charset="iso-8859-1"
http://www.minbuza.nl/content.asp?Key=409455
Ministerie van Ministerie van
Defensie Buitenlandse Zaken
Postbus 20701 Postbus 20061
2500 ES 's-Gravenhage 2500 EB 's-Gravenhage
Telefoon 070-3188188 Telefoon 070-3486486
Aan:
de Voorzitter van de Vaste Commissie
voor Buitenlandse Zaken van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Binnenhof 4
Den Haag
I.a.a.:
de Voorzitter van de Eerste Kamer der
Staten-Generaal
Binnenhof 22
2513 AA Den Haag
Uw brief d.d. 19 december 2000 Uw kenmerk BuZa 00-632 Ons nummer
DVB/NN-063/01 Datum 14 februari 2001
Onderwerp: Clusterbommen
Zeer geachte Voorzitter,
Onder verwijzing naar de door uw commissie ingediende vragen met betrekking
tot "explosive remnants of war" en clusterbommen, kamernummer BuZa 00-632,
hebben wij de eer u hierbij ons antwoord op de gestelde vragen te doen
toekomen.
DE MINISTER VAN DE MINISTER VAN
DEFENSIE, BUITENLANDSE ZAKEN,
Mr. F.H.G. de Grave J.J. van Aartsen
Kamervragen Clusterbommen
1 Is de regering van mening dat het (militair-strategische) belang van het
gebruik van clusterbommen opweegt tegen het aanzienlijke levensbedreigende
gevaar van onontplofte explosieven voor de burgerbevolking en militaire
eenheden?
15 Ziet de regering parallellen tussen enerzijds het verbieden van productie
en gebruik van anti-personeelslandmijnen en anderzijds het verbod op
clusterbommen? Wat zijn de verschillen tussen deze twee type wapens?
18 Kan nader worden ingegaan op de "afweging vooraf" aangaande "het doel en
de vereiste toe te brengen schade"? Hoe exact vindt dit plaats
respectievelijk kan dit plaatsvinden?
19 In de beantwoording van de kamervragen heeft de minister aangegeven geen
juridische grond te zien om clusterwapens als onrechtmatig te beschouwen. In
de brief lijkt de minister zich meer uit te spreken voor een verbod op het
nodeloos in gevaar brengen van burgers en civiele objecten. Vanwaar deze
omslag?
28 Is de opvatting van de regering omtrent het gebruik van clusterwapens te
onderschrijven als: 'ja mits'? Het voorbehoud staat dan voor condities als
proportionaliteit en gevaren voor de burgerbevolking. Is bij vredesoperaties
het uitgangspunt 'nee, tenzij' niet gepaster? Kortom, clusterwapens niet
gebruiken tenzij er geen gepaste alternatieven zijn?
Antwoord
In elk internationaal gewapend conflict is het humanitaire oorlogsrecht van
toepassing. Vredesmachten zijn formeel niet gebonden door het humanitaire
oorlogsrecht. Zij zijn immers zelf geen partij bij het conflict. Het is
echter VN- en Navo-beleid om het humanitaire oorlogsrecht ook toe te passen
tijdens vredesoperaties onder hun leiding.
Drie belangrijke uitgangspunten van het humanitaire oorlogsrecht zijn het
verbod de burgerbevolking en civiele objecten onnodig in gevaar te brengen,
het verbod onnodig leed te veroorzaken en het proportionaliteitsbeginsel bij
de uitoefening van geweld. Bij de voorbereiding van een aanval wordt dan ook
altijd ter dege rekening gehouden met de militaire noodzaak, de locatie van
het doel ten opzichte van de burgerbevolking en civiele objecten, en de
gevolgen die het beoogde wapen kan teweegbrengen. Totdat de aanval wordt
uitgevoerd, worden de plannen aangepast als binnenkomende informatie -
waaronder directe observatie van het doel - daartoe noopt.
Ook het gebruik van clusterbommen is onderworpen aan de regels van het
humanitaire oorlogsrecht. Mits de inzet van clusterbommen binnen de
hierboven omschreven kaders valt, is die niet onrechtmatig. Bij de
beoordeling van de situatie en de overwegingen die hierboven zijn
uiteengezet, wordt de specifieke uitwerking van clusterbommen in ogenschouw
genomen. Overigens geldt evenzeer dat clusterbommen juist door hun
specifieke werking dikwijls het meest effectieve middel zijn om bepaalde
soorten doelen uit te schakelen.
