15 februari 2001
'Het licht blijft aan'
De behandeling in de Tweede Kamer van het wetsvoorstel: privatisering
van de energievoorzieningen.
De privatisering van de elektriciteitsmarkt is onder de vorige
minister van Economische Zaken, minister Wijers, in gang gezet.
Gestreefd wordt naar volledige privatisering van zowel de
stroomvoorziening als het distributienetwerk. De stroomvoorziening is
inmiddels niet meer in handen van de overheid. Op dit moment richt het
debat in de Tweede Kamer zich op het overgebleven monopolie: het
netwerk welke de toevoer van stroom via kabels regelt. Dit netwerk is
nog in handen van de regionale en lokale overheden, maar D66 streeft
naar een vrije markt waarbij de consument kan kiezen uit bijvoorbeeld
de aanbieder van de goedkoopste stroom.
De recente stroomcrisis in Californië heeft de discussie in Nederland
doen oplaaien of volledige privatisering de consument ten goede komt.
De situatie is echter niet vergelijkbaar, want in Californië ontstond
een schaarste aan stroom (onvoldoende geïnvesteerd in nieuwe
energiecentrales) en schoten de elektriciteitsprijzen door schaarste
omhoog. De prijsverhoging kon niet worden doorberekend aan de
afnemers, omdat de lokale wetgeving een maximale prijs voorschrijft
ter bescherming van de consument. Kortom, in Californië is weliswaar
sprake van concurrentie, maar de consumentenprijs wordt niet vrij
berekend, waardoor het mechanisme van de vrije markt niet in werking
treedt.
Om situaties als deze in Nederland te voorkomen zijn afspraken gemaakt
om de distributie van gas en stroom goed te regelen. Het is uiterste
belangrijk om de belangen van de consument, naast het vrije
marktmechanisme, veilig te stellen. In het huidige wetsvoorstel zijn
daarom voorwaarden als betrouwbaarheid, duurzaamheid, veiligheid en
betaalbaarheid vastgelegd. Hierbij gelden twee uitgangspunten:
· de onafhankelijke positie van de netbeheerder
· een zelfstandige toezichthouder
In het wetsvoorstel is het toezicht, uitgevoerd door de Dienst
uitvoering en toezicht energie (Dte), op het netwerk geregeld.
Daarnaast heeft het kabinet bevoegdheden om in te grijpen en kan
bijvoorbeeld ingrijpen in de doorberekende tarieven of in de
investeringen ten behoeve van de capaciteitsuitbreiding. Verder kan
het kabinet in het uiterste geval een last onder dwangsom opleggen of
ertoe overgaan een andere netbeheerder aan te stellen. D66 verwerpt
het voorstel om deels te privatiseren enkel de elektriciteitsbedrijven
en het netwerk in staatshanden houden.
In de Europese regelgeving is vastgelegd dat de liberalisering van de
Europese markt in 2005 een feit zal zijn. De Nederlandse politiek
streeft ernaar om al in 2004 een volledige vrije gas- en stroommarkt
te realiseren. Een snelle privatisering van zowel het netwerk als de
elektriciteitsbedrijven is daarom van belang, aangezien uitstel van de
verkoop een daling in de opbrengst betekent. Gedurende deze periode
houden de regionale en lokale overheden de vinger aan de pols en kan
het kabinet de privatisering evalueren of indien nodig aansturen. De
leveranciers hebben de komende drie jaar hard nodig om zich te
positioneren op de Europese markt. Het netwerk fungeert hierbij als
onderpand om extra kapitaal te vergaren, waarmee fusies worden
bewerkstelligd en/of produktiedifferentatie kan worden doorgevoerd. De
beursgang of de verkoop zal de gemeenten en provincies geld opleveren,
waarmee doelen (via referenda heeft de burger hierover inspraak)
worden gefinancieerd. Het staat de lagere overheden vrij, D66 heeft
dit meerdermalen benadrukt, om al dan niet tot verkoop van het netwerk
over te gaan.
D66