Joop Atsma: bestrijding van (illegale) handel in, en gebruik van, doping kan
effectiever
"Er zijn sterke aanwijzingen dat de (illegale) handel in, en het gebruik
van, doping in Nederland toeneemt en dat er sprake is van een toenemende
invloed van de criminaliteit. De omvang van de illegale handel werd enkele
jaren geleden becijferd op zeker 200 miljoen gulden per jaar", aldus Joop
Atsma tijdens het plenair debat over de wijziging van de Wet op de
Geneesmiddelenvoorziening en de Wet op de economische delicten in verband
met de aanwijzing als economisch delict van illegale handel in
geneesmiddelen, ter bestrijding van doping.
"Eén van de problemen is dat de omvang van het totale illegale circuit niet
duidelijk in beeld is gebracht. Via de reguliere dopingcontroles die
inmiddels binnen alle takken van de sport in Nederland worden gehouden,
ontstaat voor een deel inzicht in de problematiek. Controles zijn echter in
hoofdzaak gericht op de topsport. Dat moet veranderen." Joop Atsma acht
fundamenteel onderzoek naar de handel in, en het gebruik van, doping dan ook
noodzakelijk
Inhoud wetsvoorstel
De wetswijziging maakt het mogelijk dat in de toekomst steviger wordt
opgetreden tegen een ieder die zich (onbevoegd) bezighoudt met het
aanbieden, verstrekken en toedienen van dopinggeduide middelen. Gebeurt dit
opzettelijk, dan kan maximaal zes jaar hechtenis worden gevraagd (was zes
maanden) of f 100.000 boete (was f 10.000,-).
Vanuit de sport wordt de wetswijziging met instemming begroet. Ook de Tweede
Kamer stemt ermee
in. Dit geldt ook voor de CDA-fractie. Wel heeft de fractie als enige nog
vragen en opmerkingen over het wetsvoorstel en de toelichting daarop.
Vragen en opmerkingen van Joop Atsma over de wetswijziging
1. Het is spijtig dat het wetsvoorstel geen betrekking heeft op de illegale
handel in en het verstrekken van diergeneesmiddelen, zoals clenbuterol.
Veterinaire anabolica als ganabol en boldone vallen volgens mijn informatie
niet onder de WoG en het wachten op een "task force' vanuit het ministerie
van LNV kost opnieuw veel tijd.
2. Een andere optie kan zijn het maken van een koppeling met de lijst met
dopinggeduide middelen zoals die door het IOC wordt vastgesteld. Kan dit
bijvoorbeeld middels een AmvB (algemene maatregel van bestuur)?
3. Een andere vraag die ertoe doet, is of na de voorgenomen wetswijziging
justitie ook bereid is een hogere prioriteit toe te kennen aan het opsporen
van 'dopingnetwerken'. Als dat niet gebeurt, is de voorgestelde
wetswijziging een lege huls en dat zal niemand willen. Is de minister van
Justitie bereid een hogere prioriteit aan opsporing toe te kennen?
4. Verder hechten wij evenzeer aan uniformiteit in beleid. Ook binnen de EU
is bepaald geen eenduidigheid in het te voeren anti-dopingbeleid. Het is
jammer dat daarin tot nu toe te weinig vooruitgang is geboekt. Welke
mogelijkheden ziet de staatssecretaris.
5. In de schriftelijke ronde hebben wij gevraagd naar de mogelijkheid om de
handel via het internet daadwerkelijk aan te pakken. Het kabinet is daarover
optimistisch. Is dit optimisme terecht? ('stilgelegde' internetdrogist)
Internet is letterlijk en figuurlijk van alle markten thuis.
6. Tenslotte nog een ander punt van aandacht: het wetsvoorstel richt zich
onder meer op het door onbevoegden in bezit hebben en verstrekken van
geneesmiddelen. De rol van bevoegden (o.a. artsen en apothekers) bij het
verstrekken van dopinggeduide middelen blijft hierdoor buiten beschouwing.
Onderzoek van het NeCeDo heeft enkele jaren geleden aangetoond dat relatief
veel artsen bereid zijn doping te verstrekken dan wel toe te dienen.
Weliswaar zijn richtlijnen van de Vereniging voor Sportgeneeskunde op
sportartsen van toepassing, maar de praktijk leert dat het buitengewoon
moeilijk is om stappen te ondernemen tegen artsen die vinden dat zij op
grond van medische- of volksgezondheidsoverwegingen bereid zijn doping te
verstrekken. Wordt het niet tijd dat alleen erkende sportartsen in de
toekomst sporters mogen behandelen? Certificering van artsen kan een
oplossing bieden. Is de staatssecretaris met ons van mening dat in dat kader
de positie van de sportartsen en de vereniging van sportgeneeskunde
versterkt moet worden?