VERENIGING EIGEN HUIS

Eigen Huis: Verwarring over huizenprijzen

De huizenprijzen zijn volgens de NVM in 2000 met 11,9 procent gestegen. De NVM hanteert echter een nieuwe rekenmethode. Volgens de oude methode komt de stijging volgens 'vereniging eigen huis'echter uit op 14,7 procent. De informatie van de NVM kan kopers en verkopers op het verkeerde been zetten. Het Kadaster publiceerde een stijging van de gemiddelde huizenprijzen in 2000 van 20 procent ten opzichte van 1999.

Voor de consument is daarmee de verwarring volledig. Zijn de prijzen nu met 11,9, 14,7 of met 20 procent gestegen? De 'vereniging eigen huis' dringt er bij de NVM en het Kadaster op aan éénduidige informatie te verstrekken over de ontwikkeling van de huizenprijzen. Het is voor de consument van groot belang om over heldere en volledige marktinformatie te beschikken.

Vroeger werd de gemiddelde prijs van koopwoningen vermeld. In 1996 schakelde de NVM over naar mediane verkoopprijzen. Daarmee haalde de NVM de invloed van extreem hoge en lage huizenprijzen uit het algemene cijfer: dat gaf een betrouwbaarder beeld van de prijsontwikkeling. De mediane prijs ligt meestal 5 à 10 procent lager dan de gemiddelde prijs.
Vorig jaar schakelde de NVM over op een systeem waarbij niet meer jaren met elkaar worden vergeleken, maar kwartalen. Bijvoorbeeld het vierde kwartaal 2000 ten opzichte van het derde kwartaal 2000. Dat gebeurt niet op basis van normale (mediane) kwartaalcijfers, maar op basis van kwartaalcijfers die eerst zijn omgerekend ('geannualiseerd') naar jaarcijfers.

Overdreven
Een verviervoudiging van de stijging in één kwartaal geeft de stijging op jaarbasis. Door deze rekenmethode wordt een verandering in één van de kwartalen in feite opgeblazen. Het geannualiseerde cijfer geeft hierdoor een vertekend beeld van de feitelijke prijsontwikkeling. Op die manier geeft ook het geannualiseerde cijfer van het vierde kwartaal 2000 een overdreven beeld.
Op grond van dit cijfer komt de NVM tot de conclusie dat de huizenprijzen in 2000 met 11,9 procent zijn gestegen. De NVM meldt de gewijzigde rekenmethode niet in de schriftelijke overzichten die aan de (regionale) pers worden verstrekt. Ook is onduidelijk hoe de prijsstijging -en met welke rekenmethode- zich verhoudt tot voorgaande jaren. Door met eerdere jaren te vergelijken, wordt immers bepaald hoe de markt zich ontwikkelt.

Minder sterk
1999 was een topjaar met een stijgingspercentage van meer dan 17 procent. Een stijging van 11,9 procent is dan een heel stuk lager. Dat kan duiden op een prijsafvlakking en misschien wel op een keerpunt in de markt. Maar die conclusie is gebaseerd op onvolledige informatie. Voor een juist beeld van de prijsontwikkeling zijn de cijfers van voorgaande jaren nodig. De oude cijferreeks toont volgens 'vereniging eigen huis' aan dat de prijsstijging wel is afgenomen, maar minder sterk dan de berichtgeving van de NVM doet vermoeden. Ook wordt duidelijk dat 2000 het jaar is met de op één na hoogste prijsstijging van de afgelopen jaren.