http://www.minbuza.nl/content.asp?Key=409175
Ministerie van Buitenlandse Zaken Ministerie van Defensie
Postbus 20061 Postbus 20701
2500 EB Den Haag 2500 ES Den Haag
Aan:
De Voorzitter van de
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Plein 2
2511 CR Den Haag
Kopie:
De Voorzitter van de
Eerste Kamer der Staten-Generaal
Binnenhof 22
2513 AA Den Haag
Onderwerp:
UNMEE / Stand van Zaken
Den Haag, 13 februari 2001
Zeer geachte Voorzitter,
Mede namens de Minister-president informeren wij U over het bezoek van de
Minister-President, Minister Herfkens en Minister De Grave aan Ethiopië en
Eritrea, alsmede over de stand van zaken met betrekking tot UNMEE sinds onze
brief van 19 januari jl.
Bezoek Minister-president, Minister voor Ontwikkelingssamenwerking en
Minister van Defensie
Van 4 tot en met 7 februari jl. hebben Minister-president Kok, Minister
Herfkens en Minister De Grave in het kader van de Nederlandse deelname aan
UNMEE een bezoek gebracht aan Ethiopië en Eritrea. Doel van de reis was het
bezoeken van de Nederlandse troepen in UNMEE en ondersteuning van het
vredesproces. Aangezien de gesprekken met President Isayas Afewerki van
Eritrea en Premier Meles Zenawi van Ethiopië plaatsvonden aan de vooravond
van de bijeenkomst van het Military Coordination Committee (MCC) is veel
aandacht geschonken aan de problematiek van de vaststelling van de grenzen
van de Temporary Security Zone (TSZ). Op 6 februari werd in Nairobi
overeenstemming bereikt over de ligging van de TSZ. Op 4 en 5 februari zijn
gesprekken gevoerd met Isayas, Meles, Speciaal Vertegenwoordiger van het
EU-Voorzitterschap Serri, UNMEE Force Commander Cammaert en Speciaal
Vertegenwoordiger van de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties
(SRSGVN) Legwaila. Op 6 februari is een bezoek gebracht aan de Nederlandse
troepen in het operatiegebied van UNMEE en op 7 februari is een kamp voor
ontheemden bezocht in Eritrea. Hieronder volgt een beknopt verslag van het
bezoek.
President Isayas heeft tegenover de delegatie zijn waardering uitgesproken
voor de Nederlandse bijdrage aan het vredesproces en voor de humanitaire
hulp. Tevens bepleitte hij dat de bilaterale relaties (zowel
ontwikkelingssamenwerking als op handelsgebied) verder zouden worden
ontwikkeld. De Minister-President heeft President Isayas vervolgens
opgeroepen tot overeenstemming te komen over de TSZ en de uitvoering van de
vertrouwenwekkende maatregelen, waarover tijdens het eerdere bezoek van
eerste ondergetekende afspraken waren gemaakt. De Minister-President
onderstreepte ook de noodzaak van verlaging van de militaire uitgaven.
Isayas ging op dit laatste niet direct in, maar wees wel op de economische
consequenties van het conflict. Demobilisatie zou bijdragen aan een daling
van de militaire uitgaven en een verhoging van de productiviteit. De
Minister-President gaf aan dat, afhankelijk van de voortgang bij het
vredesproces, nieuwe ontwikkelingsfondsen weer ter beschikking kunnen worden
gesteld. Met betrekking tot de toekomstige relatie van Eritrea met Ethiopië
gaf Isayas aan dat ondanks het conflict beide volken nauw verwant waren: "We
are blessed to live together".