In de afgelopen jaren zijn steeds meer landen tot de overtuiging gekomen dat
het militaire nut van antipersoneelmijnen niet opweegt tegen het leed dat
zij veroorzaken. Van een dergelijke situatie is in het geval van
clusterbommen geen sprake. De nadelige gevolgen van clusterbommen zijn niet
te vergelijken met het leed en de sociale ontwrichting die
antipersoneelmijnen op veel plaatsen in de wereld hebben teweeggebracht. In
tegenstelling tot een antipersoneelmijn is een clusterbom niet ontworpen om
te ontploffen als iemand ermee in contact komt. Integendeel, dit is een
onbedoeld en ongewenst effect, dat naar de mening van de regering kan worden
bestreden door strengere regels, zoals die in de notitie naar voren zijn
gebracht.
2 Heeft de Koninklijke Luchtmacht op het gebied van wapensystemen
alternatieven voorhanden die even effectief zijn als clusterbommen?
16 Betekent een eventueel niet-gebruiken van clusterbommen, gelet op hun vermogen om een concentratie van doelen uit te schakelen, dat het alternatief bestaat uit meerdere salvo's? Zo ja, kan dan in algemene zin gesteld worden dat dit leidt tot vergelijkbare hoeveelheden UXO's? Kan dit betekenen dat het risico voor de eigen troepen groter wordt?
17 Kan de regering aangeven of het risico op het ontstaan van nevenschade
bij het gebruik van clusterbommen groter is dan bij het inzetten van een
ander (voldoende) wapen?
36 Uit hoeveel clusterbommen bestaat de huidige voorraad? Is de regering
bereid deze te vernietigen dan wel onschadelijk te maken?
Antwoord
Voor aantallen wordt verwezen naar het antwoord op vraag 3.
De Koninklijke Luchtmacht heeft geen alternatieven voorhanden die even doeltreffend zijn als clusterbommen bij een aanval op specifieke doelen, zoals concentraties van militair materieel (tanks, pantservoertuigen, vliegtuigen). Het clusterwapen is een zogenaamd "area weapon" en ontleent zijn effectiviteit aan de spreiding waarmee de sub-munities in het doelgebied terecht komen. Hierdoor kan door het afwerpen van één bom een groot aantal vijandelijke wapensystemen tegelijkertijd worden uitgeschakeld. Indien geen clustermunitie wordt gebruikt, zijn meer granaten of bommen nodig om een concentratie van doelen uit te schakelen. Dan moet immers voor ieder doel één conventionele (eventueel lasergeleide) bom of infraroodgeleide raket worden ingezet om dit doel te kunnen uitschakelen.
Als gevolg hiervan moet een groter aantal missies worden uitgevoerd en is derhalve ook meer tijd nodig om hetzelfde gebied doeltreffend te bestrijken. Dit vergt de inzet van meer vliegtuigen boven vijandelijk gebied, waardoor de risico's voor de eigen inzetmiddelen toenemen. Het clusterwapen heeft dus zowel voordelen uit het oogpunt van effectieve doeluitschakeling als uit het oogpunt van geringere kwetsbaarheid van het eigen personeel.
Omdat conventionele bommen en raketten doorgaans zijn voorzien van dubbele
ontstekingmechanismen, leidt het gebruik van deze munitie tot geringere
hoeveelheden UXO. Daar staat tegenover dat de explosieve lading van
afzonderlijke submunities aanzienlijk kleiner is, slechts 300 gram, dan die
van raketten of conventionele bommen. Gelet op de geringe explosieve lading
van de afzonderlijke submunities en de navenant geringere luchtverplaatsing,
is de kans op omvangrijke nevenschade bij de inzet van clusterbommen
geringer dan bij de inzet van wapens waarvan de explosieve lading veel
groter is.
Gezien het voorgaande overweegt de regering niet clusterbommen uit het
wapenbestand te verwijderen.
3 Beschikt de Koninklijke Luchtmacht zelf over clusterbommen? Zo ja, over
hoeveel?
