronderzoek vijf vragen gesteld aan ongeveer duizend personen. De ondervraagden kunnen vinden dat het beter gaat (de 'optimisten'), dat het slechter gaat (de 'pessimisten') of dat de situatie gelijk blijft. Als er evenveel optimistische als pessimistische consumenten zijn, heeft de index de waarde nul. Een waarde van tien betekent dat de optimisten een meerderheid van tien procent hebben ten opzichte van de pessimisten. Twee van de vragen gaan over de economische situatie in het algemeen. Het CBS berekent uit de antwoorden hierop de indicator van het economisch klimaat. De overige drie vragen gaan over de financiële situatie van het eigen huishouden. Daaronder is ook de vraag of de tijd gunstig is voor aankopen van duurzame goederen. De antwoorden op deze drie vragen worden samengevat in de indicator van de koopbereidheid. Het CBS berekent ook tijdreeksen van het consumentenvertrouwen na verwijdering van seizoeninvloeden (zie tabel 3). De berekening van de seizoeninvloeden wordt eenmaal per jaar geactualiseerd. Dat is onlangs gebeurd op basis van de cijfers tot en met december 2000. Daardoor zijn de seizoengecorrigeerde cijfers over december 2000 en eerder bijgesteld. De omvang van de herzieningen is beperkt.

Het Consumenten Conjunctuur Onderzoek wordt vanaf mei 2000 medegefinancierd door de Europese Gemeenschap.