http://www.minbuza.nl/content.asp?Key=409506
Aan de Voorzitter van de Vaste Commissie voor Buitenlandse Zaken van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag Directie Noord-Afrika en Midden-Oosten Afdeling Golfstaten Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag
Datum 19 februari 2001 Auteur A.P. Wegerif
Kenmerk DAM-084/2001 Telefoon 070 348 5838
Blad /2 Fax 070 348 6639
Bijlage(n) E-mail ap.wegerif@minbuza.nl
Betreft Gratieverzoek Iraanse joden
Zeer geachte Voorzitter,
Ingevolge het verzoek van uw Commissie d.d. 6 februari 2001, kenmerk Buza 2001/07, wil ik u als volgt informeren over de stappen die Nederland en de EU hebben ondernomen ten behoeve van de in Shiraz veroordeelde Iraanse joden.
Zoals u bekend, zijn in maart en april 1999 in Shiraz dertien joden gearresteerd op verdenking van spionage voor Israël en de Verenigde Staten. Nederland en de EU hebben in een vroeg stadium herhaaldelijk bij Iran aangedrongen op vrijlating van de betrokkenen of tenminste op een eerlijk en transparant proces en toegang van advocaten tot de gedetineerden. In dit verband verwijs ik onder meer naar mijn brief aan minister Kharrazi van 19 augustus 1999, welke uw Commissie ontving als bijlage bij mijn brief van 3 september 1999 (1998-1999, 23432 nr. 25) over deze zaak.
Toen niettemin op 13 april 2000 bleek dat het proces, in strijd met eerdere
toezeggingen van Iraanse zijde, achter gesloten deuren plaatsvond, heb ik de
Iraanse ambassadeur daarover om opheldering gevraagd en mijn teleurstelling
tot uitdrukking gebracht. Tijdens mijn bezoek aan Teheran op 29 en 30 mei
2000 heb ik nogmaals bij mijn Iraanse ambtgenoot aangedrongen op een open en
eerlijk proces op basis van internationaal aanvaarde rechtsbeginselen. Ook
de EU heeft herhaaldelijk via demarches in Teheran en in de EU-Iran-dialoog
van haar teleurstelling blijk gegeven en op een open en eerlijk proces
aangedrongen.
Op 1 juli 2000 heeft de rechtbank in Shiraz in eerste aanleg tegen tien
joden gevangenisstraffen tot 13 jaar uitgesproken. Naar aanleiding hiervan
heeft Nederland in een persverklaring geprotesteerd tegen de zware straffen
en de Iraanse ambassadeur ontboden. Minister Brinkhorst heeft om deze reden
zijn op 1 juli begonnen bezoek aan Iran ingekort en de bezorgdheid van de
Nederlandse regering aan zijn gesprekspartners overgebracht. Ook heeft hij
een brief van mij aan mijn Iraanse collega overhandigd waarin ik mijn
ontsteltenis over de straffen uitsprak en er op wees dat het proces niet had
voldaan aan de vereisten van openbaarheid en rechtvaardigheid.
De EU gaf op 1 juli 2000 een verklaring uit waarin bezorgdheid over de
vonnissen en teleurstelling over de rechtsgang werd uitgesproken en de hoop
werd verwoord dat de uitspraken in hoger beroep ongedaan zouden worden
gemaakt.
Op 21 september 2000 heeft het hof van beroep in Shiraz de straffen
verzacht. Het zwaarste vonnis was een gevangenisstraf van negen jaar. In een
verklaring sprak de EU teleurstelling uit over het feit dat de
oorspronkelijke vonnissen niet waren vernietigd en drong zij aan op
verlening van gratie aan de veroordeelden. Nederland heeft bovendien in een
nationale verklaring betreurd dat internationaal aanvaarde rechtsbeginselen
niet waren toegepast.
Bij alle uitspraken van de rechtbank en het hof van beroep in Shiraz was
een Nederlandse ambassademedewerker ter plaatse aanwezig ten einde uit de
eerste hand informatie over de rechtsgang in te winnen. Tevens werd op deze
wijze uitdrukking gegeven aan de grote belangstelling en zorg hier te lande
over het lot van de betrokkenen.
Inmiddels hebben verschillende bronnen, o.a. de rechterlijke macht in
Shiraz, bevestigd dat het hoger beroep van de veroordeelden tegen de
uitspraak van 21 september is afgewezen. De enige juridische mogelijkheid
die thans nog openstaat is
een gratieverzoek bij de Geestelijk Leider Khamenei in te dienen.
Hoewel nog niet bekend is of de veroordeelden hiertoe zijn overgegaan, heeft
de EU op Nederlands initiatief deze kwestie tijdens de EU/Iran-dialoog in
Stockholm op 13 februari opgebracht en opheldering over de stand van zaken
gevraagd (ingediende gratieverzoeken, te volgen procedure, vooruitzichten op
gratieverlening). Ook heeft de EU-troika Iran daarbij herinnerd aan de
verklaring van de EU van 25 september 2000, waarin de hoop werd uitgesproken
dat aan de betrokkenen gratie zou worden verleend. Van het Zweedse
EU-Voorzitterschap werd vernomen dat Iran niet specifiek op de vragen met
betrekking tot gratieverlening is ingegaan.
De regering zal de ontwikkelingen in deze zaak op de voet blijven volgen.
De Minister van Buitenlandse Zaken
Kenmerk
DAM-084/2001
Blad /1
===