Antwoord
Ja, de Koninklijke luchtmacht beschikt over CBU-87 clusterbommen. Het aantal
beschikbare bommen is een gerubriceerd gegeven dat, indien gewenst, wel
vertrouwelijk kan worden verstrekt. Naast de CBU-87 heeft de Koninklijke
luchtmacht nog clusterwapens van het type BL-755 en CBU-89 GATOR in opslag.
Deze typen, laatstgenoemde bevat antipersoneel- en antitankmijnen, worden
echter niet meer ingezet voor operaties en zullen worden vernietigd.
4. Is het de regering bekend of van de 165 clusterbommen van het type CBU-87
die door Nederlandse gevechtsvliegtuigen boven de oppervlaktedoelen in de
Federale Republiek Joegoslavië (FRJ) zijn afgeworpen, enkele zijn afgezwaaid
en andere dan de beoogde doelen hebben getroffen? Zo ja, hoeveel bommen
betrof het?
Antwoord:
Voor zover bekend zijn er geen clusterbommen van de Koninklijke Luchtmacht
afgezwaaid.
5. Unexploded ordnances (UXO's) kunnen onder andere ontstaan door een defect
ontstekingsmechanisme, productiefouten of langdurige opslag. Gelden deze
mogelijke oorzaken voor niet exploderen ook voor clusterbommen met een
zelfvernietigingsmechanisme?
Antwoord
Ja, defecten als gevolg van opslag of productiefouten kunnen ook voorkomen
bij een zelfvernietigingsmechanisme. Gezien het risico van dergelijke
defecten kan nooit helemaal worden uitgesloten dat UXO ontstaat, zelfs als
de submunitie in clusterbommen is voorzien van een
zelfvernietigingsmechanisme. Het staat echter buiten kijf dat
zelfvernietigingsmechanismen het risico van het ontstaan van UXO
verminderen.
6 De regering is voorstander van het verstrekken van informatie over
gebieden (doelen) waar clusterbommen en andere munitie zijn ingezet, alsmede
over de soort munitie die gebruikt is. Heeft de regering ten aanzien van de
afgeworpen clusterbommen boven de FRJ deze informatie beschikbaar gesteld?
7 Welke andere landen behalve de Verenigde Staten en Nederland hebben
clusterbommen afgeworpen boven de FRJ? Welke bondgenoten hebben bekend
gemaakt hoe vaak zij tijdens Allied Force gebruik hebben gemaakt van
clusterbommen? Welke bondgenoten hebben dit niet bekend gemaakt en waarom
niet?
8 Niet alle bondgenoten hebben bekend gemaakt hoe vaak zij tijdens Allied
Force gebruik hebben gemaakt van clusterbommen, Is er vanuit de Verenigde
Naties een verzoek aan de NAVO gedaan tot openheid daaromtrent? Zo ja,
waarom is hier door enkele bondgenoten niet op ingegaan? In hoeverre
ondervindt UNMACC hinder van het niet geven van informatie omtrent het
gebruik van clusterbommen, zoals bijvoorbeeld het lokaliseren van UXO's?
30 Hoeveel clusterbommen zijn boven de FRJ afgeworpen?
Antwoord
Het VN-coördinatiecentrum voor mijnenruiming in Kosovo (UNMACC) heeft de
NAVO twee maal om informatie verzocht. In reactie op het eerste verzoek
ontving UNMACC in juli 1999 informatie over het aantal gebruikte
clusterbommen (1392) en de beoogde locaties. Op een verzoek om aanvullende
informatie van UNMACC heeft de NAVO in april en mei 2000 gegevens
beschikbaar gesteld over de typen van de gebruikte bommen en de
vluchtgegevens. De informatie van de NAVO behelsde ook gegevens over de door
Nederlandse toestellen afgeworpen 165 clusterbommen. Op dit moment staan
volgens UNMACC geen informatieverzoeken meer uit. UNMACC wordt in zijn
werkzaamheden niet gehinderd door een gebrek aan informatie van NAVO-zijde.
Tot dusver hebben de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en Nederland bevestigd tijdens Allied Force van clusterbommen gebruik te hebben gemaakt.
9 Is het juist dat KFOR slechts UXO`s, waaronder submunities van
clusterbommen, ruimt als hier militaire redenen voor zijn?
Er wordt in het kader van vredesoperaties onderscheid gemaakt tussen
operationeel ruimen en humanitair ruimen. Operationeel ruimen wordt met een
hogere prioriteit uitgevoerd en betreft het zoeken en opruimen van
explosieven die van invloed zijn op de operationele taakuitvoering van de
militairen, onder meer met het oog op de veiligheid van de kampementen en
een gegarandeerde bewegingsvrijheid. De Nederlandse Kfor-eenheden hadden
geen humanitaire ruimtaak, maar hebben bij voldoende capaciteit wel
ongesprongen explosieven geruimd als de locaties bekend waren of als er
melding van werd gedaan door de bevolking.
10 Zijn de naar schatting 30.000 ongeëxplodeerde submunities gelokaliseerd?
Wat is de stand van zaken omtrent de opruiming van clusterbommen in de FRJ?
Wat is het aandeel van Nederland in deze? Wat zijn de voornemens van de
regering aangaande de verdere opruiming van deze ongeëxplodeerde bommen? Is
er budget voor en wordt er op dit punt samengewerkt met andere landen?
Antwoord
UNMACC schat het aantal ongeëxplodeerde submunities in Kosovo op 30.000. In
Kosovo zijn op basis van gegevens van de NAVO 617 "CBU strike areas"
geïdentificeerd. Per november 2000 waren 143 locaties geruimd en werd
gewerkt aan 310 andere locaties. Het ruimen van de clusterbommen geschiedt
door KFOR-troepen en gespecialiseerde mijnenruimorganisaties zoals "HALO
Trust". UNMACC verzorgt de coördinatie.
Nederland heeft in 1999 en 2000 in totaal fl 3,8 miljoen beschikbaar gesteld
voor mijnenruiming, inclusief het ruimen van clusterbommen, via UNMACC en
Halo Trust. UNMACC verwacht dat alle "CBU-locaties" eind 2001 zullen zijn
geruimd. Mochten in 2001 nog fondsen nodig zijn, dan zal de regering een
additionele bijdrage overwegen.
Hoe groot het probleem in de FRJ exclusief Kosovo is, is niet duidelijk. Er
bestaat voor die regio op dit moment nog geen internationaal plan voor de
identificatie en de opruiming van de submunities. Deze kwestie lijkt
bovendien ook voor de nieuwe autoriteiten in Belgrado geen prioriteit. De
Nederlandse regering zal de kwestie echter nauwlettend blijven volgen.
Nederland heeft in 2000 fl 4,7 miljoen verstrekt aan de VN-milieuorganisatie
UNEP voor de sanering van de door de bombardementen veroorzaakte
milieuschade op vier 'hot spots' in Servië. Dit zijn een industrieel complex
met een olieraffinaderij, een kunstmestfabriek en een chemische fabriek in
Pancevo, de autofabriek van Zastava in Krajugevac, de olieraffinaderij in
Novi Sad en een krachtcentrale, een brandstofopslag van een kopermijn en een
hoogovenscomplex in Bor.
11 Is de regering het eens met de door het ICRC voorgestelde maatregel om
verantwoordelijkheid voor het ruimen van alle UXO's toe te schrijven aan
diegenen die deze munitie hebben ingezet? Zo nee, waarom niet?
21 Kan de regering aangeven waarom zij van mening is dat de verantwoordelijkheid voor UXO's bij alle strijdende partijen ligt?
23 Wat verstaat de regering onder "ruiming in gebieden waar de partij die de munitie heeft gebruikt al dan niet zeggenschap heeft"? Betekent dit bijvoorbeeld bij een vredesakkoord tussen strijdende partijen, waarbij de partijen geen zeggenschap krijgen over het voorheen vijandelijke gebied, dat de betreffende partijen geen ruimingsplicht van UXO's hebben?
24 Maakt de regering een onderscheid tussen enerzijds een oproep tot
opruiming van UXO's in gebieden waarbij bijvoorbeeld een internationale
vredesmacht aanwezig is en anderzijds opruiming van UXO's in gebieden
waarbij de vijandelijkheden gestaakt zijn maar er geen stationering van
vredestroepen heeft plaatsgevonden?
27 Een oproep tot het leveren van een bijdrage aan het ruimen van UXO's is
nogal vrijblijvend vergeleken met het standpunt van het ICRC. Deze wil juist
dat partijen die in een conflict gebruik maken van clusterbommen de
verantwoordelijkheid hebben tot het ruimen daarvan. Wat is de reden van het
voorzichtige standpunt van de Nederlandse regering?
Antwoord
De regering is met het ICRC van mening dat de bestaande regels over het
gebruik van munitie (waaronder clustermunitie) beter dienen te worden
nageleefd en dat tevens internationaal maatregelen moeten worden vastgesteld
voor de ruiming van UXO's. Daarmee kan het ontstaan van UXO's zoveel
mogelijk worden voorkomen en kunnen de gevaren na beëindiging van een
conflict zoveel mogelijk worden beperkt. De regering is het echter niet eens
met het voorstel van het ICRC de verantwoordelijkheid voor de ruiming van
UXO onverkort bij de partij te leggen die de munitie heeft gebruikt. Een
gedeelde verantwoordelijkheid van strijdende partijen zal naar het oordeel
van de regering effectiever zijn om de ruiming van UXO na afloop van een
conflict te bevorderen.
Wat zeggenschap betreft, kunnen vergelijkbare bepalingen in het Geamendeerde
Protocol II van het CWV (inzake landmijnen en boobytraps) als leidraad
dienen. Dit protocol bevat uitzonderingen voor situaties dat een of meer
partijen geen zeggenschap over een gebied (meer) hebben. Zo is het denkbaar
dat een partij een deel van het grondgebied van een andere partij bezet
houdt, waardoor die andere partij daarover geen zeggenschap kan uitoefenen
en dus evenmin als enige verantwoordelijk kan worden gehouden voor de
ruiming van ongesprongen explosieven. In het kader van een vredesakkoord kan
hiervoor een oplossing worden gevonden.
12 Welke landen in de Europese Unie en de NAVO steunen het initiatief van
het ICRC?
25 Welke initiatieven neemt de regering om dit onderwerp op de
Toetsingsconferentie van het Conventionele Wapensverdrag te agenderen?
26 Wat zijn de opvattingen van de NAVO op dit punt?
35 In hoeverre wordt er binnen de NAVO gesproken over de oproep van het ICRC voor een moratorium op het gebruik van clusterbommen? Welke NAVO-landen zijn geneigd deze oproep te ondersteunen en welke niet?
Antwoord
Naar aanleiding van de resultaten van de bijeenkomst die het ICRC op 18 en
19 september 2000 in Nyon (Zwitserland) heeft georganiseerd, heeft het ICRC
besloten zijn oorspronkelijke voorstel voor een moratorium op het gebruik
van clusterbommen niet langer actief uit te dragen. Zoals bekend steunde de
regering dit eerdere voorstel van het ICRC niet. De NAVO heeft geen
standpunt bepaald over de oproep van het ICRC voor een moratorium op het
gebruik van clusterbommen.
Naar de mening van de regering zou de tweede CWV-toetsingsconferentie in
december 2001 een besluit moeten nemen over de uitwerking van voorstellen.
Met het oog op de eerste voorbereidende bijeenkomst voor de
toetsingsconferentie in december jl. heeft Nederland een werkdocument over
de UXO-problematiek opgesteld. Dit voorstel is op 14 december ingediend mede
namens de lidstaten van de EU, de NAVO-partners Canada, Hongarije, Noorwegen
en de Verenigde Staten, en voorts Argentinië, Bulgarije, Cambodja, Israël,
Nieuw-Zeeland, Peru, Slowakije en Zwitserland. Door middel van dit
werkdocument, dat in de vergadering brede steun kreeg, is de agendering van
het onderwerp op komende voorbereidende bijeenkomsten en op de
toetsingsconferentie zelf verzekerd.
De lidstaten van de EU en de NAVO-bondgenoten hebben het ICRC-initiatief om
de UXO-problematiek te bespreken verwelkomd. Zij hebben zich bereid
verklaard de zaak te onderzoeken en relevante voorstellen, waaronder die van
het ICRC, te bespreken.
Ook het initiatief om de problematiek in het kader van het CWV te bespreken,
wordt binnen het bondgenootschap breed gesteund.
De contouren van het internationale debat over dit onderwerp, dat in korte
tijd grote internationale aandacht heeft gekregen, zijn nog vaag. De
regering is voornemens eind maart a.s. een internationaal seminar te
organiseren om de kennis (op diplomatiek, militair en juridisch gebied) van
deze onderwerpen te verspreiden en om overeenstemming over de noodzaak deze
problematiek aan te pakken te bevorderen. De bijeenkomst kan tevens een
nuttige rol vervullen ter voorbereiding van een formeel
onderhandelingsproces dat eventueel in 2002 in Genève zou kunnen beginnen.
Nederland steunt overleg over dit onderwerp in de EU-ontwapeningswerkgroep.
13 Wie neemt binnen de Verenigde Naties (VN) het initiatief aanvullende
protocollen over clusterbommen op te stellen? Is de regering bereid op dit
punt een voortrekkersrol te spelen?
In de discussie over dit onderwerp is het onderscheid tussen onontplofte
explosieven ("unexploded ordnance", doorgaans aangeduid met UXO) en
clusterbommen niet steeds duidelijk.
Verschillende typen wapens en munitie kunnen na afloop van een conflict als
explosief achterblijven. Te denken is aan landmijnen, submunities van
clusterbommen, granaten en andere explosieven. Het ICRC heeft de aandacht
gevestigd op de problemen die deze wapens veroorzaken en een aantal
maatregelen voorgesteld die zouden kunnen worden ondergebracht bij het
Conventionele Wapensverdrag (CWV)1. Het CWV zou kunnen worden uitgebreid met
een vijfde protocol, over "explosive remnants of war" - letterlijk te
vertalen als explosieve oorlogsresten. Het ICRC gebruikt de aanduiding
"explosive remnants of war" of "remnants" voor alle UXO's, ook
antitankmijnen. Alleen anti-personeel mijnen vallen niet onder dit begrip,
omdat voor dit type wapens al afzonderlijke instrumenten bestaan.
Omdat onontplofte submunities van clusterbommen een belangrijk onderdeel vormen van de "remnants"-problematiek, gaat veel aandacht uit naar de richtlijnen voor het gebruik van dergelijke munitie. Bij de beantwoording van onderstaande vragen is zoveel mogelijk het onderscheid tussen beide thema's gehandhaafd, ook al is het nauwe verband evident.
Er lijkt brede internationale steun te bestaan voor de gedachte om het CWV als uitgangspunt van de discussie over deze problematiek te nemen. Vanuit dit perspectief zou kunnen worden bezien of er internationaal overeenstemming kan worden bereikt over de noodzaak en de wenselijkheid van regels die beogen de gevaren van ongeëxplodeerde explosieven na beëindiging van een conflict te beperken en van regels voor het gebruik van clusterwapens. Het blijft uiteraard ook denkbaar om, als alternatief voor een nieuw protocol bij het CWV, een nieuw verdrag op te stellen.
De regering is al enige tijd actief om een onderhandelingsmandaat tot stand
te brengen. Als het metterdaad tot onderhandelingen komt, zal de regering
zich inspannen voor een voortrekkersrol die past in de traditie van ons land
op humanitair gebied.
14 Hoe ziet volgens de regering het tijdschema voor de totstandkoming van
een nieuw protocol over clusterbommen er uit?
Antwoord
Direct na afloop van het seminar dat eind maart in Nederland is voorzien,
staat de UXO-problematiek op de agenda van de tweede voorbereidende
bijeenkomst van de CWV-toetsingsconferentie in de eerste week van april a.s.
Ook tijdens de derde bijeenkomst in september zal het onderwerp aan de orde
komen. Indien de toetsingsconferentie aan het eind van dit jaar werkelijk
besluit dat er een juridisch instrument inzake "explosive remnants of war"
tot stand moet worden gebracht en daarvoor het mandaat vaststelt, zouden de
formele onderhandelingen in het voorjaar van 2002 kunnen aanvangen. Een
mogelijke eerste stap in dat proces zou de instelling van een internationale
expert-groep kunnen zijn. Wat de regering betreft zouden onderhandelingen zo
spoedig mogelijk tot een concreet resultaat moeten leiden, in ieder geval
vóór de eerstvolgende CWV-toetsingsconferentie in 2006.
Overigens zal in deze voorbereidende fase ook een beslissing moeten worden genomen in hoeverre bestaande juridische instrumenten op het terrein van het humanitair oorlogsrecht, zoals de Rode-Kruisverdragen en de bijbehorende protocollen, het gebruik van clusterbommen thans reeds reguleren.
20 Wat zijn de resultaten van het Amerikaanse onderzoek naar de mankementen
van de NAVO-clusterbom type CBU-87?
Het Amerikaanse onderzoek waarvan de brief gewag maakt, heeft geen
mankementen van de clusterbom van het type CBU-87 aan het licht gebracht. De
afzwaaier die aanleiding vormde voor dit onderzoek betreft één geval waarin
de bom op een onjuiste wijze is afgeworpen. Er is geen reden om in het
algemeen aan de nauwkeurigheid van dit type bom te twijfelen.
22 Kan de regering ingaan op praktische problemen die ontstaan wanneer de
verantwoordelijkheid voor het ruimen van alle UXO's wordt gelegd bij
diegenen die het wapen hebben ingezet?
Antwoord
Voor een luchtaanval op gronddoelen worden formaties gevormd van toestellen
van de landen die aan de operatie deelnemen. Vliegtuigen van verschillende
nationaliteit kunnen dezelfde typen wapens en munitie gebruiken, waardoor
het niet altijd mogelijk is vast te stellen welk land munitie heeft ingezet
waarvan een deel niet is geëxplodeerd. Dit probleem wordt nog groter als er
meer aanvallen zijn uitgevoerd.
Daarentegen is het wel gebruikelijk dat een team van de Explosieven
Opruimingsdienst (EOD) verantwoordelijk wordt gesteld voor de ruiming van
explosieven in een bepaald gebied. Zo wordt in Kosovo de UXO die
NAVO-strijdkrachten hebben veroorzaakt, geruimd door EOD-eenheden die
opereren onder NAVO-vlag (KFOR). Ook Nederlands EOD-personeel heeft UXO
geruimd in een toegewezen gebied en daarenboven in een aantal gevallen de
plaatselijke autoriteiten ondersteund en geassisteerd bij de ruiming.
29 Waarom gaat het Nederlandse standpunt niet in op de voorstellen van het
ICRC om de civiele bevolking te waarschuwen over de gevaren van explosieve
overblijfselen van oorlogshandelingen?
Antwoord
De regering steunt de ICRC-voorstellen om de bevolking te waarschuwen voor
de gevaren van "remnants of war". Zoals uit de notitie blijkt, zou dit deel
kunnen uitmaken van de informatie die wordt verstrekt over gebieden (doelen)
waar clusterbommen en andere munities zijn ingezet en over de soorten
munitie die zijn gebruikt.
31 Hoe reageren producenten van clusterbommen op het aanbrengen van
zelfvernietigingmechanismen op submunitie voor clusterwapens?
Zij zijn bereid de mogelijkheden hiertoe te onderzoeken.
32 Verhoogt het aanbrengen van zelfvernietigingmechanismen de effectiviteit
van het wapen?
Hoewel de technische details van een zelfvernietigingsmechanisme voor
CBU-87-bommen nog niet bekend zijn, moet er voorshands van worden uitgegaan
dat de doeltreffendheid van dergelijke clustermunitie niet toeneemt.
33 Kan de regering nader ingaan op de aarzelingen bij sommige deskundigen
over de haalbaarheid van internationale regelgeving respectievelijk de
behoefte aan "nader technisch onderzoek" ?
34 Hoe verhoudt de Nederlandse positie ("nader technisch onderzoek kan
inderdaad nuttig zijn") zich tot de voorkeur voor snelle internationale
regelgeving?
Antwoord
Tijdens de ICRC-deskundigenbijeenkomst over het onderwerp clusterbommen
bleek dat sommige landen aarzelingen hebben over het stellen van regels voor
het gebruik van clusterbommen. Nader technisch onderzoek, waaruit zou moeten
blijken of, en zo ja in hoeverre, technische aanpassingen aan clusterbommen
de nadelige gevolgen ervan na afloop van een conflict kunnen beperken zónder
afbreuk te doen aan de militair-operationele waarde van het wapen, zou deze
landen over de streep kunnen trekken. Een dergelijke benadering is eerder
van waarde gebleken bij de amendering van Protocol II van het CWV en lijkt
juist snelle en breed gedragen internationale regelgeving te kunnen
bevorderen.
===