Op uitnodiging van Minister De Grave voerden de Canadese, Deense en
Nederlandse Ministers van Defensie in Asmara een gesprek met hun Eritrese
collega, Sebhat Ephrem. In het gesprek werd het belang beklemtoond van
spoedige overeenstemming over de Temporary Security Zone. Van Eritrese zijde
werd het vertrouwen uitgesproken dat bij de terugtrekking van eenheden uit
deze zone geen onoverkomelijke problemen zullen rijzen. Na de instelling van
de TSZ zouden beide partijen ook meer dan tot dusver bereid zijn informatie
te verschaffen over de gebieden waar mijnen zijn gelegd. De Eritrese
Minister van Defensie zei dat zijn land alle informatie inzake mijnen die
voor het optreden van Unmee van belang is zonder enige reserve ter
beschikking stelt van de Force Commander. Voorts spraken de vier Ministers
van Defensie over de betekenis van de milities in de TSZ. Deze behoren met
de reguliere politie tot de administratieve bestuursstructuur in Eritrea,
die zal worden hersteld als de militaire eenheden van beide partijen uit de
TSZ zijn teruggetrokken. Er wordt op toegezien dat de omvang en bewapening
(alleen persoonlijke wapens) van de terugkerende milities het niveau van
voorheen niet zal overschrijden.
Het gesprek van de Minister-President, de Minister voor
Ontwikkelingssamenwerking en de Minister van Defensie met Premier Meles van
Ethiopië is eveneens goed verlopen. Meles was dankbaar voor de Nederlandse
bijdrage aan UNMEE en gaf aan dat de gesloten akkoorden zullen worden
gerespecteerd. Met betrekking tot de TSZ gaf Meles aan dat er op 6 februari
nog enkele correcties dienden te worden gemaakt. Van Nederlandse zijde is
benadrukt dat de internationale gemeenschap vooruitgang in het vredesproces
wenst. Meles gaf in reactie hierop aan dat Ethiopië vastbesloten is het
vredesproces tot een goed einde te voeren. Mijnen zullen door Ethiopië
verwijderd worden en de belangrijkste kaarten zouden worden overhandigd aan
UNMEE. Meles toonde zijn bereidheid alle krijgsgevangenen zo spoedig
mogelijk vrij te zullen laten. Hij was ontstemd over de situatie van de
civiele gedetineerden in Eritrea. Meles meldde dat bij Ethiopische
oppositiegroepen en de diaspora weerstand bestaat tegen het vredesakkoord,
met name vanwege de positie van de havenplaats Assab.
Minister Herfkens indiceerde dat zij graag de ontwikkelingsrelatie weer zou
willen herstellen, maar dat verdere vorderingen in het vredesproces daarvoor
cruciaal zijn.
Tot slot informeerde Minister-President Kok naar de stand van zaken met
betrekking tot de Ethiopische vakbond van onderwijzend personeel. Meles gaf
in reactie hierop aan dat er sprake is van rivaliteit tussen de grote
erkende en een kleinere niet-geregistreerde vakbond. Binnenkort zou een
missie van de internationale vakbondsorganisatie Education International
worden ontvangen om hierover te spreken.
Senator Serri, de Speciale Vertegenwoordiger van het EU-voorzitterschap, gaf
tijdens een gesprek met de delegatie aan dat het Nederlandse bezoek aan de
regio op het juiste moment was gekomen en hij bedankte Nederland voor de
bijdrage aan UNMEE. Het was nu zaak om beide regeringsleiders te overtuigen
van de noodzaak tot een akkoord te komen tijdens de bijeenkomst van de MCC
in Nairobi op 6 februari. Dit akkoord zou de vaststelling van de TSZ moeten
behelzen met inbegrip van een tijdschema voor de terugtrekking van de
Ethiopische troepen en de herpositionering van de Eritrese troepen. Het
moest niet worden toegestaan dat er nog onderhandelingen zouden plaats
vinden over de vaststelling van de zone zoals aangegeven door de Speciale
Vertegenwoordiger van de SGVN. Senator Serri meldde dat President Isayas
zich zorgen maakte over de bescherming van de burgerbevolking en dat
Ethiopië moest voorkomen dat mensen die daar niet eerder woonden zich zouden
vestigen in de TSZ. Ook gaf hij aan dat de vaststelling van de TSZ niet van
invloed mocht zijn op de arbitrage met betrekking tot de grens. Tenslotte
pleitte hij voor het opnieuw starten van de ontwikkelingsprogramma's, nadat
beide partijen zich hadden teruggetrokken. Naar Senator Serri's mening
zouden beide landen deelnemen aan de besprekingen in Nairobi, hetgeen hij
zag als een positief signaal.
De heer Legwaila, de Speciale Vertegenwoordiger van de SGVN, sprak zijn
waardering uit voor de Nederlandse bijdrage aan UNMEE en pleitte voor een
stapsgewijze benadering: eerst moesten de partijen akkoord gaan met de
voorgestelde TSZ en vervolgens moest er een plan voor terugtrekking
overeengekomen worden. Het was cruciaal dat er nu vorderingen werden gemaakt
en dat niet werd toegestaan dat de ene partij de andere de schuld kon geven
voor een eventuele mislukking. Positieve signalen over een toekomstig
herstel van de hulprelatie waren van belang om de partijen bij de les te
houden. Positief was dat Ethiopië en Eritrea voor de deadline van 26 januari
de leden hadden benoemd voor de grenscommissie en de claimscommissie.
Generaal-Majoor Cammaert, Force Commander UNMEE, zei dat tijdens de
vergadering van het MCC van 28 december 2000 Eritrea het voorstel van
Ethiopië geheel had verworpen, maar dat er nu een nieuw door de VN opgesteld
voorstel op tafel lag. Met betrekking tot ontmijning gaf Cammaert aan dat
beide partijen weliswaar informatie hadden gegeven over de ligging van de
mijnenvelden, maar dat deze informatie niet volledig was. Hij verwachtte dat
na de vaststelling van de TSZ de resterende informatie los zou komen, wat
juist vanwege het humanitair ontmijnen van belang is. Het staakt-het-vuren
van 18 juni 2000 was niet geschonden. Hij verwachtte dat rond 16 februari
as. De eerste groep van 200 Keniase soldaten zouden arriveren voor de
Oostelijke Sector. Tenslotte meldde Cammaert dat UNMEE in samenwerking met
de BBC en CNN een informatiecampagne had opgezet.
Ontwikkelingssamenwerking en humanitaire hulp
Minister Herfkens heeft tijdens het bezoek aan Asmara gesproken met Dr.
Woldai Futur, adviseur macro-steun en verantwoordelijke voor het economische
beleid en de relaties met donoren van Eritrea. Hierbij gaf zij aan dat
Nederland de hulp gradueel zal hervatten zodra er sprake is van een
onomkeerbaar vredesproces. De Nederlandse hulp zal zich na hervatting in
eerste instantie richten op co-financiering van multilaterale initiatieven.
Daarbij zullen de relaties met de Wereldbank en het IMF nauwlettend worden
gevolgd. Nederland zal via de ambassade de dialoog aangaan over de
sectorbenadering, waarbij "ownership" voorop zal staan. Indien
overeenstemming wordt bereikt over de door Nederland te steunen sectoren zal
ondersteuning op de lange termijn begrotingssteun kunnen behelzen. Daarvoor
is het wel noodzakelijk dat er voldoende inzicht bestaat in de begroting en
dat de defensie-uitgaven aanzienlijk verminderen.
In Eritrea zijn van de circa 300.000 ontheemden ongeveer 200.000 opgevangen
in kampen. Tijdens een bezoek aan een ontheemdenkamp in Eritrea heeft
Minister Herfkens een voorlopige versie van het Consolidated Appeal (CAP)
2001 in ontvangst genomen. Het CAP voor Eritrea betreft US$ 157 mln aan
noodhulpbehoeften voor zowel ontheemden als droogteslachtoffers, o.m. op het
gebied van terugkeer en de reintegratie van ontheemden, rehabilitatie en
reconstructie. Minister Herfkens indiceerde dat Nederland hieraan zal
bijdragen, met name aan de non-food component en de reproductieve
gezondheidszorg. Een definitieve beslissing terzake zal worden genomen na
ontvangst van de CAP voor Ethiopië. Inmiddels is vernomen dat voor Ethiopië
het voorlopige CAP US$ 203 mln bedraagt. Dit CAP is eveneens gericht op de
ondersteuning van zowel ontheemden als slachtoffers van de droogte. De
definitieve documenten zullen naar verwachting op korte termijn aan de
donorgemeenschap ter beschikking worden gesteld. Nederland zal in het kader
van de 'evenhandedness'-benadering maximaal 5% van de humanitaire
hulpbehoeften aan de genoemde CAP's voor beide landen bijdragen.
Eveneens bestaat de bereidheid om het door de Wereldbank opgezette demobilisatieprogramma in Eritrea financieel te ondersteunen.
Het totale aantal krijgsgevangenen wordt momenteel door het ICRC nog geschat op 2.000 Eritreërs in Ethiopië en ongeveer 600 Ethiopiërs in Eritrea. Het ICRC heeft adequate toegang tot deze personen die in kampen zitten. In de afgelopen drie weken heeft geen georganiseerde terugkeer kunnen plaatsvinden. Politieke gevoeligheden en het afwachten van de besprekingen inzake de TSZ waren daarvan de oorzaak. Naar verwachting zullen op korte termijn in beide landen wederom krijgsgevangenen worden vrijgelaten.
Voortgang vredesproces
Temporary Security Zone
Tijdens de derde bijeenkomst van het MCC op 6 februari in Nairobi werd
algemene overeenstemming bereikt over de ligging van de TSZ. De
besluitvorming vond plaats op basis van een voorstel van de VN nadat de
partijen onderling niet tot overeenstemming waren gekomen. In dit voorstel
worden Badme en Zalambessa onder Ethiopisch bestuur geplaatst, terwijl in de
oostelijke sector de door Ethiopië geclaimde plaats Deba Sima aan Eritrea
wordt toegewezen. Benadrukt wordt dat de ligging van de TSZ niet
vooruitloopt op de definitieve grensafbakening. Ethiopië maakte een
voorbehoud dat het noodzakelijk kon zijn de grens van de TSZ verder aan te
passen.
Ethiopië zal zijn troepen tussen 12 en 26 februari a.s. terugtrekken uit de
TSZ, terwijl Eritrea zijn troepen tussen 17 februari en 3 maart zal
herpositioneren. UNMEE zal de terugtrekking waarnemen en controleren. Op 10
februari verklaarde de Force Commander dat hij beschikt over een"credible
force"om het mandaat uit te voeren.
Deze overeenstemming is een belangrijke stap voorwaarts die aangeeft dat de
partijen het vredesproces serieus nemen.
Arbitragecommissies
Conform de overeenkomst van Algiers van 12 december jl. benoemden Ethiopië
en Eritrea op 26 januari elk 2 leden voor zowel de grenscommissie als de
claimscommissie. De namen van betrokkenen zijn nog niet vrijgegeven. De
leden van de commissies buigen zich thans over de benoeming van het vijfde
lid, tevens voorzitter. Na die benoeming dient binnen 15 dagen een eerste
bijeenkomst plaats te vinden.
Group of Friends
Op 29 januari kwamen de "Friends of UNMEE" voor het eerst bijeen in New
York. Naast Nederland als initiatiefnemer namen Italië, Algerije,
Denemarken, Jordanië, Canada, India, Kenia, VS en Noorwegen deel.
Afgesproken werd dat de groep in eerste instantie informatie zal uitwisselen
over het functioneren van UNMEE en de politieke context waarin deze
opereert. Nederland zal zich inspannen tijdens de tweede bijeenkomst het
ambitieniveau van de groep verder op te voeren. Nadrukkelijk werd
afgesproken dat de groep zich niet direct zal bemoeien met de uitvoering van
de bepalingen van het vredesakkoord. De groep zal informeel zijn en open en
transparant moeten functioneren.
Ambassadeur in Bijzondere Dienst
Na eerdere bezoeken aan New York en Washington heeft de Ambassadeur in
Bijzondere Dienst op 29 januari een gesprek gevoerd met EU-vertegenwoordiger
Serri. Deze gaf aan dat er geen reden is voor pessimisme maar dat de
internationale gemeenschap wel de nodige druk zal moeten uitoefenen op
Ethiopië en Eritrea, m.n. waar het de instelling van de TSZ betreft. Serri
reisde zelf met dit doel naar de regio. Serri gaf aan de Group of Friends te
steunen.
Ook voerde de Ambassadeur gesprekken met de twee nieuwe westelijke leden van
de Veiligheidsraad, Ierland en Noorwegen.
Activiteiten Veiligheidsraad
De Amerikaanse ontwerp-resolutie waarin de vredesregeling van 12 december
jl. wordt verwelkomd en het wapenembargo wordt opgeheven is niet in stemming
gebracht. Er is nu in de Veiligheidsraad onvoldoende steun voor de opheffing
van het wapenembargo (de overige bepalingen van de ontwerpresolutie leveren
uiteraard geen problemen op). Op 9 december jl. nam de Veiligheidsraad een
Voorzittersverklaring aan, die in essentie bestaat uit de tekst van het
Amerikaanse ontwerp van december jl. Van opheffing van het wapenembargo is
in deze tekst echter geen sprake.
Operatie
Verzoek tot tijdelijke stationering in de Oostelijke Sector
Medio januari heeft de VN een verzoek gedaan aan Nederland en Canada om een detachement uit het NECBAT tijdelijk te stationeren in de Oostelijke Sector. Het zou gaan om 75 tot 80 militairen. Reden voor het verzoek was de vertraging in de ontplooiing van het Keniase bataljon en de wens van de VN om in alle sectoren een zeker mate van militaire aanwezigheid te verzekeren. Canada heeft zich inmiddels bereid verklaard tijdelijk een Canadees detachement uit het NECBAT voor korte tijd in de Oostelijke Sector te stationeren. NECBAT kan zonder bezwaar tijdelijk de taken van dit detachement in de Centrale Sector overnemen. Overigens zullen zeer binnenkort de eerste Keniase militairen in de Oostelijke Sector arriveren.
Situatie Nederlandse eenheden
De Nederlandse militairen in UNMEE zijn gereed voor, en voor een deel al
begonnen met, het uitvoeren van hun militaire opdracht. Dit werd bevestigd
tijdens het werkbezoek aan het operatiegebied. De opbouw van de
compagnieslocaties is voltooid; op 26 januari jl. is het personeel van het
geniedetachement per KDC-10 naar Nederland teruggekeerd. De Hr.Ms.Rotterdam
is reeds eind januari met geniematerieel vertrokken uit de haven van Massawa
richting Nederland. De Nederlandse eenheden voeren (route)verkenningen uit
en lopen patrouilles waarbij ze vrijwel volledige bewegingsvrijheid
genieten. Over het gebruik van de 'high altitude corridor' blijft onenigheid
bestaan tussen Ethiopië en Eritrea, maar de SGVN zal druk uitoefenen op de
beide partijen om een corridor tot stand te brengen. De Slowaakse
mijnenruimcompagnie ruimt in de Centrale Sector ongesprongen explosieven en
mijnen.
De komende weken zullen de Nederlandse militairen in de Centrale Sector
toezien op de terugtrekking van de Ethiopische en Eritrese strijdkrachten
uit de TSZ. De Force Commander heeft de beide partijen tijdens het MCC van 6
februari gemaand tot een ordelijke en gedisciplineerde terugtrekking. Beide
partijen beloofden hun legers dienovereenkomstig te instrueren. Het is
echter niet uitgesloten dat bij de uitvoering van de terugtrekkingsplannen
tussen de partijen meningsverschillen ontstaan ten aanzien van specifieke
plaatsen op of rond de zuidelijke grens van de TSZ.
Conform het staakt-het-vuren akkoord van 18 juni 2000 zal Eritrea na de
totstandkoming van de TSZ zijn civiele gezag in het gebied herstellen. Dit
betekent dat Eritrese politie-eenheden en milities terugkeren. Een
sub-commissie van het MCC zal een protocol opstellen over de omvang en de
bewapening van de milities.
Risico's
Militaire situatie
Er hebben zich gedurende de afgelopen periode geen significante militaire
ontwikkelingen voorgedaan. De Eritrese en Ethiopische consolidatie van de
respectievelijke definitieve posities heeft zich voortgezet. De militaire
situatie in de Centrale Sector is relatief stabiel.
Oppositionele bewegingen
Volgens recente berichten zou de Eritrese Islamitische Jihad hebben gedreigd
met de ontvoering van UNMEE-personeel. Deze oppositiebeweging is vooral
actief in het Islamitische zuidwesten en noorden van Eritrea. Berichten over
de dreigementen waren afkomstig van Eritrese militaire autoriteiten. Later
heeft een Eritrese vertegenwoordiger in het MCC verklaard dat de
dreigementen niet gericht waren tegen personeel van UNMEE of de NGO's, maar
tegen Eritrese overheidsfunctionarissen en Eritrese militairen.
In het operatiegebied van UNMEE zijn, zoals eerder bericht in de brief aan
de Kamer van 9 oktober jl., verschillende oppositionele groeperingen. Er
zijn vooralsnog geen concrete aanwijzingen dat deze groeperingen voornemens
zijn acties uit te voeren tegen VN-personeel of medewerkers van NGO's, al
blijft oplettendheid geboden.
Gezondheidsrisico's
Hygiëne en Preventieve Gezondheidszorg functionarissen (HPG-ers)
inspecteren, zoals gemeld in de brief aan uw Kamer van 19 januari jl.,
regelmatig de Nederlandse locaties. Ten aanzien van de watervoorziening
hebben zij enkele aanbevelingen gedaan om de situatie op enkele details nog
te verbeteren. Tevens doen zij onderzoek naar de mogelijke gevolgen van de
stofvorming in het operatiegebied. In afwachting van de resultaten van dit
onderzoek is besloten het NECBAT ter bescherming te voorzien van papieren
stofmaskers.
In het bijzonder zal aandacht worden besteed aan de achtergrondstraling in
het operatiegebied. Tijdens de verkenningsmissie van het Nederlandse
contingent in UNMEE in oktober jl. zijn metingen verricht naar de
natuurlijke achtergrondstraling. De gemeten stralingswaarden zijn
vanwege de vulkanische oorsprong van de bodem hoger dan in Nederland, maar
blijven binnen de maximumwaarden die volgens de Nederlandse regelgeving
aanvaardbaar zijn. Een Canadees team zal additionele metingen verrichten op
de locaties van het NECBAT. Bepaalde functionarissen zullen worden uitgerust
met zogeheten "dosismeters".
Daarnaast is eind januari op de Nederlandse logistieke basis in Dek'emhare
materiaal aangetroffen dat, na microscopisch onderzoek door de HPG, een op
asbest lijkende stof lijkt te bevatten. Tot op heden zijn veertien kleine
stukjes van het materiaal aangetroffen in een beperkt gebied. Op korte
termijn zal dit gebied uit voorzorg worden afgedekt met een laag steenslag.
Een monster van het materiaal is naar Nederland gezonden voor onderzoek. Het
personeel in Dek'emhare is op de hoogte gebracht. HPG-specialisten zullen
alle andere Nederlandse locaties eveneens controleren op aanwezigheid van
dergelijk materiaal.
De Minister van De Minister voor De Minister van
Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking Defensie